ECLI:NL:RBLIM:2025:9997

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
03/341954-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van explosieve stoffen en het teweegbrengen van ontploffingen

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 27 december 2023 in de gemeente Stein in het bezit was van explosieve stoffen, te weten triacetontriperoxide (TATP) en diacetondiperoxide (DADP). De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van deze stoffen en het teweegbrengen van ontploffingen, wat resulteerde in een veroordeling tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze explosieve stoffen had verworven en dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het veroorzaken van ontploffingen. Tijdens de zitting op 30 september 2025 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank constateerde dat er sprake was van een vormverzuim, maar oordeelde dat dit niet leidde tot bewijsuitsluiting. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van het voorhanden hebben van zelfgemaakte pijpbommen, maar de rechtbank achtte de overige feiten bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. Tevens werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien het verhoogde recidiverisico na afloop van de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/341954-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1987,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in [adres PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat, kantoorhoudende te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 september 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 27 december 2023 opzettelijk 400 gram triacetontriperoxide (hierna: TATP) en/of diacetondiperoxide (hierna: DADP) en/of 11 pijpbommen voorhanden heeft gehad;
Feit 2:op 27 december 2023 stoffen en voorwerpen heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing;
Feit 3:in de periode van 1 september 2023 tot en met 26 december 2023 telkens opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.Geldigheid van de dagvaarding

Door de raadsman is bepleit dat de dagvaarding ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde nietig moet worden verklaard, omdat op basis van de tekst van de tenlastelegging het voor de verdediging onduidelijk is tegen welke specifieke strafbaarstelling in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de verdachte zich moet verdedigen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De tekst in de tenlastelegging is naar het oordeel van de rechtbank dusdanig duidelijk dat er geen redelijk misverstand over kan bestaan tegen welk verwijt de verdachte zich dient te verdedigen. Van enig misverstand hieromtrent is overigens tijdens de zitting ook niet gebleken.
Daarbij vindt de stelling van de raadsman dat in de tenlastelegging nader geconcretiseerd had moeten worden welke strafbaarstelling uit artikel 157 Sr aan de orde is, geen steun in het recht.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de verdachte bekend TATP en DADP voorhanden te hebben gehad. Ook het voorhanden hebben van de 11 pijpbommen kan bewezen worden verklaard. Op basis van de filmpjes en berichten die in de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, zijn verklaringen én de wapenbevindingen in het dossier, blijkt dat dit pijpbommen waren. Tevens heeft de verdachte de voorwerpen en stoffen genoemd op de tenlastelegging onder feit 2 voorhanden gehad ter voorbereiding van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing. Het bewijs van feit 3 baseert de officier van justitie op hetgeen is aangetroffen in de telefoon van de verdachte, de verklaring van getuige [naam getuige] bij de politie en de
pinpointsvan de enkelband van de verdachte nabij de brug in Urmond. Alle bewijsmiddelen dienen ten aanzien van alle drie de feiten in onderling verband en in samenhang te worden bezien.
Tot slot heeft de officier van justitie – in reactie op het hierna te bespreken verweer van de verdediging over het ontbreken van de vereiste toestemming van de rechter-commissaris bij het doorzoeken van de telefoon van verdachte – de rechtbank verzocht om met de enkele constatering van het vormverzuim te volstaan. Er is inderdaad sprake van een vormverzuim, maar indien voorafgaand om toestemming van een rechter was verzocht, was deze, gelet op de verdenking en de ernst van de feiten, zonder nadere beperking gegeven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onder verwijzing naar de Landeck-jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de daaropvolgende rechtspraak van de Hoge Raad (zie o.a. ECLI:NL:HR:2025:409) op het standpunt gesteld dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim aangezien er geen toetsing door de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, voordat er onderzoek aan de telefoon van de verdachte heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van TATP en/of DADP onder feit 1 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte bekent dit, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs om een concrete hoeveelheid bewezen te verklaren. Van het voorhanden hebben van de pijpbommen moet de verdachte partieel worden vrijgesproken. De verdachte heeft in een vroeg stadium een alternatieve verklaring gegeven die niet onaannemelijk is en het dossier bevat geen bewijs dat in strijd is met die verklaring.
