ECLI:NL:RBLIM:2025:248

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
ROE 24 / 5156
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 januari 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, een huurder van een woning in [plaatsnaam], had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Kerkrade, dat hem opdroeg de woning te sluiten voor de duur van 20 weken op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politieonderzoek waarbij in de woning tien hennepplanten en andere verdovende middelen werden aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten die de gedoogde hoeveelheid overschrijdt. Verzoeker betwist de noodzaak van de sluiting en stelt dat er geen sprake is van drugshandel vanuit de woning. De voorzieningenrechter concludeert echter dat de burgemeester voldoende redenen heeft om de sluiting noodzakelijk te achten, mede gezien de meldingen van overlast en de rol van de woning in de drugshandel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. De sluiting van de woning wordt als evenwichtig en noodzakelijk beschouwd, en de voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen hennepplanten uitsluitend voor eigen gebruik waren.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/5156

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 januari 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. T.R.S. Franssen),
en

de burgemeester van de gemeente Kerkrade

(gemachtigden: mr. B.J.M. Schmeets en mr. C. Dodemont).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 9 december 2024 (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij de woning in [plaatsnaam] moet sluiten en voor de duur 20 weken gesloten moet houden.
2. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben via videoverbinding deelgenomen: mr. N.M.V.M. Smeets (waarnemer van de gemachtigde van verzoeker) en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter beoordeelt de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen en of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoeker.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming besluit
5. Verzoeker is huurder van de woning in [plaatsnaam] . De politie heeft de woning op 20 oktober 2024 doorzocht. De burgemeester is door middel van een bestuurlijke rapportage in kennis gesteld van de bevindingen van de politie. Tijdens de doorzoeking zijn op zolder verdovende middelen, zoals bedoeld in lijs II werden aangetroffen, te weten tien hennepplanten. De tien hennepplanten stonden in een growtent op de zolderverdieping van de woning. Naast deze hennepplanten werden er plastic zakjes aangetroffen met hierin bruin poeder dat op heroïne leek. Deze stof is later negatief getest op heroïne en bleek een mengsel te zijn van coffeïne en paracetamol. In een proces-verbaal van de politie staat dat het bij de politie bekend is dat een mengsel van deze stoffen wordt gebruikt voor het versnijden van heroïne. Daarnaast zijn er attributen aangetroffen voor het verpakken en vermengen van drugs en tevens 571 gram versnijdingsmiddel.
6. De burgemeester heeft na ontvangst van de bestuursrechtelijke rapportage verzoeker op 11 november 2024 laten weten het voornemen te hebben de woning te sluiten. Verzoeker heeft een zienswijze ingediend tegen het voornemen. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning te sluiten voor de duur van 20 weken (van 18 december 2024 tot 7 mei 2025).
7. Verzoeker heeft – kort samengevat – de bevoegdheid, noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting betwist. Volgens verzoeker ontbreekt de noodzaak tot sluiting, omdat er van loop naar de woning geen sprake is. Er is nooit sprake geweest van handel vanuit de woning. Verder is aangevoerd dat de sluiting van de woning grote gevolgen heeft voor verzoeker.
Is het besluit zorgvuldig voorbereid?
8. Verzoeker stelt dat hij het besluit van 9 december 2024 niet heeft ontvangen, zodat hij niet bekend was met de sluiting van de woning. Hij is pas bekend geworden met het besluit van 9 december 2024, toen een ambtenaar voor de uitvoering van het besluit voor de deur stond op 18 december 2024.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze beroepsgrond niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit, maar hooguit tot de conclusie dat de bekendmaking van het bestreden besluit op een later moment heeft plaatsgevonden, hetgeen gevolgen heeft voor de aanvang van de bezwaartermijn. Vast staat dat verzoeker tijdig een rechtsmiddel heeft kunnen indienen tegen het bestreden besluit en dat het college de sluiting van de woning heeft opgeschort totdat de voorzieningenrechter over het verzoek heeft beslist. De voorzieningenrechter ziet in het aangevoerde dan ook geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. Los daarvan acht de voorzieningenrechter het ook niet aannemelijk dat
verzoeker het bestreden besluit niet heeft ontvangen. De burgemeester heeft het bestreden besluit per gewone post en per aangetekende post verzonden naar het adres van verzoeker. De burgemeester heeft het besluit niet als onbestelbaar retour ontvangen. Daarbij is het besluit ook nog op 9 december 2024 per e-mail aan verzoeker verstuurd. Verzoeker heeft met datzelfde e-mailadres een zienswijze ingediend naar aanleiding van het voornemen en verzoeker correspondeert via hetzelfde e-mail adres met zijn gemachtigde.
