Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] van 27 september 2023;
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2025;
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2] van 27 september 2023.
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 mei 2025;
- de forensisch-medische letselrapportage van GGD Zuid-Limburg van 31 mei 2024;
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
8.De vordering tenuitvoerlegging
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest en de tijd in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om overlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- ontzegtde verdachte
de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 maanden - bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
vrijheidsbeperkende maatregelop grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op voor de duur van
drie jaren, inhoudende dat de verdachte:
vervangende hechtenisvoor de duur van
14 dagenzal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste 6 maanden;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding ten aanzien van het meergevorderde aan materiële en immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , ter zake van het onder parketnummer 03.129238.24 onder feit 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.644,56 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, en een bedrag van € 15.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn medeverdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt;
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.