ECLI:NL:RBLIM:2025:2128

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
ROE 24/3522
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen handhavingsverzoek door gedeputeerde staten

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 7 maart 2025, wordt het beroep van de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen een handhavingsverzoek behandeld. De rechtbank oordeelt dat de mededeling van de gedeputeerde staten, waarin werd aangegeven dat het handhavingsverzoek was doorgezonden naar de burgemeester en wethouders van Peel en Maas, wel degelijk een besluit is. Echter, omdat de burgemeester en wethouders inmiddels op het handhavingsverzoek hebben beslist en dit besluit onherroepelijk is, heeft de eiser geen procesbelang meer bij het ingediende beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank legt uit dat er geen mogelijkheid is voor een tweede beslissing op dezelfde aanvraag door verschillende bestuursorganen, en dat de eiser zich heeft neergelegd bij de beslissing van de burgemeester en wethouders. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 24 / 3522

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., uit Nijmegen, eiser,

(gemachtigde: S.R. van Uffelen),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 25 juni 2024.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij het door hem ingediende beroep. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
4. Bij brief van 21 december 2023 heeft eiser bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend ten aanzien van het glastuinbouwbedrijf aan de Molenweg 10 in Egchel.
5. Verweerder heeft dit handhavingsverzoek bij brief van 15 januari 2024 (verzonden 16 januari 2024) ter verdere behandeling doorgezonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Peel en Maas. [1] Bij brief van dezelfde datum (eveneens verzonden 16 januari 2024) heeft verweerder aan eiser mededeling gedaan van deze doorzending.
6. Op 19 februari 2024 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek.
7. Op 6 maart 2024, aangevuld op 25 april 2024, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de mededeling van 15 januari 2024 van verweerder dat het verzoek om handhaving is doorgezonden naar het volgens verweerder bevoegde gezag, namelijk burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas. Eiser acht verweerder wel bevoegd en maakt hierdoor bezwaar tegen de doorzending c.q. de mededeling dat verweerder niet bevoegd is.
8. Bij besluit van 5 maart 2024 (verzonden op 5 maart 2024) hebben burgemeester en wethouders van Peel en Maas het handhavingsverzoek afgewezen.
9. Met het bestreden besluit van 25 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gericht tegen de brief van 15 januari 2024, waarbij werd meegedeeld dat het handhavingsverzoek werd doorgezonden naar het bevoegde gezag, niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de mededeling geen besluit is, omdat aan verweerder geen enkele bevoegdheid is toegekend in het kader van uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft en ook geen bemoeienis heeft met de aan burgemeester en wethouders van Peel en Maas opgedragen uitvoering en handhaving van deze regeling.
10. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser is van mening dat zijn bezwaar ontvankelijk dient te worden verklaard en dat verweerder inhoudelijk moet beslissen op zijn handhavingsverzoek. Verweerder heeft volgens eiser wel degelijk enige publiekrechtelijke rechtsplicht en daaruit voortvloeiende bevoegdheid. Eiser verwijst daartoe naar de Provinciewet. Daarnaast heeft verweerder enige bevoegdheid ter uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft. Eiser verwijst hiervoor naar Richtlijn 2010/75/EU. Deze richtlijn is geïmplementeerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit omgevingsrecht. Verweerder verleent vergunningen op grond van de Wabo en daarom is sprake van enige bevoegdheid ter uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft.
11. De rechtbank overweegt als volgt.
11.1.
Naar het oordeel van de rechtbank impliceert de doorzending een onbevoegdverklaring ten aanzien van het gedane handhavingsverzoek. In de mededeling van de doorzending staat in dit verband: “
Wij hebben getoetst of er namens Gedeputeerde Staten van Limburg een besluit kon worden genomen op dit handhavingsverzoek. Wij komen echter tot de conclusie dat Gedeputeerde Staten van Limburg niet als bevoegd gezag kan worden aangemerkt in deze kwestie”.
11.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 mei 2004 [2] volgt dat een mededeling van een bestuursorgaan dat het in een bepaald geval niet bevoegd is het door eisende partij gewenste rechtsgevolg te bewerkstelligen in beginsel moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, aangezien een dergelijke mededeling in ieder geval een beoordeling inhoudt aangaande de aanwezigheid en de reikwijdte van de door de aanvrager om een besluit veronderstelde bevoegdheid. [3] Verweerder beroept zich op de in voornoemde jurisprudentie geformuleerde uitzondering. De uitzondering luidt: “
Indien aan het bestuursorgaan waaraan het verzoek is gericht, geen enkele bevoegdheid is toegekend ter uitvoering van de wettelijke regeling waarop het verzoek betrekking heeft en het ook geen bemoeienis heeft met de aan andere bestuursorganen opgedragen uitvoering of handhaving van deze wettelijke regeling, is echter geen sprake van een besluit” en, in andere woorden: “
(…) tenzij evident geen sprake is van enige publiekrechtelijke rechtsplicht en daaruit voortvloeiende bevoegdheid”.
11.3.
Voornoemde uitzondering doet zich derhalve slechts voor indien aan het aangezochte bestuursorgaan geen enkele bevoegdheid ter zake is toegekend en indien evident geen sprake is van enige publiekrechtelijke rechtsplicht en daaruit voortvloeiende bevoegdheid. Nu aan verweerder ook bevoegdheden tot omgevingsrechtelijke en milieurechtelijke handhaving zijn toegekend, doet deze uitzondering zich naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Een geschil over de bevoegdheid in het milieurecht doet zich met regelmaat voor en het is niet evident dat aan verweerder ter zake geen enkele bevoegdheid kan toekomen. Die bevoegdheid tot handhaving hangt immers af van de feitelijke situatie ter plaatse en er kan, afhankelijk van die feitelijke situatie, sprake zijn van een bevoegdheid van verweerder. Dat verweerder in dit geval die bevoegdheid niet aanneemt of stelt niet bevoegd te zijn, is onvoldoende om bovenstaande uitzondering aan te nemen en te verhinderen dat dit bestuurlijke oordeel aan de bestuursrechter wordt voorgelegd. De brief van 15 januari 2024 moet dus worden aangemerkt als een besluit waartegen bezwaar kon worden gemaakt.
11.4.
De rechtbank stelt echter vast dat burgemeester en wethouders van Peel en Maas inmiddels op het handhavingsverzoek hebben beslist en dat dit besluit onherroepelijk is omdat tegen dat besluit geen rechtsmiddelen zijn aangewend. Dat betekent dat onherroepelijk op het ingediende (en doorgestuurde) handhavingsverzoek van eiser is beslist. Dat is beslist door een ander bestuursorgaan dan eiser wilde, had eiser aan de orde kunnen stellen in een procedure tegen dat besluit maar dat heeft eiser niet gedaan. Eiser heeft zich daarmee neergelegd bij die beslissing door het betreffende bestuursorgaan. Door het genomen besluit ligt er geen handhavingsverzoek meer voor waarop nog (door verweerder) beslist kan worden. Er kan niet twee keer op dezelfde aanvraag worden beslist door verschillende bestuursorganen. Dat betekent dat eiser met zijn beroep niet meer kan bereiken wat hij wil, namelijk dat op zijn handhavingsverzoek alsnog een besluit wordt genomen door verweerder. Dat maakt dat er geen procesbelang is bij het beroep.
12. Het beroep is gelet op voorgaande kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
M.L. Neumann griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 maart 2025

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:15 van de Awb.
3.Zie ook de uitspraken van de Afdeling van 30 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP9590 en 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1551.