ECLI:NL:RBLIM:2025:6043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
ROE 23/2289
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R.N. Crombaghs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom opgelegd voor permanente bewoning van recreatiewoningen in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten. Eiseres had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege het permanent huisvesten van mensen in recreatiewoningen, wat in strijd was met het bestemmingsplan. Eiseres voerde aan dat zij een vergunning had en dat er bijzondere omstandigheden waren die handhaving onredelijk maakten. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had gehandeld. De vergunning die eiseres had, stond geen permanente bewoning toe, en er waren geen concrete toezeggingen gedaan door het college die het vertrouwen wekten dat handhaving niet zou plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college in redelijkheid zouden beletten om handhavend op te treden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen gelijk in de zaak. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder het vertrouwensbeginsel kan slagen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/2289

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.J.J. Kreutzkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van Eijsden-Margraten, het college

(gemachtigden: R. Blankers en N. Hartog).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan eiseres opgelegde last onder dwangsom vanwege het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van het perceel [het perceel] (het perceel). Tegen deze last heeft eiseres bezwaar gemaakt, maar dat is ongegrond verklaard. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert hierover een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank haar beroep.
2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college heeft kunnen besluiten om een last onder dwangsom op te leggen aan eiseres. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3.
3.1.
Met het bestreden besluit van 6 september 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij het opleggen van de last onder dwangsom gebleven.
3.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

