3.3Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 03.221691.24
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [slachtoffer 4] en [verbalisant 4]hebben het volgende gerelateerd:
Op 9 juli 2024 hielden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , verdachte [verdachte] aan op de Zeswegenlaan te Heerlen. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [slachtoffer 4] , brachten verdachte [verdachte] over naar het politiebureau. Eenmaal aangekomen in het politiebureau te Heerlen werd de verdachte voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , wilden de verdachte [verdachte] voor de ID-zuil zetten voor het afnemen van vingerafdrukken. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer 4] , zagen dat hij zijn handen tot vuisten balde zodat wij zijn vingers niet op het scherm van de zuil konden neerleggen. Wij pakten de verdachte vast en trachtten met geweld om zijn handen op de ID- zuil te leggen. Op een gegeven moment leek het alsof hij toch ging meewerken. Hierop hebben wij hem de ruimte gegeven om rustig zijn vingers op de zuil te leggen. Hij deed weer alsof en uiteindelijk deed hij zijn vingers toch niet op het scherm. Hierop pakten wij de verdachte wederom vast en trachtten de vingers uit elkaar te halen. Ik, verbalisant [slachtoffer 4] , had met mijn handen de hand van de verdachte vast en probeerde zijn rechter vuist uit elkaar te halen om de vingers op de zuil te leggen. Ik deed dit door aan zijn vingers te trekken. Ik voelde dat de verdachte met kracht zijn hand gebald hield. Na enige tijd voelde ik dat de verdachte minder kracht gebruikte met zijn gebalde hand. Ik wilde de vingers van de verdachte recht trekken. Ik zag en voelde dat de verdachte met kracht zijn hand weer balde en ik zag en voelde dat hij zijn nagels in mijn linker hand drukte. Ondanks dat ik handschoenen aan had voelde ik pijn in mijn linkerhand.
Verbalisant [slachtoffer 4]heeft aangifte gedaan en – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 9 juli 2024 was ik aan het werk als politieagent. Ik was in het cellencomplex in Heerlen. Een collega wilde vingerafdrukken van de verdachte nemen omdat hij geen
identiteitsbewijs had. Ik zag dat de verdachte niet mee wilde werken. Ik zag dat hij
zijn vingers niet op de scanner wilde leggen. Ik zag dat de verdachte totaal niet mee werkte. Ik heb met beide handen geprobeerd zijn vingers te laten strekken zodat ik deze op de scanner kon leggen. Dit lukte mij niet omdat de verdachte veel kracht zette om zijn vuisten gebald te houden. Ik voelde dat de verdachte op enig moment zijn vingers iets losser deed. Ik zag en voelde dat hij mijn linker hand vastpakte boven aan mijn vingers. Hij pakte vier vingers vast waarbij hij ze helemaal omsloot. Ik zag en voelde dat hij heel hard in mijn vingers kneep. Zo hard dat ik het door de handschoenen heen voelde. Ik voelde zijn nagels in mijn hand drukken door de handschoen heen. Ik voelde pijn aan mijn hand en vingers. Ik voelde zoveel pijn dat ik ‘AUW’ riep. Ik voelde dat de verdachte zo hard kneep dat als ik geen handschoenen aan had gehad ik zeker wonden aan mijn hand zou hebben gehad. De handschoenen die ik aan had zijn speciale handschoenen om in dit soort situaties mijn handen te beschermen maar ik voelde toch de druk van zijn nagels door deze handschoenen heen. Ik heb met mijn rechterhand zijn vingers open getrokken zodat hij mijn hand los liet. Ik moest hier veel kracht voor gebruiken en ik voelde dat hij bleef knijpen in mijn hand. Toen de verdachte mij vastpakte, voelde ik pijn in mijn vingers en hand. Ik ben ervan overtuigd dat als ik mijn handschoenen niet aan had gehad dat ik letsel zou hebben gehad. Ondanks dat ik ‘AUW’ riep, bleef de verdachte door knijpen in mijn hand.
