ECLI:NL:RBLIM:2025:2789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11424902/AZ/24-125
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de hoogte van de ontslagvergoeding op grond van het Sociaal Plan met betrekking tot detachering en opvolgend werkgeverschap

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [verzoeker] en VDL NEDCAR B.V. over de hoogte van de ontslagvergoeding die [verzoeker] toekomt na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. [verzoeker] is per 15 juni 2007 in dienst getreden bij Getronics PinkRoccade, dat later is overgenomen door Capgemini, en heeft vanaf dat moment werkzaamheden verricht voor VDL. Per 15 september 2014 is hij voor onbepaalde tijd bij VDL in dienst getreden. Na beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van VDL is [verzoeker] boventallig verklaard en hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij het Sociaal Plan van toepassing is. Het geschil betreft de vraag of de dienstjaren van [verzoeker] meetellen voor de berekening van de ontslagvergoeding, met name de periode van 15 juni 2007 tot 18 oktober 2010. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is geweest van detachering en dat de dienstjaren meetellen, waardoor [verzoeker] recht heeft op een restant ontslagvergoeding van € 22.731,19 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente. VDL wordt ook veroordeeld in de proceskosten van € 1.655,00. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 11424902 \ AZ VERZ 24-125
Beschikking van 26 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. F.L.H.F.A.H. Wolfs (DAS),
tegen
VDL NEDCAR B.V.,
gevestigd te Born,
verwerende partij,
hierna te noemen: VDL,
gemachtigde: drs. P.J.A.A. [persoon 2] bc.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de op 29 januari 2025 door [verzoeker] opnieuw - in de juiste volgorde - ingediende producties behorend bij het verzoekschrift
- de op 5 februari 2025 door [verzoeker] ingediende aanvullende producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 februari 2025. Bij die gelegenheid heeft mr. Wolfs een pleitnotitie in het geding gebracht.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1978, is per 15 juni 2007 in dienst getreden bij Getronics PinkRoccade, rechtsvoorgangster van Capgemini. Hij is vanaf dat moment werkzaamheden gaan verrichten voor VDL. Per 15 september 2014 is hij voor onbepaalde tijd bij VDL in dienst getreden. [verzoeker] was laatstelijk werkzaam als [functienaam] tegen een salaris van € 7.658,83 bruto per maand, inclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Als gevolg van het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van VDL is [verzoeker] boventallig verklaard. Op 24 mei 2024 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarmee zij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden hebben beëindigd tegen 1 september 2024. Op de vaststellingsovereenkomst is het Sociaal Plan VDL Nedcar BV (hierna: Sociaal Plan) van 6 juli 2023 van toepassing.
2.3.
Onderdeel van het Sociaal Plan is een ontslagvergoeding. In hoofdstuk 5 van het Sociaal Plan is daarover onder meer het volgende vastgelegd:
‘5.1Basis en berekening: De ontslagvergoeding bij boventalligheid wordt voor de aangezegde werknemer van wie de arbeidsovereenkomst eindigt door een beëindigingsovereenkomst of door opzegging na verkregen toestemming van UWV, gebaseerd op de transitievergoeding zoals deze wordt vastgesteld conform het Burgerlijk Wetboek (artikelen 7:673 BW en volgende) waarbij de volgens de wettelijke bepalingen vastgestelde vergoeding wordt vermenigvuldigd met een correctiefactor.
2.4.
Omdat er tussen partijen een verschil van mening bestaat over de datum van indiensttreding bij VDL zijn partijen overeengekomen dat van de finale kwijting (artikel 21 vaststellingsovereenkomst) de datum in dienst is uitgezonderd. Partijen hebben dit als volgt geformuleerd: “
Omdat er dispuut bestaat over de juiste datum in dienst, hebben partijen besloten dat een mogelijke wijziging van de datum in dienst gevolgen kan hebben voor het berekenen van de ontslagvergoeding. Van de finale kwijting (art. 21 VSO) wordt uitgezonderd,uw mutatie datum indienst”. Deze afspraak is bij brief van 24 mei 2024 door VDL aan [verzoeker] bevestigd (productie 6 verzoekschrift).