4. Eiseres is eigenaar van het perceel, dat is opgesplitst in acht wooneenheden. Daarvan zijn zes wooneenheden vergund voor recreatieverblijf, in de overige twee is permanente bewoning toegestaan.
4.1.
Op 4 januari 2021 is een controle uitgevoerd en is onder andere geconstateerd dat vijf van de zes recreatieappartementen permanent worden bewoond.
4.2.
Het perceel is gelegen binnen de grenzen van het ten tijde van het bestreden besluit geldende bestemmingsplan ‘Sint Geertruid’ (het bestemmingsplan). Volgens dit bestemmingsplan rust op het volledige perceel de bestemming ‘verblijfsrecreatie’. Dit betekent dat de wooneenheden bedoeld zijn voor tijdelijk verblijf van recreanten. Op zitting heeft het college aangegeven dat een omgevingsvergunning is verleend voor permanente bewoning van twee wooneenheden.
4.3.
Naar aanleiding van de controle heeft het college een waarschuwingsbrief verstuurd en eiseres verzocht om de permanente bewoning van de vijf recreatieappartementen binnen zes weken te beëindigen. Eiseres heeft hier geen gehoor aan gegeven.
4.4.
Om die reden heeft het college, met het besluit van 24 januari 2023, eiseres gelast de permanente bewoning van vijf recreatieappartementen te beëindigen vóór 13 maart 2023 met een dwangsom van € 1.800,- per week met een maximum van € 18.000,-.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Laatstgenoemde wet geeft overgangsrecht op grond waarvan in bepaalde gevallen het oude recht blijft gelden. Dat geldt voor het hier aan de orde zijnde besluit.
5.1.
Als voor 1 januari 2024 een overtreding is aangevangen en voor die datum een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding, blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip op die bestuurlijke sanctie van toepassing. Nu het handhavingsbesluit voor 1 januari 2024 is genomen, blijft in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met aanverwante wetgeving van toepassing.
Is er sprake van een overtreding?
6. Eiseres betwist dat sprake is van een overtreding, omdat het bestemmingsplan permanente bewoning van de appartementen toestaat. Daarnaast stelt eiseres dat het college de permanente bewoning van de zes recreatieappartementen aan eiseres heeft vergund.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank legt dat hierna uit.
7.1.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan te gebruiken.
7.2.
Op het perceel is volgens het bestemmingsplan de bestemming 'centrum' en de specifieke functieaanduiding 'verblijfsrecreatie' van toepassing. Ingevolge artikel 7.1, onder g, van de regels van het bestemmingsplan zijn de voor ‘centrum’ aangewezen gronden bestemd voor verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’. Met ‘verblijfsrecreatie’ wordt op grond van artikel 1 van het bestemmingsplan bedoeld:
(…) recreatiewoningen en/ of -appartementen:
een gebouw (woning en/of appartement), dat periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De maximum verblijfsduur bedraagt 6 weken zonder dat dit mag leiden tot permanente bewoning. (…)
7.3.
Gelet op het voorgaande is permanente bewoning van de appartementen in strijd met het bestemmingsplan en vormt dat dus een overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
7.4.
Aan eiseres is voor het perceel een omgevingsvergunning verleend waarin de volgende projectomschrijving staat opgenomen:
(…) [naam] te [plaats] . Logies met ontbijt. Aanpassen van de grbuiksfuncties. (…)
Die functieomschrijving ziet op ‘logies met ontbijt’ en niet op permanente bewoning en dat volgt ook uit het kopje ‘behandeling zienswijze’, punt 1 van de omgevingsvergunning:
(…) 1. In de aanvraag is aangegeven dat het een logiefunctie betreft. Permanente bewoning is niet hetgeen dat middels deze aangevraagde omgevingsvergunning wordt vergund. (…)
7.5.
Op zitting heeft de gemachtigde van eiseres het voorgaande erkend.
7.6.
Gelet op het voorgaande is sprake van met het bestemmingsplan strijdig gebruik en dus van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo.
Beginselplicht tot handhaving
8. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, moet het college bij een overtreding van het bestemmingsplan in de regel van zijn bevoegdheid om handhavend op te treden gebruik maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag het college dit niet doen, in het bijzonder als concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot het daarmee te dienen doel. [1]
Mocht eiseres er op vertrouwen dat het college niet zou handhaven?
9. Eiseres stelt dat zij erop mocht vertrouwen dat het college niet zou handhaven, nu de gemeente zelf heeft meegewerkt aan de inschrijving van de bewoners van de recreatiewoningen in de Basisregistratie Personen (BRP) en die inschrijving het vertrouwen wekt dat permanente bewoning op dit adres is toegestaan. Ook het verlenen van separate huisnummers aan de recreatiewoningen wekt het vertrouwen dat permanente bewoning is toegestaan. Bovendien heeft het college lange tijd niet handhavend opgetreden terwijl het college wel wist van de overtreding.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank legt hierna uit waarom.
10.1.
Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt alleen als eiseres aannemelijk maakt dat zij uit het gedrag van het college of uit zijn toezeggingen of uitlatingen redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat het in dit geval van het gebruik maken van zijn handhavingsbevoegdheid zou afzien. [2]
10.2.
Dat een medewerker van de gemeente bewoners van recreatiewoningen heeft ingeschreven in de BRP, is geen bewuste standpuntbepaling van het college dat die bewoning ook is toegestaan op grond van het bestemmingsplan en dat hij daartegen niet handhavend zal optreden. Bovendien kan de inschrijving in het BRP niet worden geweigerd. [3] Dat de recreatiewoningen een apart huisnummer hebben, doet niet af aan de planologische kwalificatie van de woningen als recreatiewoning. Niet alleen woningen kunnen immers een huisnummer krijgen. Het is verder vaste rechtspraak dat langdurig stilzitten van het college niet zonder meer betekent dat het zijn handhavingsbevoegdheid verliest. [4] Eiseres kon en mocht uit (enkel) het stilzitten van het college niet afleiden dat hij niet zou handhaven. Verder kent de rechtbank aan het tijdsverloop maar beperkt gewicht toe, ook omdat, zoals het college ter zitting heeft toegelicht, de handhavingscapaciteit binnen de gemeente beperkt is.
Maken bijzondere omstandigheden handhaven onredelijk?
11. Eiseres stelt dat het college eerder niet is overgegaan tot handhaving terwijl hij wel wist van de overtreding. Tussen het voornemen tot en het daadwerkelijk handhaven heeft ruim een jaar tijd gezeten. Dit maakt het volgens eiseres onevenredig om alsnog over te gaan tot handhaven. Daarnaast stelt eiseres, zonder nadere concretisering, dat sprake is van een geringe overtreding die maakt dat handhavend optreden onevenredig is.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank legt hierna uit waarom.
12.1.
De permanente bewoning van de recreatiewoningen is geen overtreding van geringe aard en ernst. De gevolgen van de overtreding zijn immers doorlopend en er is sprake van een wezenlijk ander gebruik met een andere ruimtelijke uitstraling dan het toegestane gebruik. [5] Verder is, zoals onder 10.2. al geoordeeld, het enkel tijdsverloop onvoldoende om van handhaving af te zien. Al met al ziet de rechtbank geen reden dat handhavend optreden in verhouding tot de daarmee te dienen belangen in dit geval onevenredig is. Ook in samenhang bezien kunnen voorgaande omstandigheden daarom niet tot het oordeel leiden dat het college in redelijkheid niet had mogen overgaan tot handhavend optreden.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.N. Crombaghs, rechter, in aanwezigheid van F.G.A. Claessen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025. .
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 juni 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1937, r.o. 5.1.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3808
4.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:1309.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1543