Van feit 2 moet de verdachte worden vrijgesproken. Dat de verdachte hobbymatig vuurwerk fabriceerde, wil niet zeggen dat hij opzet had om een ontploffing te veroorzaken waarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De verdachte moet ook van feit 3 worden vrijgesproken, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat. De bevindingen omtrent de
pinpointsvan de enkelband van de verdachte zijn onvoldoende specifiek om tot het bewijs te dienen. Ook de schade die aan de brug is geconstateerd, kan op basis van het onderhavige dossier niet aan de verdachte worden toegeschreven. Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, bij bewezenverklaring van de feiten 1 en 2, sprake is van eendaadse samenloop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vormverzuim – onderzoek aan de telefoon zonder rechterlijke toetsing
Het onderzoek aan de telefoon van de verdachte heeft zonder voorafgaande toestemming van een rechter plaatsgevonden. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat die toestemming wel was vereist en dat door het ontbreken daarvan het recht op privacy van verdachte is geschonden. Dat betekent dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Dat verzuim is ernstig, want van beperkingen in het onderzoek aan de telefoon is niet gebleken. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het Landeck-arrest niet volgt dat deze schending van de privacy van de verdachte per definitie tot strafvermindering moet leiden. In deze zaak is sprake van een verdenking van ernstige strafbare feiten. Als de rechter-commissaris om toestemming was gevraagd voor onderzoek aan de telefoon zoals dat heeft plaatsgevonden, dan had deze die toestemming kunnen geven en naar alle waarschijnlijkheid ook daadwerkelijk gegeven. Er kan derhalve niet gezegd worden dat de verdachte door het vormverzuim in een nadeligere positie is geraakt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het belang van de verdachte dat geen strafbare feiten zouden worden ontdekt geen rechtens te respecteren belang is. Vanwege het ontbreken van enig daadwerkelijk nadeel is de rechtbank van oordeel dat bewijsuitsluiting en/of strafvermindering geen gerechtvaardigde rechtsgevolgen van het vormverzuim zijn. De rechtbank volstaat dan ook met de constatering van het vormverzuim.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [naam verbalisant 1]relateert, – zakelijk weergegeven –, voor zover hier van belang, het volgende: [2]
Op 27 december 2023 kwam er informatie naar boven dat de verdachte [verdachte] in het bezit zou zijn van explosieven. De verdachte gaf toestemming tot het doorzoeken van zijn woning aan de [adres 2] te Urmond. Nadat de teamleider explosieven verkenning en de speurhonden een verkenning hadden gedaan in de woning, bleek dat er mogelijk sprake was van een grote hoeveelheid aan verschillende stoffen. Vervolgens is de EOD (
de rechtbank begrijpt:Explosieven Opruiming Dienst) ter plaatse gekomen. Aldaar troffen zij direct veel aanwijzingen aan welke duidden op het bereiden van explosieven. Zo werd er onder andere aceton aangetroffen. Ook werden er diverse lonten aangetroffen. Hierna is er verder onderzoek uitgevoerd in de woning. In de woonkamer werd vervolgens, door het uitvoeren van een indicatieve test, TAPT (
de rechtbank begrijpt: triacetontriperoxide), aangetroffen. TATP betreft een zeer explosieve stof welke zeer instabiel is. Vervolgens werd er wederom TATP aangetroffen in het schuurtje van de woning. Door de EOD werd aan mij aangegeven dat het hierbij ging om een grote hoeveelheid TATP waarbij sprake was van veel risico voor ons en de omwonenden.
Verbalisant [naam verbalisant 2]relateert, – zakelijk weergegeven –, voor zover hier van belang, het volgende: [3]
[adres 2] Urmond: Door de EOD werden twee goederen op veilige en gecontroleerde wijze tot ontploffing gebracht. Monsters van deze goederen werden afgenomen en ter analyse verzonden aan het NFI. Het betreft de onderstaande twee monsters:
Poeder, explosief 2023204149-92133 SIN AAPP5621NL. Door EOD werd epitheel
afgenomen van dit goed. Poeder, explosief 2023204149-92134 SIN AAF3039NL. Door EOD werd epitheel afgenomen van dit goed.
In de woning werden een aantal precursoren voor explosieven aangetroffen.