2.5.
Op 30 mei 2024 heeft [verzoeker] bij de Begeleidingscommissie van VDL bezwaar ingediend tegen de in de vaststellingsovereenkomst gehanteerde datum van indiensttreding, zijnde 18 oktober 2010. Op 18 november 2024 heeft VDL in een mail aan (de gemachtigde van) [verzoeker] kenbaar gemaakt dat de dienstjaren vóór 18 oktober 2010 niet meetellen voor het berekenen van de ontslagvergoeding.
2.6.
VDL heeft op 27 september 2024 aan [verzoeker] het netto equivalent van de ontslagvergoeding ad € 69.313,00 bruto uitgekeerd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt:
Primair ex artikel 7:686a lid 3 BW (nakoming restant contractuele vergoeding Sociaal Plan)
3.1.1.
VDL bij beschikking te veroordelen tot betaling van de restant ontslagvergoeding zoals vermeld onder punt 10.1 van het verzoekschrift ten bedrage van primair € 23.147,51 bruto en subsidiair € 22.731,19 bruto;
3.1.2.
VDL bij beschikking te veroordelen tot betaling van een bruto maandsalaris zoals vermeld onder punt 10.2 van het verzoekschrift ten bedrage van € 7.890,74 bruto;
Subsidiair ex artikel 7:673b BW (gelijkwaardige voorziening)
3.1.3.
VDL bij beschikking te veroordelen tot betaling van de restant ontslagvergoeding zoals vermeld onder punt 10.1 van het verzoekschrift ten bedrage van primair € 23.147,51 bruto en subsidiair € 22.731,19 bruto;
3.1.4.
VDL bij beschikking te veroordelen tot betaling van een bruto maandsalaris zoals vermeld onder punt 10.2 van het verzoekschrift ten bedrage van € 7.890,74 bruto;
Primair en subsidiair
3.1.5.
VDL te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onder 3.1.2. tot en met 3.1.4. verzochte bedragen, met veroordeling van VDL in de kosten van de procedure.
3.2.
VDL voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn verdeeld over de hoogte van de aan [verzoeker] toekomende ontslagvergoeding op grond van het van toepassing verklaarde Sociaal Plan.
Het belangrijkste punt dat partijen verdeeld houd is de vraag of de dienstjaren vanaf 15 juni 2007 tot 18 oktober 2010 meetellen bij de berekening van de ontslagvergoeding. Voor de beantwoording van die vraag is van belang om vast te stellen of er sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap.
Opvolgend werkgeverschap
4.2.
Uit artikel 5.1 van het Sociaal Plan volgt dat artikel 7:673 BW en volgende van toepassing zijn op de berekening van de ontslagvergoeding. In artikel 7:673 lid 4 sub b BW is het volgende bepaald:
‘Voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in lid 2, worden:
(…)
b. een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld. De vorige zin is eveneens van toepassing indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.’
4.3.
De Hoge Raad heeft echter in het Constar-arrest van 17 november 2017 (ECLI:NL:HR:2017:2905) onder meer geoordeeld dat werkgeverswisselingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 juli 2015 – zoals in de onderhavige zaak - in het kader van de berekening van de transitievergoeding beoordeeld moeten worden aan de hand van het recht dat toen gold, te weten de maatstaf van het arrest Van Tuinen/Wolters. Deze maatstaf luidt als volgt:
‘Aan de eis dat de nieuwe werkgever redelijkerwijs geacht moet worden ten aanzien van de verrichte arbeid de opvolger van de vorige werkgever te zijn, is in de regel voldaan indien enerzijds de nieuwe overeenkomst wezenlijk dezelfde vaardigheden en verantwoordelijkheden eist als de vorige overeenkomst, en anderzijds tussen de nieuwe werkgever en de vorige werkgever zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe werkgever.’
