3.3Het oordeel van de rechtbank
Het
informatief gesprek zedenmet
[slachtoffer]vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
[slachtoffer] geeft aan dat ze niet meer weet wat er met haar is gebeurd. Ze is gisteren, zaterdag 10 september 2022 op stap geweest met collega's. Ze was erg dronken.
[slachtoffer] weet totaal niets over wat er is gebeurd en hoe zij thuis is gekomen.
De
aangiftevan
[slachtoffer]vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: Waarvan kom je nu aangifte doen?
A: Er is misbruik van mij gemaakt. Ik was niet in staat om er tegenin te gaan. Door de blauwe plekken die ik heb, denk ik wel dat ik heb tegen gewerkt.
V: Waar is het gebeurd?
A: Bij de Grote Kerk in het centrum van Venray, bij dat veldje.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Afgelopen zaterdag op zondag, 10 op 11 september.
De politierelateerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Op zondag 11 september 2022 omstreeks 05.51 uur ontvingen wij, via het Operationeel Centrum, de melding dat er mogelijk een verkrachting plaatsvond op het Kerkpad te Venray. Omstreeks 05.55 uur kwamen wij ter plaatse. Echter zagen wij toen wij in het zicht kwamen van het park direct iemand hard wegrennen door het park in de richting van het centrum.
Ik zag in het daar gelegen parkje een meisje op een bankje zitten. Uit diezelfde richting kwam de persoon ook gerend. Ik benaderde haar en zag dat ze een zwarte jumpsuit droeg. Ik vroeg haar wat er gebeurd was en ik zag aan haar houding en het praten met dubbele tong dat ze zwaar onder invloed van alcohol was. Ik hoorde dat ze desgevraagd het volgende zei:
- Ik heb meerdere keren mijn grens aangegeven maar daar zijn ze overheen gegaan.
- Ze hebben heel vaak aan mijn kont gezeten en toen heb ik gezegd dat ik dat niet wilde.
- Ze moesten gewoon van me afblijven.
De politierelateerde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Toen wij ter plaatse kwamen ben ik naar het slachtoffer gelopen. Ik zag dat daar op dat moment twee collega's bij stonden. In overleg heb ik het gesprek met het slachtoffer overgenomen.
Ik maakte contact met haar en ik merkte dat zij zwaar onder invloed was van alcohol. Ik hoorde haar met dubbele tong zeggen dat zij direct moest plassen. Ik zag dat zij probeerde om op te staan maar dat dit niet lukte omdat zij onvast ter been was en omdat zij twee benen in een broekspijp had van de jumpsuit die zij droeg. De jumpsuit was zwart van kleur en was voorzien van knopen aan de voorzijde die open stonden. De panty die zij droeg was op meerdere plekken gescheurd ter hoogte van haar bovenbenen en kruis.
Het slachtoffer betreft:
[slachtoffer]
[geboortedatum 2] 1999 te [geboorteplaats 2]
[adres] [woonplaats] .
Ik bracht [slachtoffer] vervolgens naar huis en daar werd zij door haar moeder ontvangen. Ik ben vervolgens in overleg met [slachtoffer] mee naar haar slaapkamer gelopen en ik heb haar kleding in beslag genomen. Zij heeft zelf al haar kleding uitgetrokken en zelf in de papieren zakken gedaan die ik mee naar boven nam.
Op 17 december 2022 werd een proces-verbaal
aanvraag benoeming deskundigeopgemaakt en verzocht om van [slachtoffer] onder andere de inbeslaggenomen panty (met goednummer PL2300-2022141641-1539528 en SIN: AAQD8967NL) te laten onderzoeken.
Door The Maastricht Forensic Institute werd onderzoek ingesteld aan de kleding. De onderzoeksresultaten van dit onderzoek werden in de
deskundigenrapportage– met kenmerk TMFI2022.8636 – gerapporteerd:
Panty AAQD8967NL
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
AAQD8967NL#04 Buitenzijde rond de beschadiging voorzijde
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer]
Betrokkene [naam vriend]
Op 11 maart 2024 is
vergelijkend DNA-onderzoekverricht. De bemonstering van de panty (SIN: AAQD8967NL#04) leverde een DNA-mengprofiel op, afkomstig van celmateriaal van minimaal 3 donoren van wie zeker één man. Mogelijke donor van DNA: Slachtoffer [slachtoffer] , betrokkene [naam vriend] , zijnde de vriend van het slachtoffer, en verdachte [verdachte] . Het onderzoek vermeldt verder het volgende:
Tabel 3 – Resultaat van het vergelijkend DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
AAQD8967NL#04
Buitenzijde rond de
beschadiging voorzijde
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon.