2023204149-92135, SIN AAFI3876NL vaste stof
2023204149-91749, SIN AARH0540NL, jerrycan waterstofperoxide
2023204149-91750, SIN AARH0541NL, jerrycan aceton
2023204149-91762, SIN AARH0543NL zakje koperpoeder
Het
Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) heeft de monsters met Spoor Identificatienummers AAPP5621NL en AAFI3039NL onderzocht. Beide monsters van respectievelijk 300 en 3 gram betreffen een mengsel van triacetontriperoxide (TATP) en diacetondiperoxide (DADP). TATP en DADP zijn beide zogenaamde primaire (dat wil zeggen ontsteekgevoelige) springstoffen. [4]
Ook het voorwerp met Spoor Identificatienummer AAFI3876NL is onderzocht en dit bleek een geïmproviseerd lont te zijn dat geschikt is om explosieve stoffen op basis van TATP mee te ontsteken. [5]
Verbalisanten [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4]relateren namens het Nationaal Bom Data Centrum (NBDC), voor zover hier van belang, het volgende: [6]
Op 27 december 2023 zijn tijdens een opsporingsonderzoek in een woning aan de [adres 2]
te Urmond diverse precursoren en artikelen aangetroffen die zouden kunnen duiden op het vervaardigen van zelfgemaakte explosieven.
De navolgende precursoren zijn door ons, verbalisanten, aangetroffen in het onderzoek:
- 001 aceton
- 002 waterstofperoxide
- 004 natriumcarbonaat
- 008 ammoniumnitraat
- 009 zwavelpoeder
Indicatief onderzoek precursor 001: Ik verbalisant [naam verbalisant 5] , heb een monster genomen van de doorzichtige vloeistof in deze jerrycan en heb dit monster getest. Ik, verbalisant [naam verbalisant 5] , zag dat het spectrum van dit monster overeenkwam met het spectrum van acetone (aceton).
Indicatief onderzoek precursor 002: Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , heb een monster genomen van de doorzichtige vloeistof in deze jerrycan en heb dit monster getest. Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , zag dat het spectrum van dit monster overeenkwam met het spectrum van hydrogen peroxide (waterstofperoxide).
Indicatief onderzoek precursor 004: Ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , heb een monster genomen van deze witte kristallijne stof en getest. Ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , zag dat het spectrum van dit monster overeenkwam met het spectrum van Sodium carbonaat decahydrate (natriumcarbonaat).
Indicatief onderzoek precursor 008: Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , heb een monster genomen van de korrels in de blauwe zak en heb dit monster getest. Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , zag dat het spectrum van dit monster overeenkwam met het spectrum van o.a. ammonium nitrate (ammoniumnitraat). Ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , zag dat de uiterlijke verschijningsvorm van de grijze korrels overeenkwam met kunstmestkorrels, waarvan het hoofdbestanddeel ammoniumnitraat kan zijn.
Indicatief onderzoek precursor 009: Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , heb een monster genomen van het grijze poeder in de plastic zak en heb dit monster getest met de FirstDefender. Ik, verbalisant, [naam verbalisant 3] , zag dat het spectrum van dit monster overeenkwam met het spectrum van Sulfur powder (zwavelpoeder).
Uit een BVH-mutatie blijkt dat er naar alle waarschijnlijkheid op 27-12-2023 TATP is aangetroffen in de woning aan de [adres 2] te Urmond. Ons, verbalisanten, is ambtshalve bekend dat dit een zeer gevoelige explosieve stof is. Bij de ontploffing van TATP treedt een schokgolf, hitte en brisantie op. Indien de TATP is opgesloten in een container, treedt bovendien scherfwerking van de container op. De mate waarin deze effecten optreden zijn o.a. afhankelijk van de hoeveelheid en de zuiverheid van de TATP, het containermateriaal en de wijze van opsluiting in deze container en de omgeving waarin de ontploffing optreedt. Als bijvoorbeeld 250 gram TATP in opgesloten toestand tot ontploffing komt, ontstaat door de genoemde effecten, afgezien van materiele schade, tot op een afstand in de orde van grootte van enkele tientallen meters gevaar voor zwaar lichamelijk tot dodelijk letsel voor personen.
Precursoren: Voor het maken van TATP zijn o.a. waterstofperoxide en aceton benodigd. Beide precursoren zijn door ons, verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 3] , via het indicatief onderzoek aangetroffen. Daarnaast is ons, verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 3] , uit het indicatief onderzoek gebleken dat er ook ammoniumnitraat is aangetroffen. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm betreffen dit waarschijnlijk kunstmestkorrels, waar nog andere chemicaliën aan toegevoegd zijn. Ambtshalve is ons bekend dat met de eveneens aangetroffen zwavelpoeder (…) ook een explosieve stof gemaakt kan worden, te weten ANS (Ammonium Nitrate Sulphur) of ANIS (Ammonium Nitrate Iced Sugar).
