ECLI:NL:RBLIM:2025:203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
11433734 / CV EXPL 24-6063
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming en huurachterstand in verband met overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Maasvallei Maastricht en twee gedaagden, waarbij de eerste gedaagde, een bewindvoerder, niet is verschenen. De tweede gedaagde, die in persoon procedeerde, is veroordeeld tot ontruiming van zijn woning en betaling van een huurachterstand van € 1.260,66. De huurder, gedaagde sub 2, had overlast veroorzaakt in de woning die hij huurde van Maasvallei, wat leidde tot klachten van andere bewoners. De rechtbank oordeelde dat de overlast zodanig ernstig was dat Maasvallei spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming. De huurder had meerdere waarschuwingen ontvangen, maar er was geen verbetering in zijn gedrag. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van Maasvallei, zowel tegen de bewindvoerder als tegen de huurder, toewijsbaar waren, onder de voorwaarde dat het bewind na de vonnisdatum zou eindigen. De rechtbank heeft de vorderingen tot ontruiming en betaling van de huurachterstand toegewezen, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11433734 \ CV EXPL 24-6063
Vonnis in kort geding van 15 januari 2025
in de zaak van
WONINGSTICHTING MAASVALLEI MAASTRICHT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Maasvallei,
gemachtigde: mr. L.H.W. Golsteijn,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

handelend onder de naam [handelsnaam] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan gedaagde partij sub 2,
te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij sub 1,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
niet verschenen,