Verbalisant [slachtoffer 4]heeft het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 13 februari 2025 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging van de officier van justitie. Daarin werd de herkenning van een persoon gevraagd. In de email waren twee bijlagen toegevoegd. Deze bijlagen betroffen twee ID-staat van eerdere registraties. De vraag [was of] ik de persoon op de ID-staat herkende als verdachte van de wederspannigheid. Ik herken de persoon afgebeeld op de ID-staat. Ik herken de naam van de persoon. De persoon op foto 1 en de persoon op foto 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [voornamen] ;
Geboren: [geboortedatum 1] 2000;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] ;
Geslacht: man.
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als agent. Ik ken de persoon als verdachte van een aanhouding door collega's in juli 2025 (
de rechtbank begrijpt: 2024). Ik heb samen met een collega de verdachte overgebracht naar het politiebureau. Ik ken de persoon omdat ik aanwezig was toen de persoon wederspannigheid pleegde. De laatste keer dat ik hem zag was op 9 juli 2024. Het contact duurde toen ongeveer 1 uur. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken: donker haar, smal postuur, zwarte sik, licht getint. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: donker gekleurde wenkbrauwen, rode huid vlekken, scheve mond. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
Partiële vrijspraak
Nu het met zijn armen zwaaien geen verzetshandeling betreft, zal verdachte van dat onderdeel worden vrijgesproken. Ook zal verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op het met zijn been duwen, nu dit verzet niet is gericht geweest op [slachtoffer 4] , zoals in de tenlastelegging vermeld.
parketnummer 03.223072.24
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 9 juli 2024, omstreeks 20.45 uur, ging ik naar het Café [naam café] welke is gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Ik reed hier naartoe op mijn bromfiets. Aangekomen bij het café zette ik deze bromfiets voor het café neer. Toen ik deze hier parkeerde, was deze nog geheel intact en onbeschadigd. Op 10 juli 2024, omstreeks 00.30 uur, hoorde ik iemand in het café zeggen dat er een manspersoon een terrasstoel tegen mijn bromfiets aan gooide. Vervolgens ben ik naar buiten gegaan en zag ik dat deze man van het café wegrende in de richting van Kinderstad. Op dat moment besloot ik achter de man aan te rennen. Na enig moment hield ik de man tegen. Ik zag nadat de politie ter plaatse was dat het spatbord aan de voorzijde van mijn bromfiets vernield was door de man.
Getuige [getuige]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ben uitbater van café [naam café] gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Op 10 juli 2024, omstreeks 00.30 uur, zaten er nog klanten op het terras voor mijn café. Ik zag dat er een jongeman langs kwam gelopen. Hij viel erg op omdat hij door de war en verward overkwam. Opeens zag ik door het raam dat die jongeman een stoel van mijn terras vastpakte. Ik zag dat hij de stoel optilde tot boven zijn hoofd. Ik zag dat hij de stoel tegen een scooter aan gooide die voor mijn café stond. Dit betrof de scooter van [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1]), een klant van mij, die ook in het café was. Die scooter stond voor mijn café. We zijn toen naar buiten gegaan en ik zag dat het spatbord van de scooter van [slachtoffer 1] kapot was. [slachtoffer 1] is achter die jongeman aan gegaan.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]hebben het volgende gerelateerd:
Op 10 juli 2024, omstreeks 00.40 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doende met de incidentenafhandeling in Heerlen. Omstreeks 00.40 uur kregen wij de opdracht van een medewerker van het Operationeel Centrum (OC) om met spoed te rijden naar de [adres 1] in Heerlen. Aldaar zou er een man met stoelen van een terras aan het gooien zijn, hard aan het schreeuwen zijn en had hij een scooter vernield. Ter plaatse zagen wij een man lopen die voldeed aan het signalement. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , herkende de man ambtshalve van afgelopen nacht waar ik dezelfde man ook had aangehouden. De man had de volgende persoonsgegevens:
Identiteit: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , werd aangesproken door het slachtoffer van wie de scooter vernield was. Ik hoorde hem zeggen dat de man, welke wij staande hadden gehouden, dit gedaan had.
Verbalisant [verbalisant 6]heeft het volgende gerelateerd:
Op 10 juli 2024, omstreeks 00.40 uur, werd er een vernieling gepleegd op de [adres 1] in Heerlen. Hierbij werd er een verdachte aangehouden. Op dat moment was het signalement van de verdachte:
- donker getinte man;
- smal postuur;
- donker gekleed;
- kort krullend haar.