Ook is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat ammoniumnitraat kan worden toegevoegd aan TATP om deze laatste minder gevoelig te maken. Deze explosieve stof wordt dan APAN genoemd (Acetone Peroxide Ammonium Nitrate). Het is ons, verbalisanten, ambtshalve bekend dat natriumcarbonaat, aangetroffen bij de indicatieve onderzoeken, gebruikt kan worden in het productieproces van TATP.
Het voorhanden hebben van TATP en DADP is strafbaar gesteld in artikel 2 lid 1 van de Wet wapens en munitie en betreft een wapen van categorie II onder 7°. Dit is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 juncto artikel 55 lid 7 van de Wet wapens en munitie.
Getuige [naam getuige] verklaardeop 28 december 2023, voor zover hier van belang, het volgende: [7]
V: vraag verbalisant
O: opmerking verbalisant
A: antwoord getuige
V: Wanneer heeft u voor het laatst gezien of gehoord dat [verdachte] bezig was met het
maken van explosieven?
A: Ik denk begin november was hij nieuwe dingen aan het proberen. Dit liet hij me
zien in zijn woning gelegen aan de [adres 2] te Urmond. (…) Ik heb gezien wat dit spul gedaan heeft bij de brug in Urmond.
(…)
O: U zegt, ik heb gezien wat het met de brug in Urmond heeft gedaan.
V: Heeft u de schade bekeken achteraf (…)?
A: Achteraf toen we aan het wandelen waren met onze dochter. [verdachte] zei toen dat ik zo
dadelijk eens bij de brug kon zien wat de ontploffingen teweeg hadden gebracht. Die
wandeling was ergens in november dit jaar. Ik zag onder de brug stukken steen liggen.
Ik zag scheuren in de brug.
(…)
V: Hoe lang bent u er van op de hoogte dat [verdachte] zich bezig houdt met het maken van
explosieven?
A: Ik denk dat hij er al twee jaar mee bezig is. Hij zoekt het allemaal op via
internet en probeert dan van alles uit. Uren filmpjes kijken en erover lezen.
(…)
V: Op welke dagen heeft [verdachte] explosieven tot ontploffing gebracht onder de brug in
Urmond?
A: Dat zou ik kunnen nakijken op mijn telefoon (…). Op 23 november vind ik een appgesprek terug in mijn telefoon. [verdachte] appte mij dat hij een week of twee weken geleden een dikke gemaakt had bij de brug.
Noot verbalisanten: Wij zagen op de telefoon van aangever een app bericht. Het betrof
een app in Limburgs dialect tussen aangever en [verdachte] (telefoonnummer [gsm-nummer] ).
(…) Als bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd: Foto van een appgesprek aangever/verdachte
(…)
[verdachte] , 20:05-20:07: “(…) hub weak geleje of 2 weake eg dikke gemaakr bie de bruk allein tapt bienoa alles wat ich der nog van had. zo ennuh vuurbal jonguhh (…) Die luukes denke edere keer dat de apocolypse is oetgebrooke … zin luu wat jeet durve te goan zeuke es der een knal is want waren geintimideerd door de kracht van de explosies Mer hub in de tied ver ff apart zin geweas eg zieke sjizzel dertusse zitte gehad.. dea slaag veulde ste in stein nog in hoes benne vanonder de bruk hie
[gevolgd door een schaterlachende smiley en een smiley met rode wangen, rechtbank]”
Verbalisant [naam verbalisant 6]relateert – zakelijk weergegeven –, voor zover hier van belang, als het volgende: [8]
Op 30 december 2024 bekeek ik de veiliggestelde data van de telefoon van de verdachte [verdachte] .
