ECLI:NL:RBLIM:2025:3251

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/03/335750 / FA RK 24-3102
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot nihilstelling kinderalimentatie ondanks gemeentelijke schuldhulptraject

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 7 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om de kinderalimentatie te verlagen naar nihil. De vader, die in een gemeentelijk schuldhulptraject zit, stelt dat hij door zijn schulden niet in staat is om kinderalimentatie te betalen. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vader, ondanks zijn schulden, in staat is om de alimentatie te blijven betalen. De rechtbank heeft de procedure besproken tijdens een mondelinge behandeling op 31 maart 2025, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader problematische schulden heeft, maar ook dat hij een afloscapaciteit heeft die hem in staat stelt om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de vader, ondanks zijn financiële problemen, voldoende draagkracht heeft om de overeengekomen kinderalimentatie te blijven betalen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader af, omdat de gewijzigde omstandigheden niet voldoende zijn om de alimentatie te verlagen. De vader moet zijn eigen proceskosten betalen, net als de moeder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familierecht
Zaaknummer: C/03/335750 / FA RK 24-3102
Kinderalimentatie
Beschikking van 7 april 2025
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [plaatsnaam],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Broekzitter-Nieuwland,
t e g e n
[verweerster],
wonende in [plaatsnaam],
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. Winkens.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vader met bijlagen 1 tot en met 6, binnengekomen op 21 oktober 2024;
het verweerschrift van de moeder bijlagen 1 en 2, binnengekomen op 27 november 2024;
het bericht van de vader van 9 januari 2025 met ongenummerde bijlagen;
het e-mail van de moeder van 12 maart 2025 met ongenummerde bijlagen;
het bericht van de vader van 21 maart 2025 met bijlagen 7 tot en met 9, en
het bericht van de vader van 24 maart 2025 met bijlage 10.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 31 maart 2025. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

2.Waar gaat het over?

