ECLI:NL:RBLIM:2025:3194

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
337286
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure tussen Festivaals B.V. en belanghebbende 2

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 8 april 2025 een beschikking gegeven in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Festivaals B.V. en belanghebbende 2. Festivaals B.V. heeft verzocht om een voorlopig getuigenverhoor, waarbij zij de rol van belanghebbende 2 in een huurovereenkomst met Blokker B.V. wilde bewijzen. Festivaals stelt dat belanghebbende 2, een makelaar gespecialiseerd in commercieel vastgoed, niet heeft ingegrepen bij obstakels die de totstandkoming van de huurovereenkomst in de weg stonden, wat heeft geleid tot schade voor Festivaals. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in voldoende mate is onderbouwd, met name wat betreft de bemiddelingswerkzaamheden van belanghebbende 2 en de mogelijke vordering uit wanprestatie of onrechtmatige daad. Het verzoek om inzicht in de verhaalsmogelijkheden van belanghebbende 2 is echter afgewezen, omdat dit niet tot de reikwijdte van een voorlopig getuigenverhoor behoort. De rechtbank heeft mr. M. Koelemeijer benoemd tot rechter-commissaris voor het getuigenverhoor, dat binnen vier weken na de beschikking zal plaatsvinden. De partijen zijn verplicht om in persoon te verschijnen en hun getuigen op te geven.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: C/03/337286 / HA RK 24-236
Beschikking van 8 april 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FESTIVAALS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Vaals,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Festivaals,
advocaat: mr. T.J. Wittendorp.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[belanghebbende 1] ,

gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
2.
[belanghebbende 2],
wonend te [woonplaats] ,
hierna samen te noemen : [belanghebbende 2] ,
advocaat: mr. E.C.H. Cuijpers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 8, ter griffie ontvangen op 12 december 2024,
- het verweerschrift, ter griffie ontvangen op 13 maart 2025,
- de akte overlegging van bijlagen 9 t/m 12 aan de zijde van Festivaals, ter griffie ontvangen
op 14 maart 2025,
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025,
- de spreekaantekeningen van Festivaals.
1.2.
Ter zitting zijn verschenen:
  • namens Festivaals [naam] , bijgestaan door mr. Wittendorp;
  • [belanghebbende 2] , bijgestaan door mr. Cuijpers.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Festivaals is een special purpose vehicle (SPV) met als doel om de omgeving rond het Koningin Julianaplein in Vaals te ontwikkelen.
2.2.
[belanghebbende 2] is een makelaar gespecialiseerd in commercieel vastgoed.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Festivaals stelt dat zij, met tussenkomst van [belanghebbende 2] , heeft onderhandeld met Blokker B.V. over een huurovereenkomst met betrekking tot het winkelpand aan de Tryellsestraat 4 te Vaals. Volgens Festivaals wist of behoorde [belanghebbende 2] te weten van obstakels die aan de totstandkoming van de huurovereenkomst tussen Festivaals en Blokker B.V. in de weg stonden, maar heeft [belanghebbende 2] niet ingegrepen om partijen daarover in te lichten of te waarschuwen. Festivaals stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden, nu zij gehouden was een bedrag van € 363.000,00 aan Blokker B.V. te voldoen en geen gebruik kon maken van het gehuurde gedurende de door haar beoogde periode, waardoor zij niet het beoogde rendement heeft kunnen halen.
3.2.
Festivaals vraagt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Festivaals wenst met het voorlopig getuigenverhoor te bewijzen wat de rol van [belanghebbende 2] is in het geheel, wiens belangen [belanghebbende 2] heeft gediend, welke informatie is besproken tijdens de telefoongesprekken en dat [belanghebbende 2] aansprakelijk is voor de door Festivaals geleden en nog te lijden schade. Daarnaast wenst Festivaals inzicht te krijgen in de verhaalsmogelijkheden aan de zijde van [belanghebbende 2] . Ter zitting heeft Festivaals zich bereid verklaard om, naast de reeds overgelegde processtukken in de procedure tussen haar en Blokker, ook de producties bij die processtukken aan [belanghebbende 2] te verstekken. Tot slot heeft Festivaals aangegeven dat zij zelf zal proberen de contactgegevens van de getuigen te achterhalen.
3.3.
[belanghebbende 2] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek. [belanghebbende 2] stelt dat het verzoek niet voldoet aan vereisten. Zo is de gestelde aansprakelijkheid van [belanghebbende 2] niet dan wel zeer summier onderbouwd. Er worden geen feiten benoemd die Festivaals met het voorlopig getuigenverhoor wenst te bewijzen. Bovendien stelt Festivaals dat zij inzicht wenst te verkrijgen in de verhaalsmogelijkheden van [belanghebbende 2] . Een voorlopig getuigenverhoor strekt, gelet op hetgeen is bepaald in artikel 187 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) (oud) jo. 166 lid 1 Rv (oud), tot het mogelijk verschaffen van feiten en omstandigheden die verzoekster in een bodemprocedure zou hebben te bewijzen. De verhaalspositie van [belanghebbende 2] maakt daar geen onderdeel van uit, zodat Festivaals geen belang heeft bij dat onderdeel van het verzoek. Ook is niet concreet gemaakt waarom sommige getuigen over het feitelijk gebeuren kunnen verklaren. Tot slot stelt [belanghebbende 2] dat Festivaals niet heeft voldaan aan haar verplichting ex artikel 21 Rv (oud) om alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Festivaals heeft immers geen inzicht geboden in de procedure tussen haar en Blokker B.V., op grond waarvan zij gehouden was het bedrag van € 363.000,00 aan Blokker te betalen. Het is in strijd met de goede procesorde om een verhoor te laten aanvangen op grond van een feitencomplex waarvan maar één partij volledig op de hoogte is. Dat Festivaals haar verzoek ter zitting nader heeft toegelicht is volgens [belanghebbende 2] te laat, de te bewijzen feiten moeten blijken uit het verzoekschrift.