Slachtoffer [slachtoffer]
Betrokkene [naam vriend]
Verdachte [verdachte]
Zie ‘6. Berekening van de bewijskracht’
6. Berekening van de bewijskracht
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van DNA van verdachte [verdachte] WAAR0368NL in de bemonstering AAQD8967NL#04 is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen.
Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende personen.
Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
De berekening is uitgevoerd onder de aanname dat de (onbekende) personen niet aan elkaar verwant zijn, noch verwant zijn aan een persoon genoemd in de hypothesen.
Op zondag 11 september 2022 omstreeks 06.20 uur sprak
verbalisant [verbalisant], op de Julianasingel in Venray, met getuige [getuige] . Ik vroeg hem waarom hij de politie had gebeld. Hij vertelde mij het volgende:
- Dat hij niet kon slapen en een rondje was gaan lopen.
- Dat hij via het Kerkpad uit kwam bij het parkje bij de kerk.
- Dat hij een jongen bij de verhoging aldaar zag zitten met een hoop troep eromheen en dat er nog (vermoedelijk) drie jongens en een meisje op een bankje zaten.
- Dat hij het niet vertrouwde omdat het meisje laveloos op het bankje zat en zachtjes kreunde.
- Dat de jongens bezig waren met haar ontkleden en haar hoorde zeggen “laat me met rust, ik wil naar huis”.
- Dat hij haar meerdere malen duidelijk “nee” hoorde zeggen.
- Dat de jongens aan haar borsten zaten en haar op meerdere plekken aanraakten.
- Dat een van de jongens haar begon te vingeren.
- Dat hij dit niet vond kunnen en zich ermee ging bemoeien, omdat hij het idee had dat het allemaal tegen de wil van het meisje was.
Getuige [getuige]verklaarde – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: Vertel eens in je eigen woorden wat je hebt gezien?
A: Ik liep richting de kerk. Alles begon vanaf dat moment. Ik heb 5 jongens gezien. Ik stond bij het bankje dat voor de kerk staat. Zij stond, van mij uit gezien, links achterin het park, bij het bankje. Daarvoor stond nog een man, hij was bezig met een blikje en een tas. Deze mannen trokken mijn aandacht, omdat ik tegelijkertijd dat ik ze zag, een meisje hoorde. Ik hoorde haar een hele zwakke "Nee", zeggen. Ik kon ze goed zien. Omdat ik het niet vertrouwde besloot ik om er langs te lopen en er voorbij te lopen. Eerst kwam ik de man tegen die met zijn tas en een flesje bezig was. Hij droeg donkere kleding, een trainingspak met een muts eraan. Deze man had een hele donker bruine huidskleur. Hij was ongeveer even groot als ik. Ik ben 1.87 m. Hij had een normaal postuur. Ik schat de leeftijd van deze man en ook van al die mannen minimaal 19 jaar tot ongeveer 21 jaar. Hij had opvallend grote, echte Afrikaanse ogen. Hij had wat grotere lippen.
O: Deze jongen wordt later als -jongen 5- genoemd. (…)
A: Ik zag dat het meisje op een bankje zat. Ze zat onderuitgezakt. Drie jongens stonden tegenover dat meisje. Eén jongen zat rechts naast het meisje op de bank. Deze jongen had zijn linkerarm om de schouder van het meisje. Ik zag duidelijk aan het meisje dat het ongewenst was, want het meisje had de armen bij elkaar. (…) Op het moment dat ik langs haar liep, zag ik dat haar bovenkleding aan de voorzijde ver open stond. Het zat niet zoals het hoorde te zitten.
V: En de jongen op de bank - jongen 1- hoe zag die eruit?
A: Ik denk dat hij ongeveer 1.60 m was, veel korter dan ik. Hij was dun, mager. Hij had een Aziatische huidskleur. Hij droeg een ouder trainingspak. De broek was licht. Hij droeg sportschoenen, ik weet niet welke kleur. Hij had niet echt een jas aan, maar een dunne jas met een capuchon eraan. Hij had geen baard, hij had een snor, die net aan het groeien was.
