Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.[moeder] ,
2.
[vader],
STICHTING SWALM & ROER VOOR ONDERWIJS EN OPVOEDING,
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 29 april 2025;
- de pleitnota van de ouders;
- de pleitnota van Stichting Swalm & Roer.
2.De feiten
- Eigen plek waar ze zich kan terug trekken in het huisje; deze gebruikt ze regelmatig. Met name tijdens kringactiviteiten. Ze volgt alles, maar van een afstandje en dit is prima.
- [persoon X] is aan de slag gegaan met de basisemoties; ze kent de basisemoties en herkent deze bij klasgenoten en omschrijft deze ook goed.
- Emotie kennis uitgebreid met moeilijkere woorden; dit begrijpt ze, wat al knap is voor haar leeftijd.
- Bij “uitbarsting” rustig benaderen en haar tijd geven om tot zichzelf te komen. Proberen haar te laten benoemen welke emotie ze heeft; dit is lastig voor [dochter 3] . Ze kan dit pas als ze rustig is geworden. In de emotie is ze niet bereikbaar. Als de boosheid/verdriet voorbij is dan is ze ook meteen vrolijk. Kan dan verwoorden wat er gebeurd is en gaat gewoon weer verder.
In de klas als het even te veel wordt aan de slag met ontwikkelingsmateriaal (klapper met materialen wordt niet meer of minder ingezet.
- [dochter 3] heeft behoefte aan een schoolomgeving die haar cognitieve capaciteiten erkent en benut (…)
- [dochter 3] heeft behoefte aan een voorspelbare en veilige leeromgeving waarin zij zich gehoord en gezien voelt (…)
- [dochter 3] heeft behoefte aan een leerkracht die haar ondersteunt op didactisch en sociaal-emotioneel gebied (…)
- De leerkracht heeft kennis van hoogbegaafdheid nodig en kan omgaan met de hoge cognitieve capaciteiten van [dochter 3] .
- De leerkracht kan goed afstemmen op hoe [dochter 3] zich voelt en blijft voortdurend achter het gedrag van [dochter 3] kijken.
- De leerkracht kan [dochter 3] veel nabijheid bieden.
- De leerkracht heeft het nodig om vanuit verbinding te kunnen blijven werken met [dochter 3] en haar omgeving.
Ouders hebben behoefte aan een transparante en tijdige communicatie rondom [dochter 3] .
3.Het geschil
4.De beoordeling
Externe experts schakelen we in als we handelingsverlegen zijn.”(productie 1 bij dagvaarding, pagina 6). De Hubertusschool heeft voorafgaand aan de overstap van [dochter 3] naar De Driesprong geen deskundige(n) ingeschakeld voor de begeleiding van [dochter 3] . Op geen enkel moment blijkt dat de Hubertusschool met de handen in het haar heeft gezeten en zich geen raad meer wist met (de situatie van) [dochter 3] . De Hubertusschool heeft steeds in goed overleg met de ouders haar optreden bepaald. Van handelingsverlegenheid in de periode dat [dochter 3] op de Hubertusschool zat is niet gebleken.