4.De beoordeling

4.1.
Bij het beoordelen van het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor dient op grond van vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112) het volgende tot uitgangspunt.
Het voorlopig getuigenverhoor van artikel 186 Rv (oud) strekt er onder meer toe de belanghebbende bij een reeds aanhangig of een eventueel nog aanhangig te maken geding bij de burgerlijke rechter in staat te stellen opheldering te verkrijgen omtrent de feiten en omstandigheden, teneinde zijn rechtspositie beter te kunnen beoordelen.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv (oud) in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. Een voorlopig getuigenverhoor kan juist mede ertoe dienen degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW).
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is, mede gelet op de toelichting van Festivaals ter zitting, voldoende gebleken op welk feitelijk gebeuren het verzoek betrekking heeft, te weten: de bemiddelingswerkzaamheden die [belanghebbende 2] heeft verricht tussen Festivaals en Blokker, de vraag of [belanghebbende 2] daarbij al dan niet heeft gehandeld als opdrachtnemer van Festivaals, de vraag wat [belanghebbende 2] wist over de verhoudingen tussen de betrokken partijen en over de mogelijkheden om wel of geen langere huurovereenkomst (voor 10 jaar) te bewerkstelligen. Ook zijn de aard en het beloop van de mogelijke vordering voldoende toegelicht, te weten een vordering uit wanprestatie of uit onrechtmatige daad vanwege gebreken in de dienstverlening. Voorts is voldoende toegelicht waarover de genoemde getuigen in dit verband kunnen verklaren. Het verzoek zal in zoverre worden toegewezen.
4.3.
Het verzoek zal echter worden afgewezen voor zover het betrekking heeft op het verkrijgen van inzicht in de verhaalsmogelijkheden. Een voorlopig getuigenverhoor strekt ertoe een partij inzicht te verschaffen in de feiten of rechten die zij in een bodemprocedure zou dienen te bewijzen. De verhaalsmogelijkheden van een vordering behoren daartoe niet.
4.4.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld ten minste 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, moeten ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank worden opgegeven.
4.5.
Omdat de advocaat van [belanghebbende 2] al in het bezit is van het verzoekschrift en een afschrift van deze beschikking ontvangt, is Festivaals niet gehouden [belanghebbende 2] een afschrift van deze stukken te verstrekken.
4.6.
Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechter na afloop van de getuigenverhoren op diezelfde zitting kan bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor naar de feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 4.2. omschreven,
5.2.
benoemt mr. M. Koelemeijer tot rechter-commissaris, die zich door een ander lid van de rechtbank kan laten vervangen,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Maastricht, Sint Annadal 1,
5.4.
bepaalt dat partijen
binnen vier wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
mei tot en met augustus 2025moeten opgeven waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.J. van Lierop en in het openbaar uitgesproken door mr. V.E.J. Noelmans.
AH