V: Jongen 2?
A: Deze jongen had een donkere huid. Hij was even lang als ik, ongeveer 1.87. Normaal postuur. Hij had geen muts op. Hij droeg een trainingsvest. Hij had kort zwart haar.
V: Jongen 3?
A: Hij is ongeveer 1.60 m, misschien iets korter. Normaal postuur. Hij had een blanke huidskleur, geen baard. Ik denk dat hij van Marokkaanse of Turkse afkomst was. Hij had zwart haar, met veel gel, strak naar achteren. Hij droeg een blauwe jeans, schoenen weet ik niet meer. Hij droeg een donkere jas, zonder muts. Hij droeg een bril voor de style met gekleurde glazen.
V: Jongen 4?
A: Ik denk dat hij ongeveer 1.70 m. groot was, normaal postuur. Hij had lichte, blonde wenkbrauwen. Vanwege zijn houding en taal denk ik dat hij Europees is. Hij sprak heel goed Nederlands, zonder accent. Hij droeg een trainingsvest met een capuchon. Ik weet niet de kleur daarvan, ik denk donker.
V: Wat zag je?
A: Ik zag dat twee van die vijf jongens klootzakken waren. Zij hebben het meeste gedaan. Het gaat om 'jongen 1' en 'jongen 5'. Jongen 1 zat nog steeds op de bank. Jongen 5 kwam bij het bankje staan en hij begon het meisje uit te kleden. Ik zag dat hij haar kleding van boven naar onder trok. Ik dacht toen meteen dat ik niet moest weggaan, want ik zag dat het meisje niks deed om het tegen te houden. Ik dacht dat ik er het beste bij kon blijven, want ik wilde voorkomen dat die jongens met haar seks gingen hebben. Ik ging links van het meisje zitten. Ik wilde voorkomen dat de jongens iets met haar gingen toen. Ik sloeg mijn rechterarm om haar heen. Jongen 1 liet haar los. Ik deed dat omdat zij geen controle over zichzelf had. Ik wilde die controle van haar overnemen, omdat zij die zelf niet meer had. Ze was inmiddels helemaal onderuit gezakt. Jongen 1 raakte haar de hele tijd aan. Hij raakte met zijn hand en vingers haar blote vagina aan. De kleren van het meisje waren inmiddels naar beneden getrokken, tot op haar knieën. Ze had nog wel haar BH aan. Jongen 1 gaf haar kusjes op de wang. Het meisje zei intussen heel vaak "Nee" op een zwakke zielige manier. Tegelijkertijd zag ik dat jongen 5 de kleding van het meisje nog verder naar beneden trok. Omdat die jongen aan haar kleding bleef trekken, hield ik het meisje vast, zodat ze niet op de grond getrokken zou worden.
V: Zei jij iets toen dit gebeurde?
A: Ik zei iets van: "Jongens, niet doen, genoeg geweest, oprotten". Ik zag dat de jongens hier helemaal niet op reageerden. Ze gingen gewoon door.
V: Wat gebeurde er verder?
A: Een paar seconden later zag ik dat twee jongens het meisje oppakten. Ze droegen haar weg, via het muurtje, naar het klinkerstraatje -Kerkpad- Eén van de jongens droeg haar bij de armen, de andere jongen droeg haar bij de armen. Ik wil nog aangeven dat jongen 1 het meisje ook nog klappen heeft gegeven op de zijkant van de billen, op het moment dat ze nog onderuit op het bankje zat.
V: En toen?
A: De jongens legden het meisje op de straat. Ze lag op haar rug. Haar kleding was nog steeds op haar knieën. De BH was nog aan. Terwijl zij op de grond zag ik dat de jongens haar met de vingers aanraakten bij haar kut en bij haar borsten. Telkens probeerde ik met woorden om de jongens te laten stoppen. (…)
A: Ik heb gezegd: "genoeg geweest, we gaan haar aankleden". Ik heb haar omhoog getrokken en probeerde haar kleding ook omhoog te trekken. Ik stond nog achter haar en probeerde haar bij haar armen en schouders omhoog te tillen. Terwijl ik dat deed heeft één van de jongens mij geholpen. Het was jongen -2-. Hij was een van de jongste, ik zag dat hij ook bang was. Het lukte mij dat het meisje overeind kwam. Ze stond rechtop. Ik hoorde dat het meisje zei: "ik wil naar huis, waar is mijn tas". Ik zag toen dat een van de jongens haar haar tas terug gaf. Ze had haar kleding toen wel aan, maar nog niet helemaal op een nette manier.