Ik kwam samen met mijn collega ter plaatse op de [adres 1] in Heerlen en ik herkende de man van de nacht van te voren. Op 9 juli 2024 hield ik samen met collega’s een man aan op de Geerstraat in Heerlen. Deze voldeed aan hetzelfde signalement en droeg dezelfde kleding als op 10 juli. De man was op dat moment dronken en onhandelbaar en daardoor werd het onmogelijk om zijn identiteit vast te stellen middels de ID zuil. Ik zag in onze politiesystemen dat op 8 juli 2024 een verdachte werd aangehouden en hiervan een identiteitsstaat opgemaakt werd. Ik zag in de systemen een foto van de verdachte gemaakt door de ID zuil. De gegevens van deze persoon waren: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] . Ik zag op de foto van 8 juli een man welke exact overeenkwam met de verdachte in bovengenoemde feiten; de twee feiten waar ik zelf ter plaatse was geweest. Ik kan met alle zekerheid zeggen dat bovenstaande feiten gepleegd waren door dezelfde persoon. Dit betreft: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] .
parketnummer 03.224907.24
Feit 1
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Aangeefster [slachtoffer 5]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld gepleegd op de Swentiboldstraat te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.15 uur, liep ik op de Keulsebaan. Omdat ik bang ben om te vallen, liep ik met de rollator. Toen ik de bocht omliep naar de Swentiboldstraat, zag ik dat er een man naast mij liep. Hij ging voor mij staan. Hij wees naar zijn linkeroog. Vervolgens zag en voelde ik dat hij tegen de rollator begon te duwen. Ik zag vervolgens dat hij met zijn handen naar mijn gezicht greep. Op dat moment viel zowel mijn eigen bril als mijn zonnebril op de grond. Ik draag altijd mijn zonnebril over mijn gewone bril. Ik voelde dat hij opnieuw aan de rollator trok en duwde. Ik viel vervolgens op de grond.
Omstreeks 17.00 uur ging ik samen met mijn onderbuurvrouw terug naar de plaats waar het was gebeurd om mijn brillen te zoeken. Mijn zonnebril heb ik niet meer gevonden.
Ik heb meerdere verwondingen ter hoogte van mijn rechteroog en aan de rechterkant onder mijn kin. Ook op mijn linker elleboog en linkerknie heb ik een wond. Ik kan door de pijn ook niet bijten en dus moeilijk eten. Een collega van de politie liet een foto zien van een zonnebril die was aangetroffen bij de verdachte. Ik herken deze zonnebril als zijnde mijn zonnebril.
Bij de aangifte van [slachtoffer 5] zijn bijlagen gevoegd met foto’s. Op deze foto’s is te zien dat [slachtoffer 5] letsel heeft op haar gezicht, elleboog en knie.
Verbalisant [verbalisant 7]heeft het volgende gerelateerd:
Op 12 juli 2024 was ik, verbalisant [verbalisant 7] , doende met een onderzoek naar een zware mishandeling c.q. straatroof. Ik kreeg de opdracht om de zonnebril die bij de betrokkene was weggenomen terug te geven aan de rechtmatige eigenaar en te kijken voor eventueel aanvullende informatie. Ik zag dat de betrokkene, [slachtoffer 5] , een flinke bloeduitstorting had aan de rechteronderzijde van haar gelaat, gezien vanuit mijn positie. Ik zag dat de kaak op die plek behoorlijk verdikt was. Ik zag dat [slachtoffer 5] een bloeduitstorting had aan haar linkeroog, wederom gezien vanuit mijn positie.