2.2. [gedaagde sub 2] ,

te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij sub 2,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 7 januari 2025, waarbij Maasvallei nog een productie ingediend heeft
- de verstekverlening tegen [gedaagde sub 1] .
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] woonde voorheen in [woonplaats 2] .
2.2.
Op 15 maart 2023 hebben [gedaagde sub 2] en Maasvallei een huurovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst huurt [gedaagde sub 2] van Maasvallei de woning aan het adres [adres 1] te [woonplaats 1] . Op deze huurovereenkomst zijn de “Algemene voorwaarden huurovereenkomst woonruimte woningstichting Maasvallei” (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.3.
[gedaagde sub 2] en Maasvallei hebben op 15 maart 2023 ook een aanvullende overeenkomst gesloten. Daarin staat (samengevat) dat [gedaagde sub 2] begeleid wordt door Zorgeloos Maatwerk, dat de woning in [woonplaats 1] buiten het werkgebied van Zorgeloos Maatwerk valt en dat [gedaagde sub 2] daarom begeleiding van een nieuwe begeleidende instantie zal accepteren om de lopende begeleiding te continueren.
2.4.
De huurwoning van [gedaagde sub 2] bevindt zich op de begane grond in een pand waar Maasvallei meerdere woningen verhuurt. Op de zolder/bovenverdieping van dit pand bevindt zich een wasmachine waar diverse bewoners gebruik van maken. Ook bevindt zich daar een afgesloten opslagruimte.
2.5.
Met ingang van 16 augustus 2023 hebben diverse bewoners van voornoemd pand bij Maasvallei geklaagd over [gedaagde sub 2] . Die klachten komen er (samengevat) op neer dat [gedaagde sub 2] , althans de personen die hij toelaat tot het pand, geluidsoverlast en andere overlast veroorzaken.
2.6.
Na de eerste klacht van 16 augustus 2023 heeft Maasvallei in het pand camera’s geplaatst in de algemene ruimtes.
2.7.
Maasvallei heeft op 16 oktober 2023 telefonisch gesproken met [gedaagde sub 2] . Hij heeft tijdens dit gesprek toegezegd dat hij na 22.00 uur geen harde muziek meer zal draaien.
2.8.
Op 25 oktober 2023 heeft een bewoner bij Maasvallei geklaagd dat “sinds een paar dagen (…) weer muziek tot laat wordt gespeeld”.
2.9.
Op 1 november 2023 heeft een woonconsulent van Maasvallei met de wijkagent [gedaagde sub 2] bezocht vanwege de klachten. [gedaagde sub 2] heeft toen de wijkagent en de woonconsulent niet toegelaten tot zijn woning omdat hij op dat moment naar eigen zeggen twee logees had die op dat moment geen vaste/eigen woonruimte hadden.
2.10.
Ook daarna hebben de bewoners in het pand geklaagd over overlast die [gedaagde sub 2] en de personen die hij toelaat tot het pand veroorzaken. Die klachten gaan met name over:
- druggerelateerde overlast (personen die dealen in en voor het pand en zich toegang tot het pand proberen te verschaffen omdat zij [gedaagde sub 2] willen bezoeken).
- een Franssprekende persoon die op zolder naast de wasmachine verblijft, gewassen kleding steelt, daar urineert, de opslagruimte opengebroken heeft en spullen daaruit gebruikt/steelt.
2.11.
Op 8 december 2023 heeft [gedaagde sub 2] samen met zijn begeleider [naam begeleider] van Zorgeloos Maatwerk gesproken met een woonconsulent van Maasvallei.
Tijdens dit gesprek heeft Maasvallei [gedaagde sub 2] een laatste waarschuwing gegeven en met hem afgesproken dat hij geen personen zonder vaste woon- of verblijfplaats en geen personen die niets in zijn woning of in het pand te zoeken hebben meer zal toelaten.
2.12.
Op 10 en 11 december 2023 heeft Maasvallei van twee bewoners klachten ontvangen over het feit dat op 10 december 2023 iemand zich toegang tot het pand had verschaft.
2.13.
Maasvallei heeft vervolgens aan de hand van de camerabeelden vastgesteld dat [gedaagde sub 2] deze persoon toegang heeft verleend.
2.14.
In februari 2024 heeft Maasvallei diverse klachten ontvangen van de bewoners van het pand. Die klachten gaan grotendeels over de (drugs)gerelateerde overlast, veroorzaakt door personen die [gedaagde sub 2] op komen zoeken en over de loslopende hond van [gedaagde sub 2] .
2.15.
Bij brief van 28 februari 2024 heeft Maasvallei [gedaagde sub 2] gewezen op voornoemde klachten, hem medegedeeld dat het niet is toegestaan zijn hond los te laten lopen in de algemene ruimte en hem herinnert aan de gemaakte afspraken.
2.16.
Bij brief van 21 maart 2024 heeft Maasvallei [gedaagde sub 2] medegedeeld dat zij een melding heeft ontvangen dat zijn loslopende hond op 13 april jl. (kantonrechter: bedoeld zal zijn: 13 maart) de hond van een voorbijganger heeft aangevallen en dat bij dit incident politie aanwezig geweest is. Maasvallei heeft [gedaagde sub 2] in deze brief opnieuw verzocht geen overlast te veroorzaken.
2.17.
Op 22 maart 2024 heeft Maasvallei opnieuw een klacht ontvangen van een bewoner van het pand. Die klacht gaat over een persoon die de nacht daarvoor bij iedereen aanbelde en “ [gedaagde sub 2] ” bleef roepen.
2.18.
Bij e-mail van 2 mei 2024 heeft de bewoner van [adres 2] de huurovereenkomst met Maasvallei opgezegd vanwege de overlast.
2.19.
Maasvallei heeft ook daarna nog diverse klachten ontvangen van andere bewoners van het pand over [gedaagde sub 2] en de personen die hem bezoeken.
2.20.
Bij e-mail van 13 november 2024 schrijft [naam begeleider] van Zorgeloos Maatwerk (onder meer) het volgende aan Maasvallei:
Ter info:
Vanaf 1-1-2025 zal ik niet meer betrokken zijn binnen de casus ‘ [gedaagde sub 2] ’, [adres 1] [woonplaats 1] .
Ik heb de spreekwoordelijke knoop doorgehakt. Voor mij is de maat vol.
Gemeente Maastricht, bewindvoerder en behandelaar van Mondriaan zijn allen op de hoogte gebracht.
(…)
2.21.
De goederen van [gedaagde sub 2] zijn bij beschikking van 15 februari 2024 onder bewind gesteld, met benoeming van [gedaagde sub 1] tot bewindvoerder.
2.22.
[gedaagde sub 2] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 1.260,66. Dit betreft een “oude” huurachterstand, opgebouwd in de periode voordat het bewind was ingesteld. [gedaagde sub 2] (althans zijn bewindvoerder) betaalt de lopende huur wel.

3.Het geschil

3.1.
Maasvallei vordert:
1. [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde sub 2] te veroordelen:
a. om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] binnen zeven dagen na betekening te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Maasvallei te stellen,
b. tot betaling van € 1.260,66 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand, tot de dag van betaling,
c. te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
2. [gedaagde sub 2] voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat het bewind na vonnisdatum wordt beëindigd, te veroordelen:
a. om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] binnen zeven dagen na betekening te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Maasvallei te stellen,
b. tot betaling van € 1.260,66 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand, tot de dag van betaling,
c. te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente
3. [gedaagde sub 2] te gebieden om tijdig alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de ontruiming als bedoeld in 1a. en 2a.
3.2.
[gedaagde sub 1] is niet in de procedure verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd.
3.3.
[gedaagde sub 2] is wel ter zitting verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde ontruiming.

