ECLI:NL:RBLIM:2025:5759

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
ROE 24/3385
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel ontvangen huurtoeslag door eiseres

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 17 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de terugvordering van huurtoeslag beoordeeld. Eiseres betwist dat zij € 621,- aan te veel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen en stelt dat het juiste bedrag € 528,- is. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 21 mei 2025, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank concludeert dat de berekening van verweerder correct is. Eiseres had recht op huurtoeslag over 2023, maar heeft meer ontvangen dan waar zij recht op had. De rechtbank stelt vast dat eiseres recht heeft op € 2.839,- aan huurtoeslag, terwijl verweerder haar € 3.461,- heeft uitbetaald. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres € 621,- moet terugbetalen. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij het bedrag van € 94,-, dat in geschil is, niet heeft ontvangen.

De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om de terugvordering te matigen en dat de procedure correct is verlopen. Eiseres krijgt geen gelijk en moet het griffierecht en proceskosten zelf dragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3385

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] )).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bedrag aan huurtoeslag over 2023 dat zij moet terugbetalen. Eiseres vindt namelijk dat zij nu € 94,- teveel moet terugbetalen: niet (naar beneden afgerond) € 621,- zoals verweerder zegt, maar € 528,-.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 op zitting behandeld. Eiseres is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Met een voorschotbeschikking van 28 december 2022 heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres voor 2023 vastgesteld op € 3.569,-. Verweerder heeft dit bedrag gebaseerd op het (gezamenlijk) toetsingsinkomen van eiseres en haar toeslagpartner van
€ 27.786,- en een huur van € 626,85 per maand.
2.1.
Met een voorschotbeschikking van 22 september 2023 heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over 2023 (opnieuw) vastgesteld op € 3.367,-. Reden daarvoor is de wijziging van de huur vanaf 1 juli 2023 naar € 575,03.
2.2.
Met een voorschotbeschikking van 5 januari 2024 heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over 2023 (opnieuw) vastgesteld op € 3.461,-. Reden daarvoor is de wijziging van de huur vanaf 1 november 2023 naar € 647,19.
2.3.
Met een voorschotbeschikking van 2 februari 2024 heeft verweerder de huurtoeslag van eiseres over 2023 (opnieuw) vastgesteld op € 2.839,-. Reden daarvoor is het beëindigen van de toeslag per 31 oktober 2023.
2.4.
Met een brief van 31 januari 2024 heeft verweerder eiseres geïnformeerd dat zij over 2023 te veel huurtoeslag heeft ontvangen en € 621,- moet terugbetalen.
2.5.
Met het bestreden besluit van 4 juni 2024, op het bezwaar van eiseres tegen het totale bedrag dat zij moet terugbetalen, heeft verweerder dat bedrag gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
De samengevatte standpunten van partijen
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit geen verband heeft met het besluit waar bezwaar tegen is gemaakt. Zij wijst ter onderbouwing van het terug te betalen bedrag naar het overzicht van de uitbetaling van huurtoeslag op haar bankrekeningnummer (de periode
20 december 2022 tot en met 20 november 2023). Tot slot vindt zij dat het gespreksverslag onvolledig is en zij geen toestemming heeft verleend om het telefoongesprek aan te merken als hoorzitting. Volgens eiseres heeft verweerder gehandeld in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het voorschot huurtoeslag over 2023 juist is vastgesteld op € 2.839,- en eiseres € 621,- moet terugbetalen. Reden is dat in de periode 14 december 2022 tot en met 20 december 2023 € 3.461,- aan voorschot huurtoeslag over 2023 aan eiseres is uitbetaald. [1] Verweerder ziet geen reden de terugvordering te matigen. Tot slot vindt verweerder dat bij het horen is voldaan aan de wettelijke eisen zoals die in de Awb staan.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres vanaf januari 2023 tot en met oktober 2023 recht heeft op € 2.839,- huurtoeslag. In geschil is of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres € 621,- aan te veel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen in plaats van € 528,- zoals eiseres zegt.
