Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
de rechtbank begrijpt: verdachte) gedaan, omdat ik als cliënt met [verdachte] , als begeleidster, seksuele handelingen heb verricht. We hebben elkaar leren kennen bij de [naam 1] . Na een paar maanden is er iets gaan spelen. Dat bleek uiteindelijk wederzijds te zijn. [verdachte] bevestigde dit, dat er ook gevoelens waren vanuit haar kant en dat zij ook wist dat dit niet oké was. Toen hebben we samen besloten aan de bel te trekken bij de organisatie. [verdachte] is twee weken
on-holdgezet. Toen zij terugkwam, is zij bij [naam 1] gaan werken. Wij zijn elkaar een aantal keren tegengekomen op het terrein. Zij zei ook dat we professioneel met elkaar moesten blijven en dat we een goede verstandshouding cliënt-begeleider zouden krijgen. Daar zijn we beiden mee akkoord gegaan, voor mijn gevoel, in ieder geval. Zo’n twee maanden later had ik thuis een lastig weekend gehad. Ik vroeg aan mijn begeleiding of [verdachte] langs zou willen komen, omdat zij van mijn thuissituatie af wist. Ik kon er met haar heel goed over praten. Vandaar dat ik met haar een gesprek wilde. [verdachte] is naar ons toegekomen en we hebben buiten bij de [naam 1] een uurtje gesproken. We hebben het erover gehad hoe het thuis was gegaan. Op den duur is er tijdens dat gesprek tussen ons ingeslopen hoe het tussen ons was gegaan. Het ging ook over hoe het met elkaar ging en onze interesses naar elkaar kwamen weer op gang. Toen belde [verdachte] mij een kwartier later met de groepstelefoon van [naam 1] naar mijn privénummer. Toen hebben we gebeld en uiteindelijk vroeg [verdachte] of ik naar [naam 1] wilde komen tussen 20.00 en 21.00 uur. Ik ben die kant opgegaan, naar [naam 1] . [verdachte] deed de woonkamerdeur dicht van de woonkamer naar de groep. Daar hebben we twee minuten gestaan en voor de eerste keer gezoend. Toen ben ik teruggelopen naar mijn eigen woning. Daar kreeg ik een belletje met een ander nummer. Dat bleek [verdachte] haar privénummer te zijn en toen hebben we afgesproken om na haar dienst verder te gaan in haar auto. Ik ben rond 22.30 à 22.45 uur naar achteren gelopen. Ik ben in de auto ingestapt. We hebben eerst wat gesproken en gezoend. Toen zijn we naar de achterbank gegaan. Toen heeft [verdachte] mij afgetrokken, toen heb ik haar gevingerd en uiteindelijk heeft [verdachte] mij gepijpt. Het pijpen was in ieder geval op het einde. De seks is er niet van gekomen, want de man van [verdachte] belde wel dertig keer om te vragen waar zij was. Toen is [verdachte] naar huis gegaan en ben ik ook terug naar mijn woning gegaan. De volgende ochtend rond 10.00 uur hebben we gebeld. In de middag heb ik haar proberen te bellen. Toen nam ze op en was ze haar zoontje aan het inschrijven voor de middelbare school en kon zij niet bellen. Toen raakte ik in paniek en dacht ik: “shit, ik had dit niet moeten doen.” Ik had paniek. Ik zit hier met TBS met voorwaarden voor een zedendelict. Ik had seksuele handelingen gepleegd en ik wist niet wat er ging gebeuren. Toen heb ik de leiding ingelicht. De functie van [verdachte] binnen de [naam instelling] was groepsbegeleider. Zij was op het begin mijn persoonlijk begeleider. Op het moment dat zij er is, zou ik wat diepgaandere zaken kunnen bespreken. Als ik iets geregeld moest hebben, kon ik dat met haar of met [naam 4] bespreken. Ik heb mijn moeder over de seksuele handelingen verteld nadat ik het gesprek met de begeleiders in paniek had gehad. Daarna heb ik in paniek mijn moeder gebeld. Ik heb haar verteld wat er is gebeurd; dat er seksuele handelingen tussen [verdachte] en mij waren geweest. U, verbalisant, vraagt mij wat de reden was tot paniek. Mijn voorwaarden en de reden waarom ik er zat. Het was zeden. Ik dacht: “Ik heb nu weer seksueel contact gehad en ik ben nu de lul.” Ik dacht dat ik de verdachte zou zijn in dit geval. Ik dacht: “Ik ga TBS in en ik kom er nooit meer uit.” U, verbalisant, vraagt mij hoe dat kussen ging. Intens. Het was wel intiem. U, verbalisant, vraagt mij wie het initiatief daarin nam. Ik denk dat het echt van beiden kwam. U, verbalisant, vraagt mij wat vingeren voor mij betekent. Dat ik twee vingers in haar vagina had en één vinger op haar clitoris had en op en neer bewegingen maakte. We hebben elkaar een beetje aangeraakt. Een beetje aftrekken, vingeren, aan de borsten zitten. U, verbalisant, vraagt mij wat het met mij deed dat zij mijn begeleider was. Er kwam meer bij dan alleen seksuele gevoelens. Ik voelde me ook serieus genomen.
