3.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
[benadeelde partij]heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn eetcafé [naam eetcafé] , gelegen aan de [adres 2] te Venlo, gepleegd op 14 juni 2024.
Op de plaats delict aan de [adres 2] te Venlo is vervolgens
forensisch onderzoekverricht, waarover – voor zover relevant – als volgt is gerelateerd:
Gelet op het schadebeeld, het spreidingsbeeld, de ter plaatse verkregen informatie en
de aangetroffen sporen kan gesteld worden dat er sprake is geweest van het teweeg
brengen van een ontploffing met een explosief voorwerp. De explosie heeft
geresulteerd in een drukgolf, die zich op de begane grond door het pand heeft
verplaatst en schade heeft veroorzaakt. Aangezien de beglazing van de ruit naast de
voordeur niet volledig eruit is gedrukt door de drukgolf, wat bij de grote ramen wel
het geval is, is het aannemelijk dat deze beglazing is verbroken voordat de explosie
heeft plaatsgevonden. De drukgolf kan dan als het ware beter weg door de aanwezigheid van een gat in de beglazing. Waarschijnlijk is voor het verbreken van deze beglazing het deel betonsteen gebruikt dat in het cafégedeelte door ons is aangetroffen. Door het ontstane gat in de beglazing heeft men vervolgens een explosief naar binnen kunnen gooien.
Wij troffen in het cafégedeelte een deels gebarsten en verbrijzelde tegel aan. Rondom deze plek was een licht gekleurde aanslag zichtbaar waarin vlekken zichtbaar waren die leken op druppels en spatten. Wij interpreteerden deze plek als zijnde het explosiepunt. Door het aantreffen van deels gesmolten restanten van een flesje met roetaanslag is het mogelijk dat deze onderdeel is geweest van een zogenaamde vuurwerkbom. Rondom het explosiecentrum zagen wij roetaanslag en verbrande delen.
Er was gezien het schadebeeld en het spreidingsbeeld sprake van te duchten gevaar
voor personen en goederen. De explosie heeft plaatsgevonden in de directe nabijheid
van een openbare weg. Indien er op het moment van de explosie, personen in de
nabijheid hiervan aanwezig waren geweest, zouden deze in gevaar zijn gebracht. Voor zover bij ons bekend bevonden zich naast en boven het pand (café) woningen
(kamerbewoning). Ten tijde van de ontploffing waren personen in deze woningen aanwezig.
Verbalisanten hebben
een telecomanalyseonderzoek verricht en hebben hierover – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
De registraties van onderlinge gesprekken of belpogingen tussen de verdachten na de ontploffing bij eetcafé [naam eetcafé] op 14 juni 2024:
04:15:50 uur: [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) werd toen gebeld door het nummer [telefoonnummer 2] . Dit gesprek werd niet beantwoord, maar werd doorgeschakeld naar de voicemail.
[telefoonnummer 2] staat op naam van [moeder verdachte] [adres 3] , maar is in gebruik bij haar zoon [verdachte] . Dit nummer komt ook voor in de contacten van de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ).
Uit de registraties van [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) en [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) op het telecomnetwerk blijkt dat:
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) op 14 juni 2024 waarschijnlijk samen vanuit Zoetermeer naar Venlo zijn gereisd en waarschijnlijk tussen 01:17: 33 uur en 03:32:33 uur zijn vertrokken vanuit de omgeving van Zoetermeer;
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) op 14 juni 2024 ten tijde van de ontploffing in de omgeving van de [straatnaam] in Venlo waren;
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) naar elkaar belden na de ontploffing bij café [naam eetcafé] ;
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) zich daarna sneller verplaatste dan [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] );
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) ergens tussen 04:33 uur en 05:07 uur elkaar weer hadden gevonden en via dezelfde route terug naar de omgeving Zoetermeer zijn gereisd;
- [telefoonnummer 3] ( [medeverdachte 1] ) en [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 2] ) op 14 juni 2024 na de ontploffing bij [naam eetcafé] samen terug zijn gereisd vanuit de omgeving Venlo via Beek en Donk en Veghel.