6.1.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat uit de besluitvorming (zoals die in de rechtsoverwegingen 2 tot en met 2.3 is opgenomen) kan worden afgeleid hoe haar recht op huurtoeslag zich heeft ontwikkeld, op welk bedrag eiseres (uiteindelijk) recht heeft en wat zij moet terugbetalen (2.4). De rechtbank kan zich echter voorstellen dat dit voor eiseres niet altijd even inzichtelijk was en ook niet wat nu met welk besluit werd besloten. Hoe dan ook, vast staat dat eiseres (uiteindelijk) recht heeft op € 2.839,- aan huurtoeslag over 2023, en dat zegt eiseres zelf ook. De vraag is dan hoeveel huurtoeslag aan eiseres uitbetaald is en hoeveel eiseres dus aan teveel ontvangen huurtoeslag moet terugbetalen. De rechtbank leidt uit de besluitvorming hierover af dat eiseres (in eerste instantie) recht had op € 3.367,- aan huurtoeslag (zie rechtsoverweging 2.1) en vervolgens € 3.461,- (zie rechtsoverweging 2.2). Dat maakt dat eiseres recht had op aanvullend € 94,- ten opzichte van de eerdere € 3.367,-. Dat bedrag van € 3.461,- is volgens verweerder geheel aan haar uitbetaald, ook de € 94,- (op 20 december 2023). Verweerder heeft dat nog onderbouwd met een systeemuitdraai van de uitbetalingen van de bedragen op de bankrekening van eiseres. Eiseres betwist echter dat zij óók de € 94,- op haar bankrekening heeft ontvangen. Dat is het bedrag waar het nog om gaat. De rechtbank volgt eiseres daar niet in. De rechtbank heeft geen reden aan verweerders systeemuitdraai van de overboeking op 20 december 2023 van de € 94,- op de bankrekening van eisers te twijfelen. Eiseres heeft wel een overzicht overgelegd van de uitbetalingen van de huurtoeslag op haar bankrekening, maar dat loopt maar tot en met 20 november 2023. De maand december 2023 ontbreekt, terwijl dat nu juist de maand is waarop dit bedrag volgens verweerder is overgemaakt. Daarmee heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 94,- niet op 20 december 2023 op haar bankrekening is overgemaakt. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiseres ook de € 94,- heeft ontvangen en dus het totale bedrag van € 3.461,- aan huurtoeslag over 2023 aan haar is uitbetaald. Omdat eiseres recht heeft op € 2.839,- heeft zij (naar beneden afgerond) € 621,- teveel huurtoeslag over 2023 gekregen.
7. De rechtbank is dus van oordeel dat verweerders berekening klopt en eiseres € 621,- aan te veel ontvangen huurtoeslag over 2023 moet terugbetalen. En dus niet (zoals eiseres zelf zegt) € 528,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarnaast voldoende uitgelegd waarom er geen aanleiding bestaat om (gedeeltelijk) van terugvordering (waarvan overigens maar € 94,- in geschil is) af te zien, ook omdat een betalingsregeling kan worden afgesproken. Daar heeft eiseres zelf ook niets over aangevoerd.
Het gesprek op 27 mei 2024
8. Verweerder heeft in het verweerschrift uitgelegd wat de gang van zaken omtrent het gesprek op 27 mei 2024 was. Van dat gesprek is ook een verslag gemaakt, waaruit blijkt dat eiseres daar haar bezwaar tegen het terug te betalen bedrag kon toelichten. De rechtbank kan daaruit niet afleiden dat verweerder in strijd met de wettelijke regels (in de Awb) gehandeld heeft. Er is voor een bestuursorgaan namelijk geen verplichting om vóór het nemen van een besluit op het bezwaar een conceptverslag ter goedkeuring aan de betrokkene toe te zenden. Het verslag hoeft ook geen letterlijke weergave van het besproken te bevatten. De rechtbank is ook niet zo goed duidelijk geworden welke gevolgen de door eiseres genoemde gebreken dan zouden moeten hebben voor het bedrag dat zij moet terugbetalen en waarmee zij het nu niet eens is (die € 94,-). Eiseres is echter niet op de zitting verschenen om dat te bespreken. De rechtbank verbindt daar in ieder geval niet de gevolgen aan die eiseres daaraan verbindt, namelijk dat er geen grondig onderzoek is gedaan, verweerder onbetrouwbaar is en ook de rechtszekerheid schendt waardoor verweerder zich hier coulant had moeten opstellen en de € 94,- had moeten kwijtschelden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en zij € 621,- moet terugbetalen aan teveel ontvangen huurtoeslag over 2023.
10. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh-Janssen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 juni 2025.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verweerder verwijst naar het overzicht uitbetaling huurtoeslag op pagina 2 van het bestreden besluit en heeft dat ook in het verweerschrift nog toegelicht.