4.4.
[verzoeker] heeft aangevoerd dat hij op 15 juni 2007 in dienst is getreden bij Getronics PinkRoccade, welk dienstverband een aantal jaren later is overgenomen door Capgemini. Vanaf het begin heeft hij enkel werkzaamheden voor VDL verricht, te weten: SAP incidenten, SAP applicatiebeheer, SAP systeeminrichting, SAP applicatietesten, schrijven van SAP gebruikersdocumentatie en opleiden van SAP eindgebruikers. Volgens [verzoeker] was er sprake van detachering tot aan het moment dat hij per 15 september 2014 bij VDL in dienst is getreden. VDL heeft hem toen een contract aangeboden voor exact dezelfde functie en salariëring als die bij Capgemini.
4.5.
VDL is van mening dat er aanvankelijk geen sprake is geweest van detachering, maar van het inhuren van een dienst (contracting). Een ingehuurde dienst is volgens VDL een contractuele opdracht voor een project en/of dienstverlening, waarbij de persoon die een werkzaamheid c.q. activiteit uitvoert van ondergeschikt belang is. Er is sprake van een niet aan de persoon gebonden opdracht. Een ingehuurde dienst telt volgens VDL niet mee bij het vaststellen van de dienstjaren. Volgens het SAP HR systeem is [verzoeker] met ingang van 18 oktober 2010 als ingehuurde medewerker bij VDL geregistreerd. VDL denkt dat dit het moment is geweest dat Capgemini het contract van Getronics PinkRoccade heeft overgenomen. Een ingehuurde medewerker wordt geselecteerd op individuele kwaliteiten, kennis en vaardigheden, aldus VDL. De periode als ingehuurde medewerker (detachering) telt wel mee bij het vaststellen van de dienstjaren, en daar heeft VDL bij de berekening van de ontslagvergoeding dan ook rekening mee gehouden.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van contracting of van detachering niet van belang is welke kwalificatie partijen aan hun relatie geven, maar hoe de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden plaatsvindt, met name hoe het werk wordt aangestuurd. Een belangrijk kenmerk van contracting is dat de feitelijke leiding over de uit te voeren werkzaamheden ligt bij de partij die de opdracht heeft aangenomen. Als er in dit geval sprake zou zijn geweest van contracting, zou de leiding dus bij Getronics PinkRoccade c.q. CapGemini moeten hebben gelegen. Bij detachering ligt de feitelijke leiding over de uit te voeren werkzaamheden bij de inlener, in dat geval zou dit VDL zijn geweest.
4.7.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het volgende gebleken:
Vanaf de aanvang van de werkzaamheden werden de instructies gegeven door VDL - in de persoon van [persoon 1] , ( [functienaam] van VDL). Zijn formele werkgever Getronics PinkRoccade bemoeide zich niet met de inhoudelijke kant van zijn werk. [verzoeker] moest met VDL overleggen over het opnemen van vakantie.
De werkzaamheden werden ten kantore van VDL verricht.
[verzoeker] moest de werkzaamheden persoonlijk verrichten en hij kon zich niet laten vervangen door een derde.
De kantonrechter stelt vast dat deze door [verzoeker] geschetste gang van zaken door VDL niet, althans niet gemotiveerd, is weersproken.
Daar komt nog bij dat VDL geen contracting-overeenkomst heeft kunnen overleggen. Een dergelijke overeenkomst is kennelijk ook niet meer voorhanden, nu VDL tijdens de mondelinge behandeling verklaard heeft dat alle contracten die ouder dan 7 jaar zijn, door haar vernietigd zijn. Daarnaast heeft VDL ook niet duidelijk gemaakt wat er eventueel veranderde in de (aansturing van de) werkzaamheden per 18 oktober 2010, na welke datum ook VDL aanneemt dat van detachering sprake is. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat van een inhoudelijk verschil voor en na die datum geen sprake is geweest.
