ECLI:NL:RBLIM:2025:3925

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
ROE 25/628
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

Op 25 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in een studio in Heerlen woont, was het niet eens met de sluiting van haar woning voor twaalf maanden door de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet, na de vondst van zowel soft- als harddrugs in haar woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, maar de sluiting beperkt tot drie maanden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, maar dat een sluiting van twaalf maanden te vergaand zou zijn, gezien de persoonlijke omstandigheden van verzoekster, waaronder haar kwetsbare verleden en recente werkhervatting. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van de burgemeester, en benadrukt dat de sluiting van drie maanden voldoende is om de openbare orde te herstellen en een signaal af te geven tegen drugscriminaliteit. De burgemeester is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 25/628

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 april 2025 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester

(gemachtigden: mr. M.A.M.A. Huppertz en K. Koelen).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van de woning van verzoekster voor twaalf maanden. Verzoekster is het hier niet mee eens. Zij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekster.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe, voor zover de sluiting van de woning langer duurt dan drie maanden. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Ook is de voorzieningenrechter van oordeel dat de sluiting noodzakelijk is. De voorzieningenrechter ziet echter in deze zaak dat een sluiting van twaalf maanden verstrekkende gevolgen heeft voor verzoekster. Rekening houdend met de belangen van verzoekster én van de burgemeester, ziet de voorzieningenrechter daarom aanleiding om de sluitingsduur te beperken tot drie maanden. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. In het besluit van 27 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de woning van verzoekster in Heerlen gesloten voor de duur van twaalf maanden.
2.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
De burgemeester heeft de rechtbank laten weten dat hij wacht met sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van de burgemeester.

Feiten en omstandigheden

3. Verzoekster huurt een studio (hierna: de woning) in een kamerverhuurpand in Heerlen. Zij verbleef tot voor kort hier samen met haar inmiddels ex-partner, [naam 2] .
3.1.
Op 15 januari 2025 heeft de politie de woning onderzocht. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van eerdere politieobservaties, waarbij werd vastgesteld dat er voortdurend personen in en uit het kamerverhuurpand liepen en waarvan ambtshalve bekend was dat er handel in verdovende middelen plaatsvond. Eén van deze personen werd door de politie verhoord en verklaarde dat hij zojuist drugs had gekocht in de woning. Daarop is de politie de woning binnengetreden. In de woning bevonden zich verzoekster en haar ex-partner. Nadat de uitlevering van verdovende middelen werd bevolen, werden door de ex-partner van verzoekster meerdere plaatsen aangewezen waar de verdovende middelen zouden liggen. Onder meer werden de volgende verdovende middelen aangetroffen: 336,3 gram bruto amfetamine (harddrugs), 206,1 gram netto hennep (softdrugs), 18,9 gram bruto hasj (softdrugs) en nog pillen en andere poeders. Ook werd er een contant geldbedrag van in totaal € 2438,- in de woning aangetroffen. Tijdens het verhoor bij de politie heeft verzoekster verklaard dat zij geen weet had van de handel in verdovende middelen en dat haar ex-partner daar verantwoordelijk voor was. Verzoekster verklaarde verder dat zij alleen hasj in de woning had liggen voor eigen gebruik. De ex-partner heeft ten overstaan van de politie verklaard dat personen bij hem speed (= amfetamine) en wiet kwamen halen. De bevindingen van de politie zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage van 18 januari 2025.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval voldoende spoedeisend, omdat zij niet in haar woning kan wonen als die wordt gesloten.
Het toetsingskader
4.2.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, als in een woning softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt of daartoe aanwezig is.
4.3.
De burgemeester voert het beleid om handel in drugs in Heerlen tegen te gaan. [1] In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in principe overgaat tot sluiting van een woning. Uit het beleid volgt, voor zover hier van belang, dat bij het aantreffen van harddrugs in een woning als uitgangspunt geldt dat bij een eerste constatering de woning voor twaalf maanden zal worden gesloten. [2] Op deze regel bestaat een uitzondering. [3] In het geval van een geringe overschrijding van de, in de Aanwijzingen Opiumwet bedoelde, gebruikershoeveelheid wordt niet overgegaan tot sluiting wanneer uit de feiten en omstandigheden voldoende overtuigend blijkt dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs enkel bestemd zijn voor eigen gebruik. Hierbij geldt dat er verder geen verdere handelsindicaties mogen bestaan, zoals (voor zover hier van belang) sommen contant geld, verklaringen van personen dat zij in de woning drugs hebben gekocht en het in de woning aantreffen van drugsgebruikers en/of handelaren.
De bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de woning over te gaan
4.4.
Verzoekster heeft niet betwist dat de burgemeester – gelet op de in de woning aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen – in beginsel bevoegd is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten.
De noodzaak om de woning te sluiten
4.5.
Vervolgens moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij gaat het om de vraag of vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidivesituatie of het liggen van het pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
4.6.
Verzoekster heeft in dit kader aangevoerd dat het haar opvalt dat de verklaringen van mogelijke kopers ontbreken en dat de verklaring van de koper, die is afgevangen, alsnog in het geding dient te worden gebracht. Ook de observaties van de politie dat er voortdurend personen in en uit het kamerverhuurpand liepen wordt betwist. Bovendien betekent dit niet dat diegene die het pand in- en uitgaat een koper is geweest van verdovende middelen, die verhandeld werd vanuit de woning. Het kan volgens verzoekster ook zo zijn geweest dat dit bezoekers waren van verzoekster en haar inmiddels ex-partner of van andere kamers in het pand. Verder heeft verzoekster aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd dat de woning in een kwetsbare wijk ligt.
4.7.
De voorzieningenrechter vindt dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Vast staat dat er een hoeveelheid van 336,3 gram bruto amfetamine (harddrugs), 206,1 gram netto hennep (softdrugs), 18,9 gram bruto hasj (softdrugs) is aangetroffen in de woning en een grote som aan contant geld. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruikt, te weten 0,5 gram bij harddrugs en 5 gram bij softdrugs, wordt overschreden. [4] Dat is hier het geval. In de woning werd een ruime overschrijding van de grens voor eigen gebruik aan hard- en softdrugs gevonden en is er dus sprake van een handelshoeveelheid.
4.8.
Uit de bestuurlijke rapportage komt naar voren dat de ex-partner van verzoekster zelf heeft verklaard dat hij heeft gehandeld in speed en wiet. Ook werd de woning doorzocht naar aanleiding van observaties van de politie en de verklaring van een afgevangen koper dat hij drugs had gekocht in de woning. Dat duidt dus op ‘loop’ naar de woning. Voor zover verzoekster deze observaties en verklaring van de koper betwist, omdat dit niet door de burgemeester is onderbouwd, overweegt de voorzieningenrechter dat de burgemeester het bestreden besluit heeft gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 18 januari 2025 dat naar waarheid is opgemaakt op basis van op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en politiemutaties. Volgens vaste rechtspraak mag de burgemeester in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal en politiemutaties van de politie, tenzij tegenbewijs aanleiding geeft tot het afwijken van dit uitgangspunt. [5] Ditzelfde geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook voor de naar waarheid opgemaakte bestuurlijke rapportage. In de bestuurlijke rapportage wordt omschreven dat de politie ambtshalve bekend was dat er handel in verdovende middelen plaatsvond vanuit het kamerverhuurpand, dat de politie heeft gezien dat er loop was naar dit pand en dat dit werd bevestigd door een afgelegde verklaring van een afgevangen koper, die verdovende middelen had gekocht in de woning van verzoekster. De voorzieningenrechter acht deze informatie voldoende betrouwbaar, zeker nu de ex-partner van verzoekster (zoals hiervoor al is vermeld) zelf heeft verklaard dat hij in verdovende middelen handelde. Dat de verklaring van de koper en het proces-verbaal van de observaties van de politie zelf niet in het dossier zitten, doet aan de betrouwbaarheid van deze informatie niet af. De bevindingen van de politie zijn voldoende beschreven in de bestuurlijke rapportage.
4.9.
Aannemelijk is – gelet op het voorgaande – dat de woning van verzoekster een rol speelde in het drugscircuit en in dit circuit bekend was. Het is dan ook van belang dat de woning aan dit circuit wordt onttrokken. De voorzieningenrechter volgt de burgmeester in zijn standpunt dat hij met de sluiting een signaal afgeeft dat de gemeente criminele drugsactiviteiten niet accepteert en daartegen optreedt om zo herhaling te voorkomen.
4.10.