Een verbalisant heeft de
bankgegevens van medeverdachte [medeverdachte 1]onderzocht en heeft daarover – zakelijk weergegeven en voor zover relevant – als volgt gerelateerd:
Bron: historische banktransacties van de verdachte [medeverdachte 1] , [bank] , [bankrekeningnummer 1] .
Op 20 juni 2024, om 13:19 uur, werd € 200 overgemaakt door [verdachte] , via
bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] , naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] , op naam van de verdachte [medeverdachte 1] .
Uit de identificerende gegevens van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] bleek dat [verdachte] rekeninghouder is.
Een verbalisant heeft de
camerabeelden van een [tankstation]te Zoetermeer op 14 juni 2024 bekeken en heeft hierover – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Op woensdag 24 juli 2024 was ik, verbalisant, doende met het bekijken en beschrijven van de ontvangen camerabeelden van het [tankstation] gelegen aan de [adres 4] te Zoetermeer.
De hieronder genoemde tijden zijn de tijden van het videobestand en niet het
daadwerkelijke tijdstip ter plaatse (tenzij anders vermeld).
Op 07:22 zag ik dat de bestuurder van de [automerk] een pintransactie maakte door zijn mobiele telefoon boven het pinapparaat te houden. Dit betrof de pintransactie van vrijdag 14 juni 2024, om 00.57 uur.
Ik zag dat hij hierna direct na de betaling de fles water pakte en naar buiten liep.
Ik zag op 07:54 dat de bijrijder de waterfles terug gaf aan de bestuurder en dat de bestuurder vervolgens de waterfles ledigde achter de pomp, op de grond.
Ik zag op 08:15 dat de bestuurder, terwijl hij de handschoenen droeg, de lege waterfles weer vastpakte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens met zijn linkerhand de waterfles vasthield en dat hij met zijn rechterhand de meest rechter brandstofslang uit de pomp pakte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens de brandstofslang in de waterfles stak. De lege waterfles werd op dat moment gevuld met een brandstof.
Ik zag vervolgens dat de bestuurder de waterfles dichtdraaide en dat hij de fles aan de bijrijder overhandigde.
De medeverdachte [medeverdachte 1]heeft op 6 maart 2025 bij de politie – voor zover relevant – als volgt verklaard:
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
V: (...) Wat kun je daarover verklaren?
A: Alles wil ik gewoon bekennen. Ik ben gevraagd om dat flesje te tanken door [verdachte] . Ik wist dat het ging gebeuren over het explosief.
V: En wat wist je dan van wat er ging gebeuren?
A: Vuurwerkbom explosief in het café
Op welk moment wist je dat al?
A: Ik was eerst in de avond vooraf, rond 23:00 uur a 24:00 uur aan het gamen. Toen belde [verdachte] mij via snapchat. [verdachte] vroeg aan mij of ik iets kon ophalen of brengen Toen moest ik naar [medeverdachte 2] (
zijnde medeverdachte [medeverdachte 2]) rijden. [verdachte] zei toen tegen mij dat ik [medeverdachte 2] eerst naar Amsterdam moest brengen en een flesje moest tanken. Ik zei dat ik toch alleen iets moest ophalen. [verdachte] zei toen tegen mij dat de plannen gewijzigd waren en dat ik er 700 euro voor zou krijgen.
V: En Toen?
A: Toen zijn we naar Amsterdam gegaan [medeverdachte 2] is uitgestapt en heeft die vuurwerkbom gepakt en toen zijn we naar Venlo gegaan. Op een rotonde bij een tankstation in Blerick ben ik gestopt en toen hebben [medeverdachte 2] en ik de voor en achter kentekenplaat met ducktape afgeplakt.
(...)
V: En toen?