Op 11 september 2022 vond in het Maastricht UMC+ een
forensisch medisch onderzoek
plaats. Hierbij werden door forensisch arts [naam arts] lichaamsdelen van slachtoffer [slachtoffer] bemonsterd, waarbij gebruik werd gemaakt van een onderzoeksset zedendelicten. Tevens heeft de forensisch arts op het bijbehorende onderzoeksformulier ingevuld dat
- op de binnenkant van de linker bovenarm van [slachtoffer] een blauw-paarse, rond-ovale matig scherp begrensde huidverkleuring (fingerprint bruise) te zien was;
- vlak onder het rechterschouderblad in een gebied van ongeveer 5 bij 5 cm enkele puntvormige en grillig gevormde rood-blauwe huidverkleuringen (onderhuidse bloeduitstorting, mogelijk patroonletsel) te zien was;
- op de linker bil streepvormige, rode verkleuringen afgewisseld met bleke uitsparingen (handafdruk?) te zien waren.
De politierelateerde – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt:
Er zijn twee vorderingen gedaan i.v.m. beelden van de zogenaamde "pollers" van de gemeente Venray. Op 27 februari 2023 heb ik onderzoek gedaan naar het bestand [bestandsnaam] . Ik zag op datum en tijd 2022-09-11 04:31:21 een groepje jongens met een meisje in beeld komen. Ik omschrijf de personen als volgt:
persoon 2: Man begin of midden 20 jaar. Blanke huidskleur. Kort donker haar. Hij heeft een donker jack aan met witte mouwen. Een donkere broek en grijsachtige sportschoenen. Hij rijdt op een dames fiets.
persoon 3: Man begin of midden 20 jaar. Hij heeft een donkere huidskleur en kort donker haar. Hij draagt een zwarte of donkere gewatteerde jas en een spijkerbroek en witte schoenen.
persoon 4: Man begin of midden 20 jaar. Hij heeft een licht getinte huidskleur. Hij draagt een zwarte capuchon over zijn hoofd en daar onder een baseball cap met onbekende opdruk. Hij draagt een donkere broek met daaronder grijsachtige sportschoenen met een Nike teken daarop.
persoon 5: Een man van begin 20 jaar met een licht getinte huidskleur, donker haar met krullen. Hij heeft een witte jas met een zwarte of donkere capuchon. Een zwarte of donkere broek en witte sportschoenen.
persoon 6: een man van begin 20 jaar met een donkere huidskleur, een zwarte jas met witte mouwen en opschrift aan de voorzijde. Zwarte of donkere broek met zwarte of donkere schoenen.
persoon 7: een vrouw van midden 20 jaar met donker haar in een paardenstaart. Ze draagt een zwarte of donkere jas met daaronder een zwart rokje of broekje. Ze draagt zwarte hakken.
Het meisje loopt tussen de groep jongens in en is duidelijk onvast te been. Als het meisje op een gegeven moment een 'stap' opzij zet omdat zij zo onvast te been is, zie ik dat de jongen met de licht getinte huidskleur haar even vastpakt bij haar arm.
De
verklaringvan de
verdachte, afgelegd bij de politie, bevat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
O: Verbalisant laat een foto zien, bijlage 1.
V: Wie op de foto ben jij?
A: Die met het witte vest in het midden. (…)
V: Op dat moment, die avond hoe zou je jezelf omschrijven?
A: Krulletjes, kortere haren dan nu. Welke kleren ik aan had weet ik niet meer.
(…) Normaal postuur, licht getint, bruine ogen, snorretje en sikje.
De
verklaringvan de
verdachte[verdachte] , afgelegd tijdens de zitting van 13 juni 2025, bevat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Ik was in de nacht van 11 september 2022 in het park in Venray met een groep jongens terwijl een meisje werd aangeraakt aan haar tieten en kont.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en wat ter zitting is besproken vast dat er in de vroege ochtend van 11 september 2022 in het centrum van Venray een ernstig incident heeft plaatsgevonden waarbij door meerdere personen seksueel misbruik is gemaakt van [slachtoffer] . De verdachte wordt verweten dat hij één van de personen is geweest die seksuele handelingen met [slachtoffer] heeft verricht zonder dat zij dit wilde. Dit is in vier verschillende varianten aan hem ten laste gelegd.