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) heeft mij gebeld vanuit de instelling. Achter het terrein van de [naam instelling] hebben seksuele handelingen tussen [verdachte] en [slachtoffer] plaatsgevonden in de auto. [slachtoffer] raakte een beetje in paniek, want hij zit daar al voor zijn grensoverschrijdend gedrag. Hij zei: “Mam, ik ga niet douchen, het zit nu nog op mijn plasser. Als ze DNA willen dan kunnen ze het nu afnemen.” U, verbalisant, vraagt mij hoe [slachtoffer] was toen hij het mij vertelde. Hij was een beetje in paniek, zo van: “Help, nu weet ik het niet meer.” Hij was vooral gevleid door haar uitnodiging. Hij heeft een hoog libido en dan houd je hem een snoepje voor en dan heb je hem. Het overkomt hem dan weer en dan is het te laat en kan hij de gevolgen niet overzien. De controle om dan op de rem te gaan staan, dat kan hij dan niet. U, verbalisant, vraagt mij of ik [slachtoffer] als persoon kan omschrijven. Een jongen met autisme en ADHD. Hij heeft een paraffine (
de rechtbank begrijpt: parafiele) stoornis. Hij heeft last van de ontwikkeling van seksualiteit. Zijn intelligentie is wisselend. Hij valt onder licht verstandelijke beperking (LVB) problematiek. U, verbalisant, vraagt of hij ‘nee’ kan zeggen wanneer iemand seksuele handelingen met hem wil doen en hij dat niet wil. Moeilijk. Ik denk het niet door zijn problematiek. Vooral als er ook nog gevoelens zijn. Hij zit hiervoor in behandeling en therapie. Dat is nu nog een brug te ver.
de rechtbank begrijpt: persoonlijk begeleider) van de cliënt over wie het gaat. U, verbalisant, vraagt mij wat ik weet over de persoon waarvan ik PB’er was. Alles. Je kunt een dossier lezen over waarom ze er zitten of over wat ze gedaan hebben. U, verbalisant, vraagt mij welke verantwoordelijkheid ik had als tweede PB’er. De begeleiding op de groep; dat je de dagprogramma’s aanhield of gesprekken voerde met cliënten, weekgesprekken, dat je zorgde dat ze op de dagbesteding kwamen, dat je ze helpt met hun dagbesteding en koken of wat er op dat moment moet gebeuren. Die cliënt kwam oudejaarsdag naar mij toe en gaf aan dat hij het gevoel had dat er een bepaalde spanning was tussen ons en vroeg of ik dat ook merkte. Ik zei dat zijn complimenten die hij mij maakte me wel goed deden. Ik vond het niet kunnen en niet professioneel. Ik heb dat de volgende dag bij een collega benoemd. Ik heb toen ook gezegd dat de complimenten mij goed deden en dat ik het lastig vond wat ik ermee aan moest. Toen heb ik het bij de teamleider gemeld. Die gaf aan dat het goed was om een gesprek te hebben met iemand van de kliniek, een soort coach om te kijken hoe en wat. De volgende dag ben ik gebeld vanuit het werk omdat die cliënt het gemeld had. Toen mocht ik niet meer op het werk komen en moest ik die donderdag op gesprek komen bij de manager van [naam 3] en de [naam instelling] . Dat heb ik toen ook gedaan. Ik heb ook uitgelegd dat het mij ook wel veel deed. Ik zat ik de knoop en dacht: “hoe kan dit?” Ik ben toen twee weken thuis geweest op non-actief en toen ben ik naar een andere groep overgeplaatst: naar groep 1. Ik zat eerst op 5. Ik heb toen met de