Is er een spoedeisend belang?
10. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aanwezig is. Het bestreden besluit houdt in dat de woning spoedig zal worden gesloten en heeft dus tot gevolg dat verzoeker de woning zal moeten verlaten. De voorzieningenrechter vindt daarom dat sprake is van onverwijlde spoed.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] volgt dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet naar zijn tekst niet van toepassing is bij de enkele aanwezigheid van drugs in een pand. Gezien de woorden "daartoe aanwezig" moeten de drugs immers met een bepaalde bestemming aanwezig zijn, dat wil zeggen voor verkoop, aflevering of verstrekking. Als uitgangspunt kan evenwel worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram of 5 planten softdrugs (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan vervolgens aan de rechthebbende op de woning om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om voor het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
12. Verder volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling [2] dat indien het om een geringe overschrijding van de grens van 0,5 gram harddrugs of 5,0 gram softdrugs, of vijf (hennep)planten gaat, en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik, althans om een hoeveelheid die niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was, zou kunnen gaan, er dan in beginsel toch geen bevoegdheid is om handhavend op te treden. Dit kan doordat de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik dat een geringe overschrijding van de 0,5 gram-grens of 5,0 gram-grens, of vijf planten-grens, vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden. De burgemeester zal dan moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
13. Vaststaat dat op de zolderverdieping van de woning tien hennepplanten stonden in een growtent. Deze hoeveelheden hennepplanten overschrijden de norm van 5 gram of 5 planten waarbij de Afdeling heeft aangenomen dat de drugs voor eigen gebruik bestemd zijn aanzienlijk. Nu dus geen sprake is van een geringe overschrijding, is het aan verzoeker om aannemelijk te maken dat deze hoeveelheden desondanks uitsluitend voor eigen gebruik waren bestemd.
14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat alle aangetroffen hennepplanten voor eigen gebruik waren. Allereerst zijn er te veel hennepplanten in de woning aangetroffen. Daarnaast is de enkele stelling dat de hennepplanten voor eigen gebruik waren onvoldoende om daarvan (ten aanzien van álle hennepplanten) uit te kunnen gaan. Verzoeker heeft geen objectieve en verifieerbare (medische) gegevens daarover overgelegd. Daarbij komt dat er uit het dossier stevige contra-indicaties voor eigen gebruik naar voren komen. Zo volgt uit het dossier dat het door de politie verrichte onderzoek in de woning heeft plaatsgevonden op grond van een melding van overlast. De melding geeft aan dat het pand bekend staat als drugspand. Bovendien blijkt uit een document van de eigenaar van de woning, woningstichting [naam woningstichting] , dat er eerder al meldingen van overlast zijn gemaakt met betrekking tot de woning van verzoeker. Het ging daarbij om meldingen van geluidsoverlast zoals klusgeluiden op rare tijdstippen, maar ook om overlast van vreemde chemische geuren. Verder blijkt uit het document dat omwonenden melding hebben gemaakt van zogenaamde “minuutbezoekjes”, door mensen die door omwonenden worden beschreven als “ongure types” en “drugsgebruikers”, die een onveilig gevoel bij omwonenden creëerden. Ook ging het om grote hennepplanten die geplaatst waren in een growtent met gloeilampen, hetgeen duidt op een professionele kweekomgeving. Verder zijn er voorwerpen en stoffen aangetroffen in de woning die duiden op handel, namelijk een groot sealapparaat, keukengereedschap voor het vermengen van stoffen en kleine (grip)zakjes. Daarbij zijn er door de politie in de woning ook op heroïne gelijkende stoffen aangetroffen, een mengsel van coffeïne en paracetamol. Uit het aanvullend proces-verbaal van de politie volgt dat het de politie bekend is dat dit stoffen zijn die ook worden gebruikt bij het versnijden van heroïne.