wat staat vast?
2.1.
Partijen zijn de ouders van:
[minderjarige 1], geboren op [datum], en
[minderjarige 2], geboren op [datum],
gezamenlijk te noemen: de kinderen.
2.2.
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de moeder en staan bij haar ingeschreven.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 mei 2022 is het geregistreerd partnerschap tussen partijen ontbonden. Deze beschikking is op 10 juni 2022 ingeschreven in de daarvoor bedoelde registers.
2.4.
Partijen hebben de gevolgen van de ontbinding van hun geregistreerd partnerschap voor de kinderen geregeld in een op 14 april 2022 ondertekende ouderschapsplan. Dit ouderschapsplan is als bijlage aan voornoemde beschikking gehecht en maakt als bijlage daar deel van uit.
2.5.
Partijen hebben in het ouderschapsplan de behoefte van de kinderen conform de gangbare tabellen begroot op € 342 per kind per maand. Zij hebben afgesproken dat de vader vanaf 1 mei 2022 een bijdrage aan de moeder betaalt van € 158 per kind per maand. Na toepassing van de wettelijke indexering bedroeg deze bijdrage € 173,50 per kind per maand in 2024 en bedraagt deze vanaf 1 januari 2025 € 184,78 per kind per maand.
wat ligt voor?
2.6.
De vader wil dat de kinderalimentatie vanaf de datum indiening van het verzoekschrift op € 0 per maand (nihil) wordt gesteld, althans een andere datum en een lager bedrag welke de rechtbank juist acht, zulks met kwijtschelding van de ontstane achterstand althans met de bepaling dat over de periode voorafgaand aan de ingangsdatum waarop de nihilstelling ingaat althans een lagere bijdrage wordt opgelegd, zodat hij niet meer aan de moeder is verschuldigd dan hij reeds heeft voldaan. De vader stelt dat intussen de omstandigheden zijn gewijzigd. Dit is erin gelegen dat hij door schulden niet meer in staat is om kinderalimentatie te betalen.
2.7.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij vraagt het verzoek van de vader af te wijzen als zijnde ongegrond dan wel onbewezen dan wel een dusdanig bedrag vast te stellen als de rechtbank in goede justitie juist acht. Zij betwist niet dat de vader schulden heeft, maar stelt dat deze geen voorrang dienen te hebben op zijn zorgplicht jegens de kinderen. Verder kan de vader met zijn vrij te laten bedrag (VTLB) – ook omdat hij inwonend is bij zijn moeder – in staat worden geacht om kinderalimentatie te blijven betalen.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af en legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen die voor de beoordeling van belang zijn.
omvang van het geschil
3.2.
Tussen partijen is in geschil of de vader ondanks zijn schulden kinderalimentatie kan betalen aan de moeder. Omdat de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de moeder geen onderdeel uitmaken van het partijdebat, zal de rechtbank zich hierna beperken tot de bespreking van de wijzigingsgrond en de draagkracht van de vader.
wijziging van omstandigheden
3.3.
Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst inzake levensonderhoud kan worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij later door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. [1]
3.4.
Sinds de beschikking van 20 mei 2022 zijn de omstandigheden gewijzigd. Vaststaat dat de vader schulden heeft opgebouwd en in de voorfase zit van de gemeentelijke schuldregeling. Deze nieuwe omstandigheden maken dat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijk onderzoek of dit tot een andere bijdrage dient te leiden. Uit het hierna overwogene zal evenwel blijken dat deze omstandigheden rechtens niet relevant zijn.
draagkracht vader
3.5.
Vaststaat dat de vader problematische schulden heeft. Uit de e-mail d.d. 24 maart 2025 (bijlage 10) blijkt dat de gemeentelijke schuldhulpverlener de totale schuldenlast van de vader becijfert op € 24.890,82. De afloscapaciteit van de vader bedraagt volgens de berekening van de schuldhulpverlener € 826,77 per maand. De schuldhulpverlener stelt dat op één schuldeiser na, alle schuldeisers hun akkoord hebben gegeven op het – naar de rechtbank begrijpt – saneringsvoorstel. De vader heeft ter zitting verklaard dat de schuld aan de laatste schuldeiser zodanig klein is dat ongeacht diens akkoord de schuldregeling van start kan gaan. Het wachten is nog enkel op de beslissing in de onderhavige procedure.
3.6.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij op zich kinderalimentatie wil blijven betalen, maar dat de gemeente hem in het kader van de op te starten schuldregeling heeft verplicht om een verzoek tot nihilstelling in te dienen bij de rechtbank. Hij heeft verwezen naar het actiepunt dat is genoemd onder het overgelegde plan van aanpak (bijlage 3) van de gemeente.
3.7.
Voor ligt de vraag of de vader financieel in staat is om naast de aflossing op schulden aan zijn onderhoudsverplichting voor de kinderen te voldoen. Het gegeven dat de vader problematische schulden heeft is op zichzelf voor de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat hij geen enkele bijdrage meer voor de kinderen kan betalen. Daar waar bij de wettelijke schuldsaneringsregeling wordt aangenomen dat de onderhoudsplichtige niet over draagkracht beschikt voor kinderalimentatie, geldt dat niet zonder meer voor een gemeentelijk schuldhulpverleningstraject. [2] Dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een VTLB doet daar niet aan af. Daar komt bij dat de rechter in een dergelijk geval niet kan terugvallen op een (discretionaire) beslissing van een rechter-commissaris, zoals dat bij de wettelijke schuldsanering wel het geval is. Daarom zal de rechtbank hier ook dienen te beoordelen of de financiële situatie van de vader en zijn concrete omstandigheden ruimte bieden voor de continuering van de overeengekomen kinderalimentatie. Hierbij worden de berekening van de gemeentelijke schuldhulpverlener, het inkomen van de vader en de gemaakte afspraken met de schuldeisers betrokken.
De vader heeft ter onderbouwing van zijn financiële positie bijlage 10 overgelegd, waarin hij aangeeft dat de gemeente uitkomt op een bepaald VTLB. Uit de VTLB-berekening leidt de rechtbank af dat de eerder benoemde afloscapaciteit is berekend door de beslagvrije voet incl. vakantiegeld, correcties voor de werkelijke ziektekosten en huurlasten en een op de vader toepasselijke compensatiekop in mindering te brengen op het netto inkomen incl. vakantiegeld van € 2.585,77. Verder blijkt dat het VTLB dan uitkomt op € 1.693,58 per maand, exclusief de helft van het maandelijks te reserveren vakantiegeld van € 65,42 dat de vader mag behouden. De vader heeft de laatste vier maanden, ondanks het beperkte leefgeld van € 80 per week, geen nieuwe schulden opgebouwd en is bij met de kinderalimentatie. Hieruit blijkt zijn goede voornemen om zijn schulden aan te pakken. Aangezien vrijwel alle schuldeisers akkoord zijn gegaan met het schikkingsvoorstel vanuit de gemeente, kan ervan worden uitgegaan dat de vader kan gaan beschikken over het berekende VTLB.
3.8.
Naar aanleiding van het voorgaande heeft de rechtbank ter zitting met partijen onderzocht of het voor de vader mogelijk is om vanuit het VTLB de huidige kinderalimentatie te betalen. De vader heeft het streven om in ieder geval voor de duur van de schuldregeling (van 18 maanden) bij zijn moeder te blijven wonen zodat hij zijn financiële situatie onder controle kan houden. Hij is bereid om zijn verdere uitgaven heel beperkt te houden, zodat hij de kinderalimentatie kan blijven betalen. Gelet op de beperkingen die de vader zichzelf oplegt, volgt de rechtbank het verweer van de moeder dat de vader de kinderalimentatie zou kunnen betalen vanuit het VTLB. Zoals uit de gemeentelijke berekening blijkt, is er voldoende ruimte en zal dat dus geen gevolgen hebben voor de overeengekomen betalingen aan de schuldeisers. Daarnaast heeft de vader verklaard dat hij eind 2024 een vast arbeidscontract heeft ondertekend bij zijn werkgever. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank het aannemelijk dat de inkomsten en uitgaven van de vader gedurende een zekere periode stabiel zullen blijven en dat ervan uitgegaan kan worden dat hij aan de verplichtingen van het gemeentelijke schuldhulptraject kan voldoen èn aan zijn financiële verplichting ten behoeve van zijn kinderen.
Het hiervoor overwogene maakt dat een juridische grondslag ontbreekt om de kinderalimentatie te wijzigen. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
proceskosten
3.9.
Partijen moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek van de vader af, en
4.2.
bepaalt dat partijen allebei hun eigen proceskosten moeten betalen.
Dit is de beslissing van rechter mr. G.W. Brands-Bottema, tot stand gekomen in samenwerking met griffer mr. N. Kum. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Hoge Raad 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:340.