ECLI:NL:RBLIM:2025:4238
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van het WIA-dagloon en de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid
In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, op 6 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van de aan hem toegekende WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die sinds 23 april 2019 als facilitair medewerker werkzaam was, heeft een WIA-uitkering aangevraagd na arbeidsongeschiktheid. Het Uwv heeft in eerdere besluiten het dagloon vastgesteld op € 10,06, wat resulteerde in een uitkering van € 141,82 bruto per maand. Na bezwaar is het dagloon herzien naar € 55,78, maar eiser blijft van mening dat dit bedrag te laag is en dat het WIA-dagloon gelijk moet zijn aan het eerder ontvangen ZW-dagloon van ruim € 71,--. De rechtbank oordeelt dat het Uwv de regels omtrent de dagloonvaststelling correct heeft toegepast, inclusief de startersregeling en analoge toepassing van artikel 5, vijfde lid, van het Dagloonbesluit. De rechtbank concludeert dat het verschil tussen het WIA-dagloon en het ZW-dagloon geen ongerechtvaardigde ongelijke behandeling inhoudt. Daarnaast wordt de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid beoordeeld. Eiser stelt dat hij niet alleen volledig, maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen sprake is van duurzame beperkingen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het Uwv wordt veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten.