6.7.De adoptie
Op grond van artikel 10:105 lid 1 BW is op een in Nederland uit te spreken adoptie, met uitzondering van lid 2, het Nederlandse recht van toepassing. Op grond van lid 2 van voornoemd artikel is op de toestemming, dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind, toepasselijk het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Nu [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit heeft, is op de toestemming Nederlands recht van toepassing is.
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door verzoekster moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het verzoek tot adoptie is ingediend door verzoekers tezamen. Verzoeker is echter al juridisch ouder van [minderjarige] . De wet biedt niet de mogelijkheid dat verzoeker een verzoek tot adoptie door verzoekster doet. Daarom zal verzoeker niet ontvankelijk verklaard worden ter zake het adoptieverzoek. Het tweede lid bepaalt onder meer dat het verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts kan worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Die voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder. Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 228, wordt voldaan. Uit artikel 1:228 lid 1 BW volgt vervolgens dat de voorwaarden voor adoptie zijn:
a. a) dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; hetzelfde geldt, indien de rechter is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;
b) dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
c) dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d) dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e) dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f) dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder of adoptiefouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar voor de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
g) dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
Verzoekers zijn op 4 september 2010 met elkaar gehuwd. [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2023, is voor zijn geboorte erkend door verzoeker. Daarom is [minderjarige] geboren binnen de relatie
(huwelijk) van verzoekers zoals bedoeld in artikel 1:227 lid 2 BW. [minderjarige] was ruim twee maanden oud op het moment van indiening van het onderhavige verzoekschrift. Dit betekent dat ten tijde van het indienen van het verzoek niet werd voldaan aan de vereiste verzorgingstermijn door verzoekster van een jaar zoals bedoeld in artikel 1:228 lid 1 onder f BW. Inmiddels is deze situatie achterhaald en zorgen verzoekers al meer dan een jaar gezamenlijk voor [minderjarige] , zodat de rechtbank van oordeel is dat aan het betreffende vereiste is voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook voldaan aan de (overige) voorwaarden van de artikelen 1:227 en 1:228 BW. In het bijzonder meent de rechtbank, net als de raad, dat het in het kennelijk belang van [minderjarige] is dat verzoekers gezamenlijk zijn juridische ouders zijn. Zij hebben het draagmoedertraject immers samen doorlopen, [minderjarige] woont bij hen en verzoekers voeden [minderjarige] ook gezamenlijk op. Ook is voor de rechtbank duidelijk dat [minderjarige] niets meer van de draagmoeder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, gelet op de gang van zaken zoals die uit de voorgaande overwegingen blijkt. Daarom zal de rechtbank het verzoek tot adoptie toewijzen.
Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat nu sprake is van partneradoptie op grond van artikel 1:229 lid 3 BW na de adoptie de familierechtelijke betrekking tussen [minderjarige] en verzoeker in stand blijft.
Verzoekers hebben verzocht te bepalen dat de adoptie terugwerkt tot de geboorte van [minderjarige] . Op grond van artikel 1:230 lid 1 BW heeft de adoptie haar gevolgen vanaf de dag waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Uit het tweede lid van artikel 1:230 BW blijkt dat de adoptie enkel kan terugwerken tot het tijdstip van de geboorte van het kind, indien het kind is geboren binnen de relatie van de ouder en de adoptant en de adoptie is verzocht voor de geboorte van het kind, alsmede dat, indien de adoptie binnen zes maanden na de geboorte van het kind is verzocht, deze terugwerkt tot het tijdstip van indiening van het verzoek. Hiervoor heeft de rechtbank al vastgesteld dat [minderjarige] is geboren binnen de relatie van verzoeker (vader) en verzoekster (adoptant). Hoewel het verzoek niet is ingediend voor de geboorte van [minderjarige] , maar wel binnen zes maanden na zijn geboorte, zal de rechtbank toch het daartoe strekkende verzoek toewijzen en bepalen dat de adoptie van [minderjarige] door verzoekster terugwerkt tot aan zijn geboorte. De rechtbank overweegt hiertoe dat, gelet ook op het draagmoedertraject en op de intenties van alle daarbij betrokkenen, terugwerking van de adoptie tot aan diens geboorte recht doet aan het ‘private life’ (artikel 8 EVRM) van [minderjarige] .