Whatsapp 27-09-2023:
Te zien is dat de video wordt opgenomen met in beeld de woning van de verdachte
[verdachte] . Ik hoor dat in het filmpje wordt gesproken in het Limburgs dialect. Ik hoor dat de persoon zegt:
'ik ga even een bommetje doen onder de brug'
'
ik wil hem eens filmen, ik vergeet de bommetjes altijd te filmen'
'Tatta tattataaaa, dat moet een mooie worden'
Whatsapp 28-09-2023:
Ik hoor dat in het filmpje wordt gesproken in het Limburgs dialect. Ik hoor dat niet
alles wat gezegd wordt, verstaanbaar is. Ik hoor dat de persoon zegt:
'zwart kruid he, je weet hoe zwart kruid brand he...en weg'
'dit is 4 keer krachtiger dan wart kruid, 4 à 5 keer, hetzelfde als TNT en dynamite1.
Verbalisant [naam verbalisant 6]relateert – zakelijk weergegeven –, voor zover hier van belang, als het volgende: [9]
Door collega [naam verbalisant 7] werden de enkelbandgegevens van de verdachte [verdachte]
gevorderd bij de reclassering. De aangeleverde gegevens werden door mij onderzocht.
Hierdoor werd, op basis van de coördinaten, een kaart samengesteld met
pinpoints.
Bij elke pinpoint staat een datum/tijdnotitie. Op de brug van de Bergerweg in Urmond zijn er meerdere
pinpoints.
woensdag 2023-09-27 04:01:06 uur
woensdag 2023-09-27 06:20:26 uur
In het proces-verbaal van bevindingen 2023204149-28 staan filmpjes vanaf de telefoon
van de verdachte [verdachte] beschreven. Hierin staat op 27-09-2023 een filmpje waarin de
verdachte [verdachte] zegt:
'ik ga even een bommetje doen onder de brug'
'ik wil hem eens filmen, ik vergeet de bommetjes altijd te filmen’
'Tatta tattataaaa, dat moet een mooie worden'
Hierbij laat de verdachte [verdachte] een bom zien, welke hij vasthoudt. Het filmpje is gemaakt omstreeks 00:55 uur. Voorgenoemde datum komt overeen met een pinpoint van de enkelbandgegevens.
De verdachte verklaarde ter terechtzittingvan 30 september 2025 – zakelijk weergegeven –, voor zover hier van belang, het volgende:
Het klopt dat ik op 27 december 2023 TATP en DADP in huis had. Ik had interesse in het maken van bommetjes en werd daardoor gefascineerd en liet mij meeslepen. Toen ben ik zelf gaan knutselen. Dat was in de periode dat ik mijn enkelband droeg. Ik had inderdaad de voorwerpen en stoffen genoemd onder feit 2 in huis, maar berylliumnitraat had ik niet. Die lonten waren Chinese lonten. Ik heb inderdaad wel eens iets laten ontploffen in de buurt van de brug in Urmond. Ik ging bij de brug vaak ’s nachts wandelen. Ik weet dat TATP en DADP heel gevaarlijk zijn. Als je dat niet goed bewaart, kan het flink mis gaan. Je bent levensmoe als je dat in een ijzeren pijp bewaart.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Feit 1 – Voorhanden hebben van TATP en DADP
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte TATP en DADP voorhanden heeft gehad. Dit heeft de verdachte ter terechtzitting bekend.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van 11 zelfgemaakte pijpbommen en/of onderdelen daarvan. Eerst en vooral moet worden opgemerkt dat er geen daadwerkelijke pijpbommen, dat wil zeggen van explosief materiaal voorziene voorwerpen, aangetroffen zijn. Dan resteert de vraag of, in het licht van het dossier, de aangetroffen metalen buisvormige voorwerpen aangemerkt moeten worden als onderdelen of hulpstukken van pijpbommen. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. De verdachte heeft reeds in een vroeg stadium verklaard dat de aangetroffen metalen voorwerpen diverse herkomsten hebben; het betreffen pijpjes die hij gebruikte bij de productie van wietolie, resten van een badkamerverbouwing en restanten van pogingen om zaklantaarns aan te passen. De hiermee door de verdachte gegeven alternatieve verklaring is, naar het oordeel van de rechtbank, niet op voorhand onaannemelijk en kan ook niet door andere bewijsmiddelen weerlegd worden. Zo zijn er geen sporen van explosief materiaal aangetroffen in de diverse voorwerpen en er zijn ook overigens geen opsporingsbevindingen voorhanden die de verklaring van de verdachte zouden kunnen logenstraffen.
De verdachte wordt aldus partieel vrijgesproken van het voorhanden hebben van 11 pijpbommen en/of hulpstukken/onderdelen daarvan.
