9.1.De voorzieningenrechter stelt vast dat de politie in de woning van verzoeker 24,6 gram netto hennep, 23,8 gram netto hasjiesj, 2,3 gram bruto cocaïne en 6 gram bruto amfetamine heeft aangetroffen. Verzoeker heeft dit niet betwist. De burgemeester heeft dan ook terecht aangenomen dat de drugs niet (alleen) voor eigen gebruik bestemd zijn, maar deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden. De aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs overschrijden namelijk allemaal de grenzen van 0,5 gram en 5,0 gram voor eigen gebruik en verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat al die drugs (desondanks) bestemd waren voor eigen gebruik. Verzoeker heeft daarover namelijk niet helder, consistent en/of voldoende onderbouwd verklaard. Hij heeft bijvoorbeeld niet gesteld en/of onderbouwd welke drugs hij precies zelf gebruikt, in welke frequentie (bijvoorbeeld driemaal daags, dagelijks, wekelijks) en welke hoeveelheden hij dan per keer gebruikt.
Dat het om een bruto aangetroffen hoeveelheden harddrugs gaat, terwijl enkel de netto hoeveelheden volgens verzoeker relevant zijn, kan hem (ook) niet baten. Het verschil tussen het bruto- en nettogewicht van de harddrugs is volgens de voorzieningenrechter namelijk niet dusdanig dat verzoeker daarmee onder de hoeveelheid van 0,5 gram voor eigen gebruik komt. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt namelijk dat de drugs zijn gewogen in twee (plastic) gripzakjes en -zoals de burgemeester ter zitting voldoende heeft toegelicht- is het gewicht daarvan beperkt, namelijk (gemiddeld) 0,2 tot 0,5 gram per zakje. Na aftrek daarvan resteert er dus nog altijd 2,1 tot 1,8 gram netto cocaïne en 5,8 tot 5,5 gram netto amfetamine en ook dat betreffen behoorlijke handelshoeveelheden. Daarnaast is van belang dat de politie alle drugs in de woning van verzoeker heeft aangetroffen op de eettafel. Wat het minder waarschijnlijk maakt dat alleen de softdrugs voor handel bestemd was. Ook zijn diverse attributen gevonden, die volgens vaste Afdelingsrechtspraakduiden op drugshandel. Tot slot is sprake van andere relevante omstandigheden. Er is een melding gedaan dat drugs werd verhandeld vanuit de woning van verzoeker, en er is ook iemand aangehouden die heeft verklaard drugs te hebben gekocht uit de woning van verzoeker. Gelet op het voorgaande, is de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevoegd om de woning van verzoeker te sluiten. De sluiting voor de duur van twaalf maanden is voorts in overeenstemming met het Damoclesbeleid van de burgemeester, zodat het aankomt op de vraag of deze noodzakelijk en evenredig is.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
10. Verzoeker voert aan dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is. De woning vervult volgens verzoeker namelijk geen rol binnen de keten van drugshandel, zoals wel blijkt uit het feit dat daaromtrent geen, althans onvoldoende indicaties zijn. De burgemeester heeft dat niet onderkend en heeft dan ook ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd geoordeeld dat de woning die rol wel zou vervullen en dat die indicaties er wel zouden zijn.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de omgeving en het herstel van de openbare orde. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling)volgt namelijk dat als uitgangspunt geldt dat als in een pand een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat dat pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel levert op zichzelf al een belang op bij sluiting. In dit geval is er, zoals hiervoor overwogen, ook nog ter plaatse feitelijke drugshandel geconstateerd. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er een melding is gedaan en dat er een koper is aangehouden. Daar komt bij dat de politie in de woning diverse attributen heeft aangetroffen die volgens vaste Afdelingsrechtspraakduiden op drugshandel, zoals een kleine weegschaal, meerdere gripzakjes met daarin kleine(re) hoeveelheden soft- en harddrugs en lege gripzakjes. Het enkele feit dat geen contant geld is aangetroffen, maakt niet dat de burgemeester, gelet op alle andere handelsindicatoren, er niet van uit mag gaan dat er vanuit de woning is gehandeld. Tot slot is de woning gelegen in een grensgebied, waar de aanwezige drugscriminaliteit aanzienlijk hoger is dan in andere delen van het land, zoals de burgemeester ter zitting onweersproken heeft gesteld. Een en ander versterkt de noodzaak tot sluiting van de woning van verzoeker nog verder.
Is sluiting van de woning evenredig?
12. Verzoeker voert aan dat de woningsluiting niet evenredig is. Daarvoor is in de eerste plaats van belang dat een woning volgens vaste rechtspraak van de Afdelingsrechtspraakin beginsel niet langer dan zes maanden kan worden gesloten, tenzij sprake is van omstandigheden die een langere sluitingsduur noodzakelijk maken, zoals de ligging van het pand in een kwetsbare woonwijk. Het sluitingsbesluit is dan ook in strijd met Afdelingsrecht en bovendien onredelijk. Het belang dat gediend is met de sluiting is namelijk minder evident dan het persoonlijk belang van verzoeker en zijn vriendin. In het geval van een sluiting zullen zij immers voor lange duur geen toegang tot de woning hebben en de gevolgen daarvan zijn onomkeerbaar. Een belangenafweging moet dan ook in het voordeel van verzoeker uitvallen. In dat kader is ook van belang dat verzoeker geen antecedenten heeft en dat de vriendin van verzoeker onlangs nog een operatie heeft ondergaan en pijnstilling heeft gekregen. De belangen van verzoeker en zijn vriendin, om in de woning te kunnen blijven, heeft de burgemeester niet deugdelijk meegewogen.
13. Als de burgemeester bevoegd is een woning te sluiten en die sluiting ook noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn (onder andere) de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang.Tot slot moeten de nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.