4.8.
Gelet op het vorenstaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat er vanaf 15 juni 2007 sprake is geweest van detachering van [verzoeker] bij VDL, eerst door tussenkomst van Getronics PinkRoccade en vervolgens door tussenkomst van diens rechtsopvolger CapGemini.
De werkzaamheden en omstandigheden waaronder [verzoeker] zijn werkzaamheden verrichtte voldoen aan de maatstaf uit het Van Tuinen-Wolters arrest. Er kan dus worden vastgesteld dat er sprake is geweest van opvolgend werkgeverschap.
Dat de Begeleidingscommissie van VDL van mening is dat er in het geval van [verzoeker] tot 18 oktober 2010 sprake is geweest van contracting, maakt het oordeel van de kantonrechter niet anders. Als ingangsdatum voor de berekening van de ontslagvergoeding zal daarom 15 juni 2007 moeten worden gehanteerd.
4.9.
Het verzoek van [verzoeker] tot betaling van de restant ontslagvergoeding zal worden toegewezen, uitgaande van een datum indiensttreding op 15 juni 2007 en een datum uitdiensttreding op 31 augustus 2024. VDL heeft de feitelijke berekening van [verzoeker] niet betwist, zodat een bedrag van € 22.731,19 bruto toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening.
Opzegtermijn
4.1
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat als vast komt te staan dat uitgegaan moet worden van een datum indiensttreding van 15 juni 2007, VDL bij de vaststellingsovereenkomst ten onrechte uit is gegaan van een opzegtermijn van drie maanden. Het dienstverband heeft dan immers de duur van 15 jaren overschreden, zodat een wettelijke opzegtermijn van vier maanden geldt, aldus [verzoeker] . Het dienstverband had moeten worden beëindigd per 30 september 2024 in plaats van per 31 augustus 2024. Aan de beëindigingsvergoeding dient daarom nog een bruto maandsalaris ten bedrage van
€ 7.890,74 te worden toegevoegd. Elk financieel nadeel als gevolg van een gewijzigde datum indiensttreding moet uit de finale kwijting worden gehouden, aldus [verzoeker] .
4.11.
VDL is van mening dat er op de finale kwijting enkel een uitzondering is gemaakt voor wat betreft de datum in dienst en de eventuele gevolgen voor de ontslagvergoeding bij een wijziging daarvan. Alle overige zaken vallen wel onder de finale kwijting, wat volgens VDL betekent dat er geen plaats meer is om een langere opzegtermijn te vorderen.
4.12.
De kantonrechter stelt vast dat partijen van de finale kwijting in artikel 21 van de vaststellingsovereenkomst hebben uitgezonderd de
‘mutatie datum in dienst’omdat een mogelijke wijziging van de datum in dienst gevolgen kan hebben voor het berekenen van de
ontslagvergoeding. Dit is expliciet door VDL aan [verzoeker] bevestigd in een brief van [persoon 2] van 24 mei 2024 (productie 6 verzoekschrift). Dat betekent dat partijen
de datum einde arbeidsovereenkomstniet hebben uitgezonderd van de finale kwijting. Die datum blijft dus gefixeerd op de in de vaststellingsovereenkomst vastgelegde datum, ongeacht de aanpassing van de datum in dienst.
4.13.
De
ontslagvergoedingkan wel wijzigen onder invloed van een mutatie van de datum in dienst. Dat doet nog de vraag opkomen of het begrip “ontslagvergoeding” tussen partijen wellicht een ruimere betekenis heeft, namelijk als het geheel aan vergoedingen dat aan de werknemer toekomt in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waar de loonbetaling over de opzegtermijn dan een onderdeel van is. Dat is een kwestie van uitleg van het begrip “ontslagvergoeding”.
4.14.