Net als de officier van justitie en de raadsman ter terechtzitting, zal de rechtbank voor de leesbaarheid van dit vonnis eerst feit 3 en vervolgens feit 2 bespreken.
Feit 3 – Veroorzaken van ontploffingen
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs dat de verdachte in de tenlastegelegde periode ontploffingen teweeg heeft gebracht.
De rechtbank baseert dit niet alleen op de verklaring van de verdachte dat hij vaker bij de brug in Urmond kwam en nabij de brug wel eens iets liet ontploffen en de die verklaring ondersteunende berichten van zijn hand, maar ook op het aangetroffen filmpje op de telefoon van de verdachte van 27 september 2023 en de
pinpointsop voornoemde datum van de enkelband van de verdachte. Een en ander vindt daarbij steun in de door de getuige [naam getuige] hierboven aangehaalde, bij de politie afgelegde verklaring.
Dat de getuige [naam getuige] bij de rechter-commissaris terug is gekomen van haar, bij de politie afgelegde verklaring, mag overigens zo zijn, maar de rechtbank gaat daar aan voorbij.
Niet alleen had de getuige toen een groot, persoonlijk belang bij het trachten af te zwakken van haar eerdere uitlatingen, zij had immers niet alleen opnieuw een relatie met de verdachte, maar was bovendien zwanger van hem en had trouwplannen, maar ook acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat de politie haar eerste verklaringen – vastgelegd in een ambtsedig proces-verbaal dat de getuige heeft doorgelezen en ondertekend – op cruciale punten verkeerd heeft genoteerd.
Gemeen gevaar voor goederen
Naar het oordeel van de rechtbank staat dus vast dat de verdachte meermalen ontploffingen teweeg heeft gebracht.
De vraag is dan of bij deze ontploffingen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen, gelet op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van het teweegbrengen van een ontploffing door middel van zelfgemaakte explosieven en mede in aanmerking genomen dat deze nog vervoerd moesten worden naar de plek waar de verdachte doorgaans explosief materiaal liet ontploffen. Dat een brug en een wegdek nabij de ontploffing van een zelfgemaakt explosief beschadigd kunnen raken, is naar algemene ervaringsregels immers voorzienbaar. Anders dan de raadsman heeft bepleit, hoeft, gelet op het tenlastegelegde, niet bewezen te worden verklaard dát er schade is ontstaan, aan in dit geval bijvoorbeeld de brug in Urmond. Alleen de vaststelling dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten was, is voldoende en daar is in het onderhavige geval sprake van.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht, gelet op hetgeen onder feit 1 is overwogen, niet bewezen dat de verdachte voor de ontploffingen zelfgemaakte
pijpbommen gebruikte, zodat hij daar partieel van wordt vrijgesproken.
Feit 2 – Voorbereidingshandelingen van het veroorzaken van een ontploffing
Zoals hiervoor overwogen heeft de verdachte meermalen ontploffingen teweeggebracht waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Het explosief materiaal vervaardigde de verdachte zelf en hij had daartoe stoffen en voorwerpen voorhanden. Die stoffen en voorwerpen, welke volgens de verbalisanten van het NBDC geschikt zijn voor de productie van TATP en DADP, komen terug in de tenlastelegging van het tweede feit.
Aldus kan ook bewezen worden dat de verdachte voorbereidingshandelingen pleegde voor het veroorzaken van een ontploffing. Aan het gemeen gevaar voor goederen dat daarbij te duchten was, gevaar waarmee hij blijkens zijn uitlatingen in de filmpjes en berichten van zijn hand bekend was en dat de verdachte met zijn handelen ook aanvaard heeft (en waar hij dus opzet op had), heeft de rechtbank hierboven al overwegingen gewijd.
Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde aansluiting van een waterslang, de suiker, het berylliumnitraat en het koperpoeder wordt de verdachte partieel vrijgesproken, aangezien uit het dossier niet blijkt dat hij deze voorwerpen of stoffen voorhanden heeft gehad dan wel op welke wijze deze gebruikt kunnen worden bij de voorbereiding van het veroorzaken van een ontploffing.
Eendaadse samenloop?