4.De beoordeling

Maasvallei is ontvankelijk in haar voorwaardelijke vordering jegens [gedaagde sub 2]
4.1.
Tegen de bewindvoerder [gedaagde sub 1] is verstek verleend. [gedaagde sub 2] (de rechthebbende) is wel verschenen. In 2014 heeft de HR in antwoord op prejudiciële vragen beslist dat in een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed, de bewindvoerder en niet de rechthebbende in rechte betrokken dient te worden. De HR heeft daarbij expliciet beslist dat een vordering tot ontruiming tegen de bewindvoerder ingesteld dient te worden (zie ECLI:NL:HR:2014:525). Op basis van deze beslissing van de HR zou Maasvallei dus niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in haar vordering jegens [gedaagde sub 2] .
4.2.
Maasvallei heeft echter betoogd dat zij verwacht dat het bewind op korte termijn zal eindigen, hetgeen een executie van het in deze zaak te wijzen vonnis daarna onmogelijk maakt. In dat verband heeft zij aangevoerd dat zij bij het contact met de bewindvoerder merkte dat de bewindvoerder afstand neemt van [gedaagde sub 2] . De kantonrechter vindt dit een aannemelijk standpunt van Maasvallei. Het feit dat [gedaagde sub 1] verstek heeft laten gaan, past namelijk bij dit betoog. Ook het feit dat Zorgeloos Maatwerk is gestopt met de begeleiding van [gedaagde sub 2] omdat “de maat vol is” duidt erop dat [gedaagde sub 2] zich niet laat sturen en voor een succesvol bewind is dat funest.
4.3.
Voor het geval het bewind eindigt in de periode tussen de vonnisdatum (vandaag) en het moment dat het vonnis geëxecuteerd kan worden, is Maasvallei ontvankelijk in haar voorwaardelijke vordering jegens [gedaagde sub 2] .
4.4.
Omdat Maasvallei ontvankelijk is in haar voorwaardelijke vordering jegens [gedaagde sub 2] , dient dit vonnis op grond van art. 140 lid 2 Rv als een vonnis op tegenspraak aangemerkt te worden.
spoedeisend belang
4.5.
De door Maasvallei gestelde overlast is – indien juist – zodanig ernstig dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming. De overige vorderingen houden voldoende verband met deze gevorderde voorziening en zullen hierna dus ook inhoudelijk beoordeeld worden.
de gevorderde ontruiming
4.6.
Maasvallei baseert de gevorderde ontruiming op de overlast die [gedaagde sub 2] veroorzaakt alsmede op de huurachterstand.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat de overlast die [gedaagde sub 2] veroorzaakt zodanig ernstig is dat in een bodemprocedure een op die overlast gebaseerde vordering van Maasvallei tot ontbinding van de huurovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. Hieruit volgt dat, vooruitlopend op de uitkomst van een dergelijke bodemprocedure, de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen. Hieronder zal dit oordeel nader gemotiveerd worden.
4.8.
Vast staat dat rond [gedaagde sub 2] in de periode dat hij in [woonplaats 2] woonde, sprake was van dezelfde soort problematiek als momenteel in [woonplaats 1] . [gedaagde sub 2] kiest volgens Maasvallei de verkeerde vrienden/contacten uit en deze personen vallen hem vervolgens lastig en gebruiken drugs in zijn woning. [gedaagde sub 2] is daarom volgens Maasvallei destijds naar [woonplaats 1] verhuisd. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van dit relaas aangezien [gedaagde sub 2] dat niet betwist heeft.
4.9.
Geconstateerd moet worden dat [gedaagde sub 2] , ook met begeleiding van Zorgeloos Maatwerk, er niet in geslaagd is zijn leven in [woonplaats 1] een andere wending te geven. Vrij snel na aanvang van de huurovereenkomst hebben diverse andere bewoners van het pand waar [gedaagde sub 2] zijn woning huurt, geklaagd over allerlei vormen van overlast. De rode draad door die klachten is dat [gedaagde sub 2] allerlei overlast veroorzakende personen toelaat tot het pand. De overlast is veelal druggerelateerd. Bezoekers van [gedaagde sub 2] zijn blijkens de klachten zichtbaar onder invloed en proberen hem (ook) midden in de nacht te bezoeken. Dat leidt er dan toe dat vaak niet alleen bij [gedaagde sub 2] maar ook bij de andere bewoners wordt aangebeld. Ook is diverse keren de voordeur van het pand geforceerd door deze personen. Er wordt in en voor de woning gedeald en één van de bewoners heeft bij Maasvallei gemeld dat in het pand een bolletje heroïne is aangetroffen (productie 22). Ook de