Verder heeft de burgemeester ook belang mogen toekennen aan het feit dat de woning in een kwetsbare wijk ligt met veel drugsproblematiek. De burgmeester heeft in het bestreden besluit aangegeven dat in een straal van 750 meter rond de woning in de periode vanaf 2020 tot en met 2024 in totaal 23 hennepplantages en 6 handelshoeveelheden harddrugs aangetroffen. Dit is voldoende om te kunnen spreken van een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan deze cijfers en ziet niet in dat de burgemeester, zoals verzoekster stelt, zich alleen had moeten beperken tot het laatste jaar (2024). Om een goed beeld te krijgen van een wijk vindt de voorzieningenrechter deze langere terugkijktermijn juist inzichtelijk.
4.11.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat er een noodzaak was tot sluiting van de woning om het doel van herstel van de openbare orde te bereiken en dat er niet hoefde te worden volstaan met een waarschuwing.
De evenwichtigheid van de sluiting
4.12.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
4.13.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij geen weet heeft gehad van het feit dat in de woning een dusdanige hoeveelheid hard- en softdrugs lag opgeslagen. Verzoekster stelt dat haar ex-partner degene was die de verdovende middelen in haar woning had verstopt en verkocht aan anderen. Verzoekster heeft op zitting gesteld dat zij hiervan niks heeft meegekregen, omdat zij vanwege haar werk vaak niet thuis was. Zij meent dan ook dat haar geen persoonlijk verwijt treft. Daarnaast heeft verzoekster naar voren gebracht dat het haar – mede gelet op haar financiële situatie (bijstandsuitkering) – niet lukt om vervangende woonruimte te vinden. Haar zoektocht wordt ook bemoeilijkt, omdat zij twee honden heeft.
Op de zitting heeft verzoekster toegelicht dat zij sinds kort een (tijdelijke) baan heeft en zojuist haar eerste salaris heeft ontvangen. Zij heeft naar voren gebracht op zitting dat zij een zwaar verleden heeft gehad. Zo heeft zij vroeger vrijwillig afstand moeten doen van haar kinderen vanwege haar psychische gesteldheid, heeft zij rond 2015 in de dag- en nachtopvang van de Klomp gezeten, is zij alcoholverslaafd geweest en heeft zij jarenlang op straat geleefd. Verzoekster heeft verklaard dat zij sinds december 2024 is verhuisd binnen het kamerverhuurpand van een kamer naar een studio (de woning) en zo langzaam omhoog is geklommen. Verzoekster heeft verder gesteld dat niet van haar kan worden verlangd dat zij (gelet op haar verleden) gebruik gaat maken van een de dag- en nachtopvang, tussen de verslaafden en de daklozen en dat zij afstand gaat doen van haar honden, omdat dit nu haar kinderen zijn (althans zo voelt het voor haar) en zij in het verleden al een traumatische ervaring heeft opgedaan door afstand te moeten doen van haar echte kinderen. Verzoekster heeft tot slot gesteld dat zij heeft gezocht naar vervangende woonruimte, maar tot nu toe hier niet in is geslaagd, omdat zij maar een beperkt budget voor huur ter beschikking heeft, zij vaak de borg (twee of drie keer de maandhuur) niet kan betalen en veel verhuurders geen huisdieren willen.
4.14.
De voorzieningenrechter kan de burgemeester volgen in zijn standpunt dat verzoekster op de hoogte moet zijn geweest van de handel in verdovende middelen vanuit de woning. Er is sprake geweest van een behoorlijke hoeveelheid drugs die is aangetroffen in een hele kleine woning en verzoekster is (misschien niet altijd) aanwezig geweest in de woning tijdens de drugsdeals. Dit was zeker het geval op de dag van het onderzoek van de politie op 15 januari 2025, waarop de afgevangen koper drugs in de woning had gekocht.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt ook dat de verdovende middelen werden verkocht aan de deur van de woning, die meteen toegang verschafte tot de woonkamer. De voorzieningenrechter acht het dan ook niet aannemelijk dat verzoekster nooit iets van drugshandel aan de deur heeft bemerkt. Daarnaast is verzoekster als huurder en bewoner verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woning en is in dat kader haar toezichthoudende taak niet nagekomen. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat verzoekster van de overtreding in de woning een verwijt kan worden gemaakt.
4.15.