A: Toen reden we naar [naam eetcafé] restaurant. Daar heb je ook een rotonde en daarvoor een flat en lantaarnpalen. Ik ben daar gestopt en zette de motor van de auto en koplampen uit. [medeverdachte 2] is op dat moment uitgestapt en loopt naar de zaak en slaat het in met een hamer of een steen en gooit de vuurwerkbom naar binnen. Ik schrok en dacht shit. Ik dacht wat is dit. Voordat ik wilde wegrijden, kwam [medeverdachte 2] terug richting de auto en wilde instappen. Ik reed uit angst weg voordat [medeverdachte 2] de kans
kreeg om in te stappen. Ik zag dat hij wel in probeerde te stappen, maar ik reed weg. Op de snelweg belde ik [verdachte] en ik zei dat [medeverdachte 2] weg was. Wij kregen een woordenwisseling en er werd een aantal keren over en weer gebeld tussen [verdachte] en mij. Toen kreeg ik van [verdachte] de opdracht om [medeverdachte 2] weer op te halen. [medeverdachte 2] heeft geen internet buiten. Ik heb [medeverdachte 2] toen anoniem gebeld omdat ik niet wilde dat hij mij nummer zou krijgen. Ik wil hier niets mee te maken hebben. [medeverdachte 2] wist niet waar hij was en omschreef zijn locatie. Hij ging de straatnamen bordjes checken om te kijken wat de straatnamen waren. Op enig moment na een paar keer bellen heb ik hem bij een of andere bouwwinkel opgehaald en toen zijn we samen teruggereden naar Zoetermeer.
(...)
V: Wat was nu concreet het moment dat voor jou duidelijk werd wat er zou gaan gebeuren?
A: Op het moment dat ik in de auto zat, onderweg richting [medeverdachte 2] had ik [verdachte] aan de telefoon. [verdachte] zei dat [medeverdachte 2] de vuurwerkbom bij een snackbar naar binnen zou gooien en ik dat niet hoefde te doen, maar of ik [medeverdachte 2] wel kon brengen en halen en alleen een flesje met benzine kon vullen voor het explosief.
(...)
V: Weet je bij wie de vuurwerkbom werd opgehaald?
A Nee. Ik weet dat [medeverdachte 2] uitstapte en naar een scooter liep die bedekt was met een regenhoes en onder deze hoes de tas pakte.
V: Omschrijf deze tas eens.
A: Het was een blauwe plastic tas van Hoogvliet of Albert Heijn.
V: Beschrijf de vuurwerkbom eens?
A: Cobra 6 zoiets dacht ik. Ik zag zwart en groene letters. Uit mijn ervaring is dat een cobra 6. Ik weet wel nog de ducktape en een fles.
V: Wie heeft de cobra met het flesje aan elkaar getapet?
A: [medeverdachte 2] .
V: Op welk moment heeft [medeverdachte 2] dit in elkaar gezet?
A: In Amsterdam al. Toen ik ging rijden, zat hij naast mij te knutselen.
Medeplegen tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft medeverdachte [medeverdachte 2] aangeduid als degene die de vuurwerkbom naar binnen heeft gegooid bij het eetcafé en deze eerder in elkaar heeft geknutseld in de auto toen zij onderweg waren naar de plaats delict. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij door de verdachte, onder toezegging van betaling van een geldsom, gevraagd werd om medeverdachte [medeverdachte 2] naar de plaats delict te rijden en een flesje met benzine te vullen, zodat de laatstgenoemde een vuurwerkbom kon gooien in voornoemd eetcafé. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring van [medeverdachte 1] te twijfelen. Deze verklaring is betrouwbaar nu deze op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd is en op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de objectieve bewijsmiddelen. Zo is uit de uitkomsten van de telecomanalyse - waarbij de bewegingen van de telefoonnummers van medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] nader zijn geanalyseerd - gebleken dat de medeverdachten zich die nacht bewogen van Zoetermeer naar Venlo en dat zij rondom het tijdstip van de explosie in de buurt van de plaats delict waren. Uit deze telecomanalyse volgt ook dat de medeverdachten vlak na de explosie meerdere belcontacten met elkaar hadden, dat [medeverdachte 1] zich sneller verplaatste dan [medeverdachte 2] en dat beide medeverdachten elkaar later, vlak voor de terugreis naar Zoetermeer, weer hadden gevonden. Onderweg werd er getankt, kocht medeverdachte [medeverdachte 1] een fles water die hij vervolgens ledigde, met benzine vulde en aan de medeverdachte [medeverdachte 2] gaf. Deze vaststellingen passen naadloos in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . Wat ook in die verklaring past is de vaststelling dat de verdachte gepoogd had medeverdachte [medeverdachte 2] telefonisch te bereiken, dit vlak rondom het tijdstip van de explosie.