Nu het onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde voortvloeit uit het naar tijd en plaats zelfde feitencomplex en de betrokken strafbepalingen een vergelijkbare strekking kennen, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat hier sprake is van eendaadse samenloop.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1:
op 27 december 2023 in de gemeente Stein wapens van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- hoeveelheden triacetontriperoxide (TATP) en diacetondiperoxide (DADP) voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
op 27 december 2023 in de gemeente Stein ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen en stoffen, te weten
- een hoeveelheid zwavelpoeder, en
- 500 milliliter, althans een hoeveelheid, waterstofperoxide, en
- 400 milliliter, althans een hoeveelheid, aceton, en
- een hoeveelheid kunstmest, en
- een hoeveelheid natriumcarbonaat, en
- een hoeveelheid ammoniumnitraat, en
- een (of meer) lont(en),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3:
in de periode van 1 september 2023 tot en met 26 december 2023 in de gemeente Stein, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door telkens
- een bom bevattende een of meer explosieve materialen, aan te steken en
- nabij een brug en/of weg te gooien
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een brug en/of het wegdek, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7º;
in eendaadse samenloop met feit 2:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
T.a.v. feit 3:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf en de maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft tevens de oplegging gevorderd van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafbepaling rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het gegeven dat hij verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Ook heeft de raadsman bepleit dat sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek en dat de verdachte in aanmerking komt voor strafvermindering. De raadsman heeft, ten aanzien van de door hem bepleite bewezenverklaring, verzocht te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat, ook bij een bewezenverklaring van de overige feiten, die straf kan worden aangevuld met een werkstraf dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
In de woning van de verdachte is TATP en DADP aangetroffen. Het dossier geeft geen uitsluitsel over de exacte hoeveelheid, maar het heeft er alle schijn van dat het hier om minimaal 303 gram gaat. Het voorhanden hebben van dergelijke stoffen in deze hoeveelheden is volstrekt ontoelaatbaar. TATP en DADP zijn zogenoemde primaire springstoffen die zeer gemakkelijk kunnen ontploffen en dat met een zeer hevige vernietigingskracht. De rechtbank wil zich er dan ook geen voorstelling van maken wat had kunnen gebeuren als die ontploffing daadwerkelijk had plaatsgevonden. Het is niet voor niets dat zelfs militairen hun handen – letterlijk en figuurlijk – niet willen branden aan deze stoffen. Als de stoffen tot ontploffing waren gekomen, was voor de woningen en de buurtbewoners in de directe omgeving daarvan een groot risico op schade, maar ook letsel ontstaan. Vele hulpdiensten zijn dan ook op 27 december 2023 ingezet om de woning van de verdachte veilig te stellen en buurtbewoners moesten noodgedwongen hun woning verlaten, omdat de in het huis van de verdachte aangetroffen situatie veel te gevaarlijk was. Dit heeft voor veel onrust gezorgd in de wijk.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het teweegbrengen van ontploffingen en voorbereidingshandelingen daartoe. Gefascineerd door explosieven is hij zelf aan het knutselen geslagen en heeft hij zijn zelfgemaakte bommetjes tot ontploffing gebracht nabij de brug op de Bergerweg in Urmond. De verdachte heeft door zo te handelen veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Onrust en gevoelens aan het teweegbrengen waarvan verdachte kennelijk ook plezier beleefde, gelet op zijn met een schaterlachende smiley getooid bericht over de mensen die iedere keer denken dat de Apocalyps is uitgebroken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan onder meer gelet op straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare gevallen. Hieruit komen flinke gevangenisstraffen naar voren. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf is geen uitzondering op de regel, aangezien gevangenisstraffen van tussen de 2 en 4 jaar gebruikelijk zijn. De door de raadsman bepleite gevangenisstraf is dan ook niet passend. Ook in combinatie met een werkstraf zou niet tegemoetgekomen worden aan de ernst van de feiten en dat is niet uit te leggen aan de maatschappij.
De raadsman heeft strafvermindering bepleit omdat de redelijke termijn voor berechting is overschreden. De rechtbank overweegt dat in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft in deze zaak (waarin sprake is van voorlopige hechtenis) te gelden dat de behandeling op zitting moest zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank stelt vast dat in deze zaak in beginsel een eindvonnis gereed had moeten zijn op 28 april 2025. Daarmee is de redelijke termijn overschreden met een periode van ruim vijf maanden. Deze termijnoverschrijding is evenwel in overwegende mate aan de verdediging te wijten, nu het horen van een getuige bij de rechter-commissaris op verzoek van de verdediging enige tijd in beslag heeft genomen. Om die reden zal de rechtbank de termijnoverschrijding niet in de strafmaat verdisconteren.