Inherent aan een sluiting van een woning is dat de woning enige tijd niet kan worden gebruikt en dat dit voor de betrokkene tot financieel nadeel leidt. Dit levert op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op. De burgmeester heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. Dat kan ook door tijdelijk bij vrienden of familie te verblijven. Verzoekster heeft op de zitting naar voren gebracht dat zij het nodige heeft gedaan om aan vervangende woonruimte te komen en dat zij geen familie heeft waar zij op kan terugvallen. Vooralsnog heeft verzoekster niet aangetoond (met schriftelijke stukken) dat zij daartoe niet in staat is. Verzoekster is verder zelf verantwoordelijk om onderdak te vinden voor haar honden. Bij het zoeken naar vervangende woonruimte kan zij op zoek gaan naar een woning, waarbij huisdieren zijn toegestaan. Ook kan verzoekster een beroep doen op haar sociaal netwerk of een pension gedurende de tijd van de sluiting. Dat een verblijf in de dag- en nachtopvang voor verzoekster verre van ideaal is, acht de voorzieningenrechter begrijpelijk, maar kan geen reden zijn om van de sluiting af te zien. Op de zitting heeft de burgemeester verwezen naar Team Toegang, die verzoekster kan helpen met haar zoektocht naar vervangende woonruimte.
4.16.
De voorzieningenrechter ziet in deze zaak ook dat een sluiting van de woning van twaalf maanden zeer verstrekkende gevolgen heeft voor verzoekster. Verzoekster heeft nu een baan gekregen en verdient sinds zeer recent zelf haar geld. Ook heeft verzoekster nog niet zolang geleden haar schulden afbetaald. De voorzieningenrechter maakt uit het voorgaande op dat verzoekster haar leven weer op orde heeft. De voorzieningenrechter is verder gebleken dat verzoekster een kwetsbaar en problematisch verleden heeft met een alcoholverslaving en dat het risico op een terugval aanwezig is. Ook is de kans aanwezig dat verzoekster weer terug kan naar de woning na de woningsluiting, maar dan zal zij wel twaalf maanden huur moeten doorbetalen, terwijl zij net voor het eerst haar eigen salaris binnen heeft van € 1.600,- per maand. Van dit salaris kan zij niet makkelijk twee huren naast elkaar betalen, zeker nu de huur van de woning al € 680,- per maand bedraagt. De voorzieningenrechter neemt verder mee in haar oordeel dat verzoekster verantwoordelijk is voor de aangetroffen verdovende middelen in haar woning, maar dat deze middelen niet van haar waren. Daar komt bij dat verzoekster ondertussen gebroken heeft met haar partner van wie de drugs waren. Zij zal hem niet meer in de woning toelaten. Ook vindt de voorzieningenrechter van betekenis dat de maatschappij er belang bij heeft dat verzoekster haar leven op de rails houdt. De gevolgen bij een sluiting van twaalf maanden zijn voor verzoekster zo ernstig en moeilijk ongedaan te maken dat de voorzieningenrechter tot het oordeel komt dat het belang van verzoekster bij een sluiting van kortere duur zwaarder weegt dan het belang van de burgemeester. De voorzieningenrechter vindt dat, rekening houdend met de belangen van verzoekster, een kortere sluitingsduur van drie maanden passender is. Door de kortere sluiting worden ook de doelen bereikt die met de sluiting worden beoogd, waaronder een signaal naar de omgeving afgeven dat de burgmeester optreedt tegen drugscriminaliteit in panden en het belang van het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter vindt het nodig hier een voorlopige voorziening over te treffen omdat verweerder nog geen hoorzitting gepland heeft. Het is dus niet zeker of verweerder de bezwaarprocedure binnen 3 maanden heeft afgerond.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe in die zin dat zij de duur van de sluiting beperkt tot drie maanden. Dit betekent dus dat de burgemeester de woning mag sluiten, maar niet langer dan drie maanden. Deze voorlopige voorziening blijft geldig tot twee weken na het bekendmaken van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar.
5.1.
De burgemeester moet het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar vergoeden. Ook moet hij de door verzoekster gemaakte proceskosten vergoeden. Op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen die kosten neer op een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, voor zover de sluiting van de woning langer duurt dan drie maanden en schorst dat deel van het besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 25 april 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit beleid staat in het “Damoclesbeleid Heerlen (2024)” (het beleid), zoals vastgesteld op 7 juni 2024 en dat laatstelijk nog gewijzigd is op 21 januari 2025.
2.Zie artikel 1, sub II, onder a, van het beleid.
3.Dit staat in artikel 1, sub II, onder b, van het beleid.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3938.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2222.