Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte van [eiser] .
2.De feiten
3.Het geschil
- betaling van het netto-equivalent van het bruto (achterstallige) loon over de maanden december 2023 tot en met juni 2024, de vakantiebijslag en de wettelijke verhoging
- verstrekking van de aangepaste loonstroken over de maanden december 2023 tot en met juni 2024 binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
- betaling van de proceskosten waaronder begrepen de eigen bijdrage, en van de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.De beoordeling
5 december 2023 recht heeft op een uurloon van € 13,73 bruto en met ingang van 1 januari 2024 op een uurloon van € 14,28 bruto. Dit zijn de uurlonen voor rijdend personeel dat is ingedeeld in “trede 5”.
€ 229,90 en de post “bewijs van goed gedrag” voor een bedrag van € 33,85. Voor deze verrekening heeft [gedaagde] geen grondslag aangevoerd, zodat ook op deze onderdelen zijn verrekeningsverweer niet slaagt.
€ 1.154,84 niet mocht verrekenen.
- € 564,21 bruto over de maand december 2023
- € 285,80 bruto per maand over de maanden januari tot en met mei 2024
- € 2.016,66 bruto over de maand juni 2024.
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
5.De beslissing
- € 564,21 bruto over de maand december 2023
- € 285,50 bruto per maand over de maanden januari tot en met mei 2024
- € 2.016,66 bruto over de maand juni 2024,
2 juli 2025.