ECLI:NL:RBLIM:2025:5947
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot wraking van een rechter in een strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 23 mei 2025 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die bijgestaan werd door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat te Venlo. De wraking was gericht tegen mr. V.P. van Deventer, de rechter die de zaak behandelde. Het verzoek tot wraking werd ingediend tijdens een zitting op 1 mei 2025, waar de rechter had besloten de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer vanwege de complexiteit en omvang van de zaak. De verzoeker stelde dat de uitspraak van de rechter, dat de verdachte mogelijk meer dan één jaar gevangenisstraf zou kunnen krijgen, blijk gaf van vooringenomenheid.
De rechter stelde echter dat de beslissing om de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer een procesbeslissing was, waartegen geen wraking openstond. De wrakingskamer oordeelde dat de motivering van de rechter voor de verwijzing niet kon worden opgevat als een uiting van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing om de zaak te verwijzen was volgens de wrakingskamer een legitieme procesbeslissing en niet een indicatie van partijdigheid.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, bijgestaan door de griffier.