ECLI:NL:RBLIM:2025:4474
Rechtbank Limburg
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking niet-ontvankelijk wegens te late indiening
Op 30 april 2025 vond de mondelinge behandeling van de zaak van verdachte plaats bij de politierechter, mr. M.J.H. van den Hombergh. Na de zitting heeft verzoeker, die in de zaak betrokken was, een schriftelijk verzoek tot wraking van de rechter ingediend. De rechter heeft op 30 april 2025 laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op 1 mei 2025 een schriftelijke reactie ingediend. De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Strafvordering en het Wrakingsprotocol van de rechtbank Limburg.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend, namelijk zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn. In dit geval was het verzoek tot wraking ingediend na het sluiten van het onderzoek ter zitting en na het uitspreken van het vonnis, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. De verzoeker had tijdens de behandeling opmerkingen gemaakt, maar deze waren niet tijdig genoeg om als een geldig wrakingsverzoek te worden aangemerkt. De wrakingskamer heeft de beslissing zonder behandeling ter zitting genomen, conform het Wrakingsprotocol.
De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verzoek te laat was ingediend. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 8 mei 2025 en ondertekend door mr. W.F.J. Aalderink, aangezien de voorzitter verhinderd was om te ondertekenen.