In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om de kinderalimentatie te verlagen naar nihil. De vader, die in een gemeentelijk schuldhulptraject zit, stelt dat hij door zijn schulden niet in staat is om kinderalimentatie te betalen. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vader, ondanks zijn schulden, in staat is om de alimentatie te blijven betalen. De rechtbank heeft de procedure besproken tijdens een mondelinge behandeling op 31 maart 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader problematische schulden heeft, maar ook dat hij een afloscapaciteit heeft die hem in staat stelt om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de vader, ondanks zijn financiële problemen, voldoende draagkracht heeft om de overeengekomen kinderalimentatie te blijven betalen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader af, omdat de gewijzigde omstandigheden niet voldoende zijn om de alimentatie te verlagen. De vader moet zijn eigen proceskosten betalen, net als de moeder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.