Aangeefster [slachtoffer 2]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 11 juni (
de rechtbank begrijpt: 11 juli 2024) fietste ik omstreeks 16.00 uur naar huis. Op het moment dat ik de Swentiboldstraat passeerde, zag ik een oudere mevrouw met een rollator lopen ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats van het gebouw [naam 1] . Ik zag dat vanaf de parkeerplaats naast het gebouw van [naam 1] een man in de richting van de mevrouw liep. Ik zag dat deze man met versnelde pas richting de vrouw liep die op dat moment ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats liep. Ik zag dat de man een agressieve en opgefokte lichaamshouding had. Hij leek enorm gespannen. Ik zag dat de man naar de oude vrouw toe liep en de vrouw met kracht tegen haar bovenlichaam duwde. Ik zag dat de oudere mevrouw naar links viel ten gevolge van de duw en met haar hoofd op de grond klapte. Ik hoorde de klap van haar hoofd die op het asfalt terechtkwam. Ik zag aan hoe hard de vrouw omver viel door deze duw dat de man haar met kracht had geduwd.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd:
Op 11 juli 2024, omstreeks 16.15 uur, kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat ze een man een oudere vrouw zag duwen. [slachtoffer 2] zag dat de vrouw hard op de grond viel. [slachtoffer 2] wilde de oude vrouw helpen en ging naar de vrouw toe. Vervolgens kwam de man die de oude vrouw had geduwd terug met een houten balk. Hij sloeg [slachtoffer 2] met de houten balk. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man en stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000.
Verbalisant [slachtoffer 3]heeft het volgende gerelateerd:
Op 11 juli 2024 was ik, verbalisant [slachtoffer 3] , belast met de incidentenafhandeling binnen het werkgebied Westelijke Mijnstreek politieregio Limburg. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.45, hoorde ik dat collega’s doende waren met een mishandeling waarbij twee oudere vrouwen mishandeld waren door een persoon. Ik vroeg aan het Operationeel centrum in Maastricht om mij te koppelen aan deze melding om uit te gaan kijken naar de verdachte. Ik hoorde dat de collega’s aangaven dat het slachtoffer de man had zien weglopen op de Swentiboldstraat aan de achterzijde van [naam 1] . Ik reed tussen de bosschage door naar de achterzijde van dit gebouw. Ik zag aan de achterzijde van het gebouw twee personen. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van persoon 1 niet overeen kwamen met het signalement dat door het slachtoffer was gegeven over de verdachte die wij zochten. Ik zag dat de andere persoon, welke later verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 in [geboorteplaats] , bij hem stond. Ik kan verdachte [verdachte] als volgt omschrijven:
- man;
- rond de 30 jaar;
- licht getint;
- rond 1.70 meter groot;
- zwart shirt;
- blauwe spijkerbroek;
- slippers;
- zwart langer haar, licht slag / krul erin;
- zwarte bril met bruine / oranje glazen.
Verdachte [verdachte] kwam nagenoeg volledig overeen met het signalement dat door het
slachtoffer was gegeven aan de collega’s. Ik maakte een foto van verdachte [verdachte] en stuurde deze naar verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Ik hoorde vervolgens dat verbalisant [slachtoffer 6] zei dat het slachtoffer verdachte [verdachte] had herkend op de foto als diegene die haar mishandeld had. Ik, verbalisant [slachtoffer 3] , hield [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] op 11 juli 2024 aan.
Op het
fotobladstaan twee foto’s van verdachte waarvan een foto de naam ‘aantreffen verdachte’ bevat waarop is te zien dat hij een zonnebril draagt.
Partiële vrijspraak
Het geweld tegen [slachtoffer 2] hield, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, geen verband met de diefstal. Verdachte zal daarom onder dit feit van de handelingen gepleegd tegen [slachtoffer 2] worden vrijgesproken.