Franssprekende persoon op zolder heeft tot veel overlast en gevoelens van onveiligheid geleid bij diverse bewoners van het pand. [gedaagde sub 2] stelt dat hij zelf geen overlast veroorzaakt. De kantonrechter heeft daarover zijn twijfels, maar zelfs als dit verweer juist is, heeft [gedaagde sub 2] daarmee niet betwist dat de personen die hem opzoeken ernstige overlast veroorzaken in en om de door hem gehuurde woning. Ook voor die overlast is [gedaagde sub 2] naar het oordeel van de kantonrechter verantwoordelijk. Dat zou anders kunnen zijn als [gedaagde sub 2] alles in het werk zou hebben gesteld om die personen te weren, maar daarvan is niets gebleken. Integendeel, want ook ter zitting heeft [gedaagde sub 2] bevestigd dat hij inderdaad daklozen toelaat tot het pand omdat hij ze wil helpen.
4.10.
[gedaagde sub 2] stelt dat de woning in [woonplaats 1] de fijnste woning is die hij ooit gehad heeft en dat hij er alles aan wil doen om die woning te behouden. Maasvallei heeft er echter geen vertrouwen meer in dat [gedaagde sub 2] geen overlast meer zal veroorzaken. Dit standpunt van Maasvallei onderschrijft de kantonrechter. [gedaagde sub 2] heeft van Maasvallei immers diverse waarschuwingen ontvangen. Ook heeft zij hem op het hart gedrukt dat hij geen personen zonder vaste woon- of verblijfplaats meer moet ontvangen en dat hij de politie dient te bellen als hij zelf niet bij machte is deze personen de deur te wijzen. Dit alles heeft niet geleid tot een verandering in de overlast die [gedaagde sub 2] en zijn bezoekers veroorzaken en evenmin heeft dit ertoe geleid dat [gedaagde sub 2] alles in het werk heeft gesteld om de overlast gevende bezoekers te weren. [gedaagde sub 2] heeft kortom meer dan voldoende kansen gehad om zijn gedrag te veranderen en die kansen heeft hij niet aangegrepen.
4.11.
Op grond van voorgaande overwegingen zullen de vorderingen onder 1a, 2a en 3 toegewezen worden.
de huurachterstand
4.12.
Als onbetwist staat vast dat momenteel sprake is van een huurachterstand van
€ 1.260,66. [gedaagde sub 1] zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag en [gedaagde sub 2] zal eveneens (voorwaardelijk) worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand waarop deze huurachterstand betrekking heeft, tot de dag van betaling. De onderdelen 1b en 2b zullen dus eveneens worden toegewezen.
de proceskosten
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde sub 1] onvoorwaardelijk en [gedaagde sub 2] voorwaardelijk veroordeeld worden tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Maasvallei tot op heden begroot op:
  • kosten dagvaarding € 140,17
  • griffierecht € 328,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 1.282,17
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen volledig te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Maasvallei te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat het bewind na vandaag wordt beëindigd, om de woning aan de [adres 1] te [woonplaats 1] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen volledig te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Maasvallei te stellen,
5.3.
gebiedt [gedaagde sub 2] om tijdig alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan de ontruiming als bedoeld in 5.1. en 5.2.,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan Maasvallei € 1.260,66 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand waarop deze huurachterstand betrekking heeft, tot de dag van betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 2] voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat het bewind na vandaag wordt beëindigd, om aan Maasvallei € 1.260,66 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van iedere maand waarop deze huurachterstand betrekking heeft, tot de dag van betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Maasvallei tot vandaag begroot op € 1.282,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag tot de dag van betaling,
5.7.
veroordeelt [gedaagde sub 2] voorwaardelijk, onder de voorwaarde dat het bewind na vandaag wordt beëindigd, tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Maasvallei tot vandaag begroot op € 1.282,17, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vandaag tot de dag van betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op15 januari 2025.
RW