De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op de rapportage van de reclassering waaruit blijkt dat het recidiverisico hoog is. Hoewel de reclassering doorgaans een voorwaardelijk strafdeel adviseert om het recidiverisico door middel van het stellen van voorwaarden in te perken, ziet de reclassering daar bij de verdachte het nut niet van in. Er zou sprake zijn van een herhalend gedragspatroon waarin hij zich onbegeleidbaar opstelt en zelfbepalend is. De verdachte laat zich niet aanspreken op zijn handelen, noch is er sprake van bereidwilligheid om mee te werken aan opgelegde voorwaarden. Uit het verleden is gebleken dat de inzet van bijzondere voorwaarden niet heeft geleid tot gedragsverandering bij verdachte, noch dat deze voorwaarden hebben bijgedragen aan de kans op vermindering van recidive. De verdachte heeft namelijk tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis de schorsingsvoorwaarden overtreden. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Dit is gelegen in het feit dat de rechtbank tot een ander bewezenverklaard feitencomplex komt dan de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden, waarbij de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak voldoende aanknopingspunten om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist. De rechtbank verwacht dat een verhoogd recidiverisico ook na afloop van de gevangenisstraf nog steeds aanwezig is. Het creëren van een mogelijkheid om de verdachte, ook na beëindiging van de gevangenisstraf, langdurig onder toezicht te stellen is noodzakelijk om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen naar aanvaardbare proporties. De rechtbank constateert dat de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen is en dat daarmee aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom aan verdachte een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38z, 46, 55, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
-
legtaan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking
opgrond van
artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. S.L.M. van Venrooij en
mr. dr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. Bax en mr. dr. Notermans zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij, op of omstreeks 27 december 2023 in de gemeente Stein een (of meer) wapen(s) van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 400 gram, in ieder geval een (of meer) hoeveelhe(i)d(en), triacetontriperoxide (TATP) en/of diacetondiperoxide (DADP), althans een (of meer) explosieve stof(fen), en/of
- 11, althans een (of meer), (zelfgemaakte) pijpbom(men) en/of hulpstukken/onderdelen daarvan,
zijnde een (of meer) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 27 december 2023 in de gemeente Stein ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten
- een hoeveelheid koperpoeder, en/of
- een hoeveelheid zwavelpoeder, en/of
- 500 milliliter, althans een hoeveelheid, waterstofperoxide, en/of
- 400 milliliter, althans een hoeveelheid, aceton, en/of
- een onderdeel van een aansluiting van een waterslang, en/of
- een (of meer) hoeveelhe(i)d(en) kunstmest, en/of
- een hoeveelheid natriumcarbonaat, en/of
- een hoeveelheid suiker, en/of
- een hoeveelheid berylliumnitraat oplossing, en/of
- een hoeveelheid ammoniumnitraat, en/of
- een (of meer) lont(en),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
T.a.v. feit 3:
hij, op een (of meer) tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 september 2023 tot en met 26 december 2023 in de gemeente Stein, althans in Nederland, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (telkens)
- een (of meer) zelfgemaakte (pijp)bom(men) bevattende triacetontriperoxide (TATP) en/of diacetondiperoxide (DADP) en/of een (of meer) explosief/explosieven, in ieder geval een (of meer) explosief/explosieve materia(a)l(en), aan te steken en/of met open vuur in aanraking te brengen, en/of
- ( vervolgens) op/nabij een brug, viaduct en/of weg te gooien en/of vanaf dat viaduct/die brug naar beneden te gooien,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een brug, een metalen putdeksel en/of het wegdek, te duchten was.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie met proces-verbaalnummer PL2300-2023204387, gesloten d.d. 17 april 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 264.
2.Pagina 76 tot en met 79.
3.Pagina 106 tot en met 108
4.Pagina 149 tot en met 153.
5.Aanvullend rapport genaamd “Explosievenonderzoek aan vermeende explosieve stoffen die zijn aangetroffen in een woning in Berg aan de Maas op 28 december 2023” d.d. 25 juni 2024, opgesteld door ing. E.M. Kok.
6.Pagina 109 tot en met 131.
7.Pagina 17 tot en met 25.
8.Pagina 52 tot en met 60.
9.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL2300-2023204149-4530, d.d. 30 juni 2024.