Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 24 april 2024;
- de akte van 3 juli 2024 met bijlagen 18 tot en met 20 en de brief van 3 juli 2024 met het verzoek ex artikel 22a leden 1 en 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) van [eiser] ;
- de akte van 3 juli 2024 van Centramed;
- de e-mail van 5 juli 2024 van [eiser] ;
- de e-mail van 9 juli 2024 van Centramed;
- de antwoordakte van 14 augustus 2024 van [eiser] ;
- de akte van 14 augustus 2024 van Centramed.
2.De verdere beoordeling
- is een deskundigenbericht noodzakelijk?
- wat moet de discipline zijn van de te benoemen deskundige(n)?
- hoeveel deskundigen dienen te worden benoemd?
- welke vragen dienen aan de deskundige(n) te worden voorgelegd?
- dient Mondriaan te worden verplicht om het calamiteitenrapport in het geding te brengen?
- bestaat er aanleiding om te bepalen dat de drie pro justitiarapporten, waarvan is gelast dat deze door [eiser] in het geding worden gebracht, op de voet van het bepaalde in artikel 22a lid 1 en 2 Rv enkel ter kennis komen van de advocaat van Centramed/Mondriaan, mr. Van Beurden?
- dient de rechtbank terug te komen op haar oordeel in het tussenvonnis dat de te benoemen deskundige(n) geen acht mag, respectievelijk mogen, slaan op de door Centramed als productie 2 en 3 overgelegde verklaringen van medewerkers van Mondriaan over (het verloop van) de behandeling.
11 januari 2024, waar beide partijen hebben verklaard een deskundigenbericht niet nodig te achten.
[naam deskundige 2] . De rechtbank heeft contact gezocht met ieder van hen. Ze hebben allebei kenbaar gemaakt niet bereid te zijn als deskundige op te treden in deze zaak.
[naam deskundige 4] ), werkzaam bij Lentis. [eiser] heeft zich verzet tegen benoeming van [naam deskundige 3] omdat hij als opleider werkzaam is voor Parnassia Groep, waar een PsyQ-afdeling is ondergebracht. PsyQ is een samenwerkingsverband van de GGZ-instellingen Lentis, Parnassia Groep en Mondriaan. [naam deskundige 3] was voorzitter van de directieraad van PsyQ Nederland.
[eiser] was in behandeling bij PsyQ Mondriaan. Daarom stemt hij niet in met benoeming van [naam deskundige 3] . [naam deskundige 4] is niet te traceren volgens [eiser] . Voor het geval dat Centramed met [naam deskundige 4] doelt op [naam deskundige 5] , geldt dat deze werkzaam is bij Lentis. Aangezien Lentis ook deelneemt aan het samenwerkingsverband PsyQ is onafhankelijkheid moeilijk te waarborgen, aldus [eiser] .
Mondriaan, niet de voorkeur van de rechtbank. Om die reden heeft de rechtbank [naam deskundige 3] en [naam deskundige 5] niet benaderd als mogelijke deskundige. De rechtbank kon overigens via internet de door Centramed genoemde [naam deskundige 4] evenmin vinden.
[eiser] suggereert, wordt met deze vraag geen beperking in de medische voorgeschiedenis aangebracht. Er wordt enkel benadrukt, zeker met voormelde toevoeging van de rechtbank, dat in de relevante medische voorgeschiedenis met name door de deskundige aandacht moet worden besteed aan de psychische ontregeling in september 2018 en de suïcidepoging in
november 2018.
[eiser] , niet kan of wil beantwoorden (bijvoorbeeld vanwege tuchtrechtelijke belemmeringen), de deskundige dat zal moeten vermelden in zijn bericht.
- Kunt u andere mogelijke oorzaken noemen die een eventuele psychose bij [eiser]
- Kunt u ingaan op de invloed van het gebruik van psychedelica op het ontstaan van een psychose?”
september en/of november 2018?
andere (betere) behandeling had gegeven?
Mondriaan het calamiteitenrapport niet in het geding hoeft te brengen.
kennisnemendepersoon leidt, kan de rechtbank de kennisneming beperken. Dat geval doet zich hier niet voor. Enerzijds omdat Centramed geen natuurlijk persoon is en anderzijds omdat de gezondheid van [eiser] geen gezichtspunt is bij de beoordeling van lid 1. Kennisneming van de rapporten door Centramed leidt volgens de rechtbank ook niet tot onevenredige schade aan de persoonlijke levenssfeer van [eiser] of anderen (artikel 22a lid 2 Rv). Daarbij speelt een rol dat de aard van deze zaak maakt dat, om het noodzakelijke debat te kunnen voeren, van informatie van persoonlijke aard over [eiser] kennis wordt genomen. De rechtbank vindt onvoldoende vaststaan dat Centramed in het verleden ongeoorloofde uitlatingen heeft gedaan over privacygevoelige informatie van [eiser] . Verder is niet aannemelijk dat veel medewerkers van Centramed of Mondriaan inzage zullen kunnen hebben in de rapporten. Anders dan bijvoorbeeld de behandelingsinformatie, zullen de rapporten niet in een (elektronisch) patiëntendossier terecht komen. Het spreekt voor zich dat Centramed prudent moet omgaan met de informatie in de rapporten.
3.De beslissing
29 januari 2025voor akte uitsluitend uitlating beide partijen als bedoeld in 2.9.;