15. Gelet op het voorgaande is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten. De maatregel van sluiting voor de duur van twintig weken is verder overeenkomstig het beleid.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
16. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, [3] die verder is verduidelijkt in de uitspraak van 20 maart 2024, [4] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Hierbij is ten eerste van belang de hoeveelheid en de soort aangetroffen drugs. Daarnaast is de rol van het pand in de keten van drugshandel van belang. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit het pand werden verhandeld, kan in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar het pand. Dat kan de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot maken. De noodzaak zal in het algemeen groter zijn in het geval van recidive. Ook zal die noodzaak groter zijn als het betrokken pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van dergelijke panden door de burgemeester voor bij die panden betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die panden.
17. Verzoeker betoogt dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk is, omdat van overlast dan wel onveiligheid geen sprake is. Het is volgens verzoeker niet waar dat er vanuit de woning drugs werden verhandeld. Er was geen ‘loop’ naar de woning. Verzoeker betwist de meldingen die er zijn geweest.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft kunnen achten en niet met een minder ingrijpend middel hoefde te volstaan. De hoeveelheid aangetroffen hennepplanten is het dubbele van de gedoogde hoeveelheid van 5 hennepplanten voor eigen gebruik. Aangenomen mag dan ook worden dat deze verdovende middelen aanwezig waren met een handelsbestemming. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Daarbij zijn er ook andere feiten en omstandigheden gebleken die erop duiden dat de woning van verzoeker een rol heeft gespeeld binnen de keten van drugshandel en dat het pand bekend staat als drugspand. Zo zijn er – zoals hiervoor reeds overwogen – verschillende meldingen ontvangen van aanloop van mensen die ‘minuutbezoekjes” aflegden vanaf de avond tot in de late nacht, die duiden op “loop” naar de woning en die een onveilig gevoel bij omwonenden creëerden. Gelet op het vorenstaande heeft de burgemeester voldoende gemotiveerd dat sluiting van de woning in dit geval noodzakelijk is en niet had kunnen worden volstaan met een waarschuwing. De voorzieningenrechter acht daarbij ook van belang dat een sluiting ook noodzakelijk kan zijn om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dit geldt temeer nu de burgemeester er op heeft gewezen dat de gemeente [plaatsnaam] in zijn algemeenheid al zeer ruime tijd met een omvangrijke verdovende middelen problematiek kampt. De sluitingsduur van 20 weken is noodzakelijk gebleken bij het aantreffen van softdrugs. De woning van verzoeker is bovendien in een kwetsbare wijk gelegen. Zo heeft de burgemeester in de periode van 2019 tot heden 6 keer het Damoclesbeleid moeten toepassen in de directe omgeving (binnen een straal van ongeveer 250 meter) van de woning. De burgemeester heeft kunnen stellen dat een zichtbare sluiting van de woning – gelet op de problematiek in de gemeente [plaatsnaam] – voor drugscriminelen en buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit en om het woon- en leefklimaat de kans te geven om te herstellen, nu gelet op wat er zich in de woning heeft afgespeeld er in de omgeving gevoelens van onveiligheid zijn ontstaan c.q. er een negatieve beïnvloeding van het woon- en leefklimaat heeft plaatsgevonden.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
19. Als de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk vindt, moet hij nog wel nagaan of (de duur van) de sluiting evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De burgemeester moet de nadelige gevolgen van de sluiting voor de bewoner afwegen tegen de redenen voor sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [5]
20. Niet in geschil is dat de in de woning aangetroffen tien hennepplanten van verzoeker zijn. Daarmee staat vast dat verzoeker de overtreding volledig valt te verwijten.
20. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen grond om de sluiting van de woning als onevenwichtig aan te merken. Terecht heeft de burgemeester aan het algemeen belang van herstel van de openbare orde het meeste gewicht toegekend. Relevant is dat door de sluiting het risico voor de omgeving van drugscriminaliteit wordt weggenomen. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
22. Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, leidt in dit geval niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. Inherent aan de sluiting van de woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. [6] Dat het voor verzoeker mogelijk in de toekomst lastig zal worden om een huurwoning te krijgen, is het gevolg van zijn keuze om zich in te laten met hennepteelt. Het is inmiddels van algemene bekendheid welke gevolgen dit kan hebben. Verder is de voorzieningenrechter ook niet gebleken dat verzoeker dermate aan de woning gebonden is dat de burgemeester had moeten afzien van het bestreden besluit. Dat verzoeker slecht ter been is en de sluiting van de woning daardoor grote gevolgen voor hem heeft is de voorzieningenrechter niet gebleken. Verzoeker heeft dat standpunt namelijk niet met stukken onderbouwd. Een ambtenaar van de gemeente [plaatsnaam] heeft verzoeker ten tijde van de effectuering van de sluiting op 18 december 2024 bovendien meerdere malen - zonder problemen - de trap op en af zien lopen. Verzoeker heeft dit niet weersproken. Het is dus niet gebleken dat verzoeker slecht ter been is en het daarom moeilijk zou zijn om vervangende woonruimte te vinden. De burgemeester heeft verzoeker verder gewezen op diverse mogelijkheden om een andere huurwoning te vinden. Zo heeft de gemeente [plaatsnaam] een ruim particulier huisaanbod. In het geval verzoeker hulp nodig heeft met het vinden van vervangende woonruimte kan hij zich wenden tot het algemeen maatschappelijk werk [naam instantie 1] en is er de mogelijkheid om tijdelijk te verblijven in een crisisopvang in de buurt van [plaatsnaam] , namelijk het [naam crisisopvang] in [plaatsnaam] . Verder is ter zitting nog opgemerkt dat verzoeker voorheen cliënt was van de [naam groep] . Ook hier kan verzoeker om hulp vragen. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker actie heeft ondernomen om van de aangedragen mogelijkheden gebruik te kunnen maken. Verweerder heeft er ook terecht op gewezen dat niet is gebleken dat verzoeker niet bij zijn ouders of vrienden zou kunnen verblijven. Gelet op het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker niet elders onderdak zal kunnen vinden.
23. Verder heeft verzoeker in een verklaring van 8 januari 2024 opgenomen dat hij palliatieve zorg zou verkrijgen, maar dit standpunt heeft verzoeker niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. Daarbij wordt dit door de burgemeester ontkend. De burgemeester heeft naar aanleiding van deze verklaring van verzoeker contact gehad met de zorgconsulent van verzoeker, die vervolgens contact heeft opgenomen met [naam instantie 2] . Uit deze informatie is naar voren gekomen dat verzoeker op dit moment geen palliatieve zorg krijgt. Verzoeker heeft dit niet weersproken.
24. Tot slot heeft verzoeker in het verzoekschrift gewezen op zijn minderjarige dochter. Het is de voorzieningenrechter echter niet gebleken dat verzoeker een minderjarige dochter heeft. Uit de BRP gegevens is gebleken dat verzoeker geen kinderen heeft. Ter zitting heeft de waarnemer van de gemachtigde van verzoeker aangegeven dat dit naar alle waarschijnlijkheid ten onrechte in het verzoekschrift is opgenomen.

Conclusie en gevolgen

25. Gelet op het vorenstaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. De beslissing om de woning twintig weken te sluiten is noodzakelijk en een sluitingstermijn van twintig weken is evenwichtig en daarmee is de maatregel evenredig. Gelet hierop heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen en wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
26. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.M.L. Kousen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 januari 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.Afdeling 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630, r.o. 5.5 en Afdeling 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:472, r.o. 6.2.5.