Getuige [getuige] heeft kort na het incident bij de politie gedetailleerd verklaard wat zich die nacht en in de vroege ochtend voor zijn ogen heeft afgespeeld. Hij heeft onder andere gezien dat meerdere jongens een meisje dat behoorlijk onder invloed was hebben ontkleed en haar op meerdere plekken van haar lichaam hebben aangeraakt. Hij verklaarde dat ‘jongen 1’ en ‘jongen 5’ de klootzakken waren en dat die het meeste hebben gedaan. Jongen 5 heeft de kleding van het meisje van boven naar onder getrokken. Jongen 1 raakte haar de hele tijd aan. Hij raakte met zijn vingers haar blote vagina aan. Hij gaf haar kusjes op de wang. Ook heeft hij haar klappen gegeven op de billen. [getuige] heeft het meisje meerdere malen “nee” horen zeggen. Hij had het idee dat de aanrakingen tegen de wil van het meisje waren. Later zag hij dat twee jongens het meisje fysiek optilden en haar wegdroegen naar het Kerkpad. Daar zag [getuige] dat jongens haar met vingers aanraakten bij haar vagina en bij haar borsten. ‘Jongen 2’ heeft hem uiteindelijk geholpen om het meisje omhoog te tillen. Daarnaast heeft getuige [getuige] gedetailleerde signalementen van de jongens gegeven.
De verklaring van [getuige] vindt steun in de bevindingen van de politie, die vrij snel na het incident ter plaatse was en die [slachtoffer] daar aantrof met twee benen in een broekspijp. Hetgeen erop duidt dat haar broek (jumpsuit) uit moet zijn geweest. Ook wordt de getuigenverklaring van [getuige] ondersteund door de bevindingen van de forensisch arts, waaruit is gebleken dat [slachtoffer] een blauwe plek op haar linker bovenarm had en rode huidverkleuringen op haar rug en bil. Tot slot wordt zijn verklaring ondersteund door de camerabeelden van de pollers van de gemeente, althans in die zin dat [slachtoffer] de bewuste nacht/vroege ochtend met een groepje jongens over straat liep.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige] daarom geloofwaardig en betrouwbaar en stelt vast dat op die ochtend een groep jongens (jonge mannen) seksueel misbruik heeft gemaakt van [slachtoffer] . Hoewel [getuige] ‘jongen 1’ en ‘jongen 5’ aanwijst als de personen die het meest hebben gedaan, sluit de rechtbank op basis van het dossier niet uit dat andere jongens ook handelingen bij [slachtoffer] hebben verricht.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij bij het incident in het park aanwezig was. Zijn DNA is aangetroffen op de kapotgescheurde panty van [slachtoffer] . Door de verdachte wordt niet ontkend dat er met [slachtoffer] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Betwist wordt door hem echter de rol die hij daarin heeft gehad.
De rechtbank gaat er op basis van de camerabeelden en de verklaring van de verdachte van uit dat hij één van de vijf jongens is over wie getuige [getuige] heeft verklaard. Volgens de rechtbank past maar één beschrijving die [getuige] heeft gegeven op het signalement/uiterlijk van de verdachte. Dat is persoon 5 op de camerabeelden: een man van begin 20 jaar met een licht getinte huidskleur, donker haar met krullen. Hij heeft een witte jas met een zwarte of donkere capuchon. Dit signalement komt overeen met degene die door getuige [getuige] als ‘persoon 1’ werd aangewezen in zijn verklaring van wat er is gebeurd. Persoon 1 is de jongen van ongeveer 1.60 meter lang met een Aziatische – dus lichte – huidskleur, die een dunne jas met een capuchon droeg. Deze jongen had geen baard, maar een snor ‘die net aan het groeien was’. De verdachte heeft verklaard dat hij op de camerabeelden de ‘jongen met het witte vest in het midden’ is en dat hij destijds een snorretje had. De andere jongens die [getuige] beschrijft, hebben kenmerken die niet overeenkomen met die van de verdachte. De rechtbank komt om deze reden tot het oordeel dat de verdachte dus ‘persoon 1’ is geweest en die handelingen heeft verricht die [getuige] deze persoon 1 toeschrijft.