Dat medeverdachte [medeverdachte 1] op onderdelen tegenstrijdig verklaart brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Tegenstrijdigheden in een getuigenverklaring zijn immers geenszins ondenkbaar. Waar het op neerkomt is dat een getuigenverklaring op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd is en dat wezenlijke onderdelen van die verklaring steun vinden in objectieven bewijsmiddelen. Dat is hier het geval.
De verdachte heeft op geen enkel moment iets te berde gebracht dat zou indruisen tegen de hem belastende bewijsmiddelen in deze zaak. Zo heeft hij op geen enkel moment een verifieerbare verklaring afgelegd over waarom hij gepoogd had om die bewuste nacht met medeverdachte [medeverdachte 2] in contact te komen.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt verder dat de medeverdachten het tenlastegelegde samen hebben gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft immers samen met de medeverdachte [medeverdachte 2] de vuurwerkbom opgehaald, hem vervolgens naar de plaats delict gebracht en onderweg een flesje met benzine gevuld en aan de verdachte gegeven zodat de verdachte dat kon gebruiken voor de ontsteking van de vuurwerkbom. Daarbij wist de medeverdachte [medeverdachte 1] wat er zou gaan gebeuren toen zij in de auto naar Venlo zaten. Gelet op het voorgaande kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachten.
Gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel
Uit het forensisch onderzoek op de plaats delict is voorts gebleken dat door deze explosie niet alleen gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, maar ook gemeen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen. Door een vuurwerkbom door het raam van het café te gooien was schade aan dit pand en de omliggende panden immers voorzienbaar. Het gemeen gevaar voor goederen heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade in het pand van het café is ontstaan. Er was daarbij ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten, nu zich boven het café woningen bevinden en er ten tijde van de ontploffing ook mensen aanwezig waren in deze woningen. Door de explosie en de (vallende) glasscherven hadden deze personen ernstig letsel kunnen oplopen. Het is hierbij niet noodzakelijk dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het gaat erom dat het gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat daarvan onder voornoemde omstandigheden sprake is geweest. Er zijn nochtans onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om ook nog te kunnen spreken van levensgevaar voor personen. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van het onderdeel levensgevaar.
Uitlokking
Van uitlokking, als bedoeld in artikel 47 lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht, is sprake als iemand een ander heeft aangezet tot het begaan van een strafbaar feit waarvoor die ander zelf kan worden gestraft. De uitlokking moet opzettelijk zijn geschied. Het opzet van de uitlokker moet zijn gericht op zowel het aanzetten van een ander een delict te begaan als de bestanddelen van dat delict. Opzet op de gedraging van de uitgelokte zonder meer is niet voldoende; het moet zich uitstrekken tot alle bestanddelen van het desbetreffende delict. De rechtbank is van oordeel dat aan voornoemde vereisten voor uitlokking is voldaan. Immers, de verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd naar Venlo te rijden en een flesje te vullen met benzine, zodat medeverdachte [medeverdachte 2] een vuurwerkbom in het eetcafé [naam eetcafé] kon gooien. Hij heeft hierbij gebruikgemaakt van een van de uitlokkingsmiddelen door aan [medeverdachte 1] € 700 in het vooruitzicht te stellen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit tot de volgende bewezenverklaring dient te leiden.