ECLI:NL:RBLIM:2025:967

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/03/312238 / HA ZA 22-550
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van het Openbaar Ministerie om inzage in procesdossier in civiele procedure

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Limburg, heeft het Openbaar Ministerie (OM) op 20 december 2024 verzocht om inzage in alle op de zaak betrekking hebbende bescheiden, met een beroep op artikel 42 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit verzoek is gedaan in het kader van een bodemzaak waarin eerder tussenvonnissen zijn gewezen op 24 april 2024 en 18 december 2024. De rechtbank heeft besloten om het verzoek van het OM te honoreren zonder partijen hierover te horen, aangezien de wet en de parlementaire geschiedenis geen mogelijkheid bieden voor bezwaar tegen de informatiebevoegdheden van het OM. De rechtbank zal het OM de gelegenheid geven om het procesdossier in te zien, maar zal geen kopieën van het dossier verstrekken, omdat de wet daar geen grondslag voor biedt. De zaak is verwezen naar de rol van 12 februari 2025 voor verdere uitlating door beide partijen. Dit vonnis is uitgesproken op 5 februari 2025 door de rechters I.M. Etman, B.R.M. de Bruijn en T. Dohmen.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/312238 / HA ZA 22-550
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting te [vestigingsplaats] ,
eiser,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.F.G. Pennino,
tegen:
de onderlinge waarborgmaatschappij
ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRAMED B.A.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
hierna te noemen: Centramed,
advocaat: mr. M.S.E. van Beurden,
terwijl op de voet van artikel 7:954 lid 6 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) in het geding is
geroepen:
de stichting
STICHTING MONDRIAAN,
gevestigd te Heerlen,
hierna te noemen: Mondriaan,
advocaat: mr. M.S.E. van Beurden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 december 2024;
- de e-mail van het Openbaar Ministerie te Maastricht (hierna: het OM) van
20 december 2024 gericht aan de griffie ‘kanton dagvaardingen Maastricht’ met het verzoek om op de zaak betrekking hebbende bescheiden te ontvangen;
- de e-mail van de rechtbank van 6 januari 2025 aan het OM waarbij een nadere toelichting op het verzoek is verzocht;
- de e-mail van het OM van 13 januari 2025 aan de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Het verzoek van het OM
2.1.
Het OM heeft in de e-mail van 20 december 2024 die gericht is aan de rechtbank, met verwijzing naar artikel 42 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kenbaar gemaakt dat het OM alle op deze zaak betrekking hebbende bescheiden wenst te ontvangen. Bij e-mail van 13 januari 2025 heeft het OM nader toegelicht in te willen staan voor een zuivere besluitvorming. Het bevreemdt het OM dat deze civiele procedure is gestart over een eventueel verkeerd gestelde diagnose en/of een abusievelijk voorgeschreven middel. Uit het strafdossier volgt volgens het OM dat [eiser] zichzelf ten tijde van de bewezenverklaarde delicten van (veel) meer en (veel) zwaardere middelen had voorzien, terwijl hij meermaals en uitdrukkelijk is gewaarschuwd om geen drugs te gebruiken. [eiser] is, zo stelt het OM, telkens na rustig en kalm beraad overgegaan tot het plegen van de drie delicten. Het OM biedt aan het voorgaande nader toe te lichten en een standpunt in te nemen mocht de civiele kamer dat op prijs stellen.
Toetsnorm
2.2.
Op grond van artikel 42 lid 1 Rv is het OM bevoegd alle op een zaak betrekking hebbende bescheiden in te zien. Na inzage kan het OM beoordelen of er aanleiding bestaat om een conclusie te nemen als bedoeld in artikel 44 lid 1 Rv.
2.3.
De wet en de parlementaire geschiedenis geven partijen niet de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de uitoefening door het OM van de in artikel 42 Rv neergelegde informatiebevoegdheden. De rechtbank beslist daarom op het verzoek van het OM zonder partijen hierover gehoord te hebben. Gelijktijdig met dit vonnis zal de rechtbank aan partijen een kopie toesturen van voornoemde e-mailcorrespondentie waarbij de e-mailadressen door de rechtbank zwart gemaakt zijn, maar waarin de namen van de personen die betrokken zijn in de correspondentie zichtbaar zijn.
Toetsing
2.4.
Het verzoek van het OM is ingediend door de ‘commissiesecretaris Ondermijning’ van het OM te Maastricht. Omdat in de c.c. van voornoemde twee e-mails Officier van Justitie mr. J.S. Holthuis vermeld staat, begrijpt de rechtbank dat het verzoek in ieder geval namens haar is ingediend. Daarmee staat vast dat een daartoe bevoegde functionaris van het OM het verzoek heeft ingediend.
2.5.
Het OM verzoekt de op deze zaak betrekking hebbende bescheiden te
ontvangen. Artikel 42 lid 1 Rv kent aan het OM de bevoegdheid toe om de bescheiden
in te zien. Het inzien van het procesdossier staat niet gelijk aan het ontvangen van een kopie daarvan. Het OM zal daarom de gelegenheid krijgen, na een daartoe met de griffie van de rechtbank gemaakte afspraak, om het procesdossier op de rechtbank in te zien. Een kopie van het dossier wordt niet verstrekt aan het OM omdat de wet daartoe geen grondslag kent. Voor de volledigheid meldt de rechtbank dat de vonnissen van 24 april 2024 en 18 december 2024 die in deze zaak gewezen zijn, gepubliceerd zijn en op internet te vinden zijn onder de nummers ECLI:NL:RBLIM:2024:1997 en ECLI:NL:RBLIM:2024:9631.
Het vervolg van de procedure
2.6.
Partijen hebben beiden op de rol van 29 januari 2025 de akte genomen zoals bedoeld in 2.9. van het tussenvonnis van 18 december 2024. De zaak is inmiddels verwezen naar de rol van 12 februari 2025 voor uitlating als bedoeld in artikel 2.13. van het Landelijk procesreglement.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
draagt de griffier op, nadat het OM daartoe een afspraak gemaakt heeft met de griffie van de rechtbank, team burgerlijk recht, dagvaardingen handelszaken, het OM de gelegenheid te geven op de rechtbank de op deze zaak betrekking hebbende bescheiden in te zien in het kader van artikel 42 lid 1 Rv,
3.2.
verstaat dat de zaak naar de rol van
12 februari 2025is verwezen voor uitlating als bedoeld in artikel 2.13. van het Landelijk procesreglement aan de zijde van beide partijen,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, mr. B.R.M. de Bruijn en mr. T. Dohmen en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.
typ: me