De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft weten te geven voor het feit dat zijn DNA op de buitenzijde/voorzijde van de – kapotgescheurde – panty van [slachtoffer] is aangetroffen, ter hoogte van de beschadiging. Ter terechtzitting verklaarde de verdachte dat zijn DNA op de panty kan zijn gekomen omdat het meisje eerder die avond in het café tussen zijn benen heeft gestaan of omdat hij haar heeft geholpen om haar kleding weer aan te krijgen. De rechtbank acht dit onaannemelijk. In het café droeg [slachtoffer] haar jumpsuit over de panty, waardoor deze aan de voorzijde bedekt was. De verklaring dat hij het meisje hielp om haar kleding weer aan te krijgen nadat zij door anderen misbruikt was, is in strijd met de verklaring van [getuige] . [getuige] verklaarde dat ‘jongen 2’, een lange jongen met een donkere huidskleur, hem heeft geholpen. Dat signalement past in het geheel niet bij de verdachte. Bovendien is de verdachte ter terechtzitting gevraagd hoe hij [slachtoffer] dan heeft geholpen, maar de verdachte kon hierover geen zinnige verklaring afleggen. Het alternatieve scenario van de verdachte ten aanzien van het aantreffen van zijn DNA op de panty schuift de rechtbank dan ook als onaannemelijk en ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande van oordeel dat in het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte betrokken is geweest bij het incident. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn mededader(s) in het park zijn geweest waar met [slachtoffer] , ondanks haar toestand en terwijl zij ‘nee’ heeft gezegd, seksuele handelingen zijn verricht. Gelet op de door [getuige] beschreven gedragingen, is de rechtbank van oordeel dat daarbij sprake is geweest van een situatie waarin de verdachte en zijn mededader(s) nauw en bewust met elkaar samenwerkten. De vraag die thans aan de rechtbank voorligt, is welke seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en of deze handelingen onder dwang zijn verricht. De rechtbank overweegt als volgt.
Vrijspraakoverwegingen inzake het primair en subsidiair tenlastegelegde
Voor een bewezenverklaring van het primair en subsidiair tenlastegelegde is onder meer vereist dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte seksueel bij [slachtoffer] is binnengedrongen. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte met zijn vinger(s) seksueel is binnengedrongen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om verkrachting of het plegen van handelingen die onder meer bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, door de verdachte bewezen te achten. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Bewijsoverweging met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde
Meer subsidiair wordt de verdachte verweten dat hij ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] door haar vagina, borsten en billen te betasten. De verdachte heeft weliswaar zijn betrokkenheid bij het incident ontkend, maar de rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte de rol van ‘jongen 1’ heeft gehad.
De rechtbank acht alle feitelijke verweten gedragingen, zoals genoemd in de tenlastelegging en zoals omschreven in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of deze handelingen hebben plaatsgevonden onder dwang. Van dwang – in de zin van het in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde dwingen, zoals dit artikel luidde ten tijde van het tenlastegelegde – is sprake als vast komt te staan dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat de betrokkene seksuele handelingen tegen de (kenbare) wil ondergaat.
De rechtbank stelt vast dat in de gegeven omstandigheden in deze zaak geen sprake is van geweld, in de zin van dwang. Als “andere feitelijkheden” waarmee de verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen, merkt de rechtbank aan, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 27 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:220, het misbruik maken van de kwetsbare positie van [slachtoffer] en het hebben van feitelijk overwicht over [slachtoffer] . [slachtoffer] kon onvoldoende weerstand bieden vanwege haar beschonken toestand, haar ‘nee’ is niet geaccepteerd, zij is opgetild en verplaatst, door de jongens ontkleed en tevens was sprake van een fysieke, numerieke en feitelijke overmacht door de verdachte en zijn mededader(s) die samen een groep jongens vormden. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn mededader(s) in de gegeven omstandigheden fysiek en uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht hadden op [slachtoffer] en misbruik hebben gemaakt van haar kwetsbare positie, waardoor zij zich naar redelijke verwachting onvoldoende aan de situatie kon onttrekken terwijl duidelijk was dat zij de handelingen niet wilde.
Op basis daarvan is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte zich, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer] in vereniging. De rechtbank acht derhalve het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.