coach van de kliniek meerdere gesprekken gehad. Uiteindelijk mocht ik ook terug naar die groep, [naam 1] . Ik heb toen uiteindelijk zelf besloten om niet meer terug te gaan, dus dat ik op 1 zou blijven. Ik merkte wel toen ik daar werkte dat ik naar [naam 1] trok, ook naar mijn collega’s en ook naar [slachtoffer] . Ik vond het fijn om met hen te kletsen. Ik wilde daar graag normale begeleider weer zijn. Ik ging daar geregeld heen. Toen op die avond ben ik ook naar die groep gegaan en heb ik met hem gekletst en ook met mijn collega’s. Ik heb hem toen gebeld met de telefoon van [naam 1] . Toen hebben we lange tijd zitten bellen. Toen is hij bij [naam 1] gekomen en toen hebben we gezoend. Ik heb toen gezegd dat hij weer moest gaan, want ik wist wel dat het niet goed was. Toen heb ik daarna weer gebeld en mijn eigen nummer gegeven. Toen hebben we afgesproken om na mijn dienst achter het terrein af te spreken. Ik ben daar naartoe gegaan met mijn auto en hij is daar naartoe gelopen. Daar hebben we een tijd in de auto zitten kletsen. Toen op een gegeven moment ook gezoend en hebben we aan elkaar gezeten en gefriemeld. Toen zag ik dat [naam man verdachte] belde, mijn man. Toen heb ik het vrij snel afgekapt, omdat ik het gevoel had van: dit kan niet. Toen ben ik naar huis gereden en heb ik wel nog even met [slachtoffer] gebeld en afgesproken dat we de volgende dag zouden bellen. Ik was aan het werk bij [naam 1] . Ik ging om 19.00 uur naar mijn collega bij [naam 1] . Ik ben daar een half uur geweest. Ik ging naar buiten en toen heb ik met [slachtoffer] gepraat. Het ging over alledaagse dingen. Hij was ook in behandeling voor therapie. Dat was ook over zijn seksuele drift die hij had. Daar heeft hij even benoemd dat hij daar naartoe was geweest en over wat er was voorgevallen. Hij benoemde toen ook weer dat er tussen ons meer gevoel was. U, verbalisant, vraagt mij wat ik wist op dat moment over zijn seksuele driften. Dat hij vaak seksuele behoeftes had. Dat hij geregeld porno wilde kijken en dat mocht hij niet. Dat hij daarvoor in therapie is gegaan. U, verbalisant, vraagt mij wat er op seksueel gebied is gebeurd in de auto. In eerste instantie hebben we zitten kletsen. Toen zijn we op de achterbank gaan zitten. Toen heb ik aan zijn geslachtsdeel gezeten en hij aan die van mij. Een beetje zitten voelen en friemelen. U, verbalisant, vraagt mij hoe dat heet. Rukken. U vraagt mij wat hij bij mij deed. Aan mijn borsten gezeten en hij zat in mijn broek. Het klopt dat [slachtoffer] mij heeft gevingerd. [slachtoffer] is licht verstandelijk gehandicapt of beperkt.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
- geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden genoemd onder a en b en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt;
- waarbij als voorwaarden tevens gelden dat de veroordeelde:
- ontzetverdachte uit het
recht tot de uitoefening van een beroepals sociaal therapeutisch medewerker, dan wel een soortgelijke functie, in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, voor de duur van vijf jaar; - bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde voor het einde van een