De term “ontslagvergoeding” wordt genoemd in de uitzondering die partijen hebben gemaakt op de finale kwijting, de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst en in het Sociaal Plan. Zowel uit de bewoordingen van die schriftelijk vastgelegde uitzondering op de finale kwijting als uit de vaststellingsovereenkomst volgt niet dat partijen in deze stukken een ander begrip “ontslagvergoeding” op het oog hebben gehad dan wordt gebruikt in het Sociaal Plan.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet daarom voor de uitleg van het begrip “ontslagvergoeding” te rade gegaan worden in dat Sociaal Plan. Voor uitleg van een sociaal plan is de zogenaamde CAO-norm van belang, wat, eenvoudig gezegd, betekent dat overwegend betekenis toekomt aan de woorden van het sociaal plan en de openbaar kenbare teksten met betrekking tot de uitleg daarvan.
4.15.
Andere teksten dan het Sociaal Plan zelf zijn door partijen niet in het geding gebracht zodat de kantonrechter zich voor de uitleg van het begrip “ontslagvergoeding” tot dat document zal beperken. In artikel 1.6 van het Sociaal Plan wordt de term “sociaal plan” genoemd en wordt voor de berekening ervan verwezen naar de artikelen 5 en 6 uit het Sociaal Plan. In artikel 5 wordt de becijfering beschreven. Deze is gebaseerd op de berekening van de wettelijke transitievergoeding vermenigvuldigd met een correctiefactor. Artikel 6 regelt een aantal bijzonderheden. Maar uit niets blijkt dat met de term “ontslagvergoeding” meer wordt bedoeld dan deze op de transitievergoeding gebaseerde vergoeding. Daarom valt naar het oordeel van de kantonrechter het loon over de opzegtermijn niet onder het begrip “ontslagvergoeding”.
4.16.
Voor een extra bruto maandsalaris ten bedrage van
€ 7.890,74 is naar het oordeel van de kantonrechter daarom geen plaats.
Proceskosten
4.17.
De proceskosten komen voor rekening van VDL, omdat VDL overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten aan de zijde van [verzoeker] worden begroot op € 1.655,00 (€ 706,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris gemachtigde en €135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.18.
VDL heeft verzocht om bij toewijzing van het verzoek van [verzoeker] de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. VDL wijst erop dat de onderhavige kwestie een principieel karakter heeft en een precedent kan scheppen binnen VDL, waardoor andere medewerkers zich mogelijk bij VDL zullen melden. VDL wil de mogelijkheid hebben om zonder restitutierisico en zonder onomkeerbare gevolgen de zaak in hoger beroep voor te leggen aan het Gerechtshof. Daartegenover staat volgens VDL dat het belang van [verzoeker] bij de verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad beperkt is. Het gaat om relatief lage bedragen en [verzoeker] kan het oordeel van het Gerechtshof afwachten.
4.19.
De kantonrechter acht het belang van [verzoeker] om zo spoedig mogelijk te beschikken over de aan hem toekomende restant ontslagvergoeding zwaarder wegen dan het belang van VDL om de zaak zonder restitutierisico en zonder onomkeerbare gevolgen aan het Gerechtshof voor te leggen. De kans bestaat inderdaad dat deze uitspraak een precedent kan scheppen onder andere voormalig werknemers van VDL. De stelling van [verzoeker] dat de vervaltermijn van de meeste vaststellingsovereenkomsten inmiddels verstreken zal zijn, heeft VDL echter niet betwist. Daarnaast heeft VDL niet nader onderbouwd dat zij ervoor moet vrezen dat [verzoeker] de aan hem uitgekeerde restant ontslagvergoeding, mocht het Gerechtshof VDL in een eventueel hoger beroep in het gelijk stellen, niet zal kunnen terugbetalen. De kantonrechter zal de beschikking dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt VDL om aan [verzoeker] het netto equivalent van de restant ontslagvergoeding ad € 22.731,19 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt VDL in de proceskosten van € 1.655,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als VDL niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.
em