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan van (poging) zware mishandeling gepleegd op 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Zij heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 11 juni (
de rechtbank begrijpt: 11 juli 2024) fietste ik naar huis. Op het moment dat ik de Swentiboldstraat passeerde, zag ik een oudere mevrouw met een rollator lopen ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats van het gebouw [naam 1] . Ik zag dat vanaf de parkeerplaats naast het gebouw van [naam 1] een man in de richting van de mevrouw liep. Ik zag dat deze man met versnelde pas richting de vrouw liep, die op dat moment ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats liep. Ik zag dat de man een agressieve en opgefokte lichaamshouding had. Hij leek enorm gespannen. Ik zag dat de man nadat hij de oudere mevrouw geduwd had niet eens naar haar omkeek en wegliep van ons. Ik ben vervolgens naar de oude mevrouw gelopen om haar te helpen. Ik zag dat de oudere mevrouw op haar zij lag met de rollator bovenop haar. Ik heb de rollator rechtop gezet en de mevrouw overeind geholpen. Toen ik haar overeind had geholpen, zag ik dat de man die haar geduwd had terug kwam in onze richting. Ik zag op dat moment dat hij in zijn rechterhand een houten balk vasthad. Ik schat dat de balk ongeveer één meter in lengte was en de dikte had van een tafelpoot. Ik denk dat de breedte wel zo’n 10 centimeter was. Ik voelde op dat moment enorme angst. Ik zag toen hij dichterbij kwam in zijn ogen dat hij of iets psychiatrisch had of onder invloed was. Ik zag dat zijn ogen ver open waren en dat hij heel erg wild naar mij keek. Ik zag dat de man rechts langs mij liep via de stoep en achter mij ging staan. Ik wilde op dat moment met mijn fiets wegfietsen die op dat moment voor mij stond, omdat ik bang was voor wat er ging gebeuren. Ik bukte mij voorover om het slot van mijn fiets open te maken zodat ik weg kon. Ik keek naar links en zag dat de man achter mij langs gelopen was en inmiddels naast mij stond met de houten balk nog altijd in zijn rechterhand. Ik zag dat de man de balk naar zijn linkerheup bewoog en toen met de balk een slaande beweging omhoog richting mijn gezicht maakte. Ik zag de balk op mijn gezicht afkomen en voelde dat de balk mijn gezicht raakte. Door de klap van de balk tegen mijn gezicht voelde ik direct een hevige pijn aan mijn gezicht. Ik kon ondanks de klap wel rechtop blijven staan. Ik zag dat hij bleef staan. Ik voelde dat de man vervolgens wederom met de houten balk bleef slaan. Ik voelde dat hij meerdere keren met kracht uithaalde. Ik heb geprobeerd om me af te weren door mijn gezicht te beschermen. Ik voelde als gevolg van de klappen die ik kreeg met de houten balk direct hevige pijn op mijn rug, mijn armen en mijn hoofd. Ik denk dat ik 4 of 5 keer door de man met balk geslagen ben. Op dat moment voelde ik enorme angst. Ik voelde dat hij maar door bleef slaan. Ik was er op dat moment echt bang voor dat hij mij dood zou gaan slaan. Ik heb op dit moment erge hoofdpijn en veel pijn aan mijn gezicht. Ik heb vanaf de bovenzijde van mijn neus tot tussen mijn wenkbrauwen een grote snee door de eerste klap van de balk. Dit hebben ze zojuist moeten hechten met vier hechtingen. Ik heb ook pijn aan mijn linkerarm, mijn rug en achter op mijn hoofd. Dat zijn de plekken waar hij mij geslagen heeft.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd:
Op 11 juli 2024 kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Ter plaatse spraken we het slachtoffer [slachtoffer 2] . Wij zagen een diepe snee op de neus van [slachtoffer 2] . Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat ze duizelig en misselijk was. Tevens had ze veel last van haar hoofd en van haar rug. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man en stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000.
Verbalisant [slachtoffer 3]heeft het volgende gerelateerd:
Op 11 juli 2024 was ik, verbalisant [slachtoffer 3] , belast met de incidentenafhandeling binnen het werkgebied Westelijke Mijnstreek politieregio Limburg. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.45, hoorde ik dat collega’s doende waren met een mishandeling waarbij twee oudere vrouwen mishandeld waren door een persoon. Ik vroeg aan het Operationeel centrum in Maastricht om mij te koppelen aan deze melding om uit te gaan kijken naar de verdachte. Ik hoorde dat de collega’s aangaven dat het slachtoffer de man had zien weglopen op de Swentiboldstraat aan de achterzijde van [naam 1] . Ik reed tussen de bosschage door naar de achterzijde van dit gebouw. Ik zag aan de achterzijde van het gebouw twee personen. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van persoon 1 niet overeen kwamen met het signalement dat door het slachtoffer was gegeven over de verdachte die wij zochten. Ik zag dat de andere persoon, welke later verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 in [geboorteplaats] , bij hem stond. Ik kan verdachte [verdachte] als volgt omschrijven:
- man;
- rond de 30 jaar;
- licht getint;
- rond 1.70 meter groot;
- zwart shirt;
- blauwe spijkerbroek;
- slippers;
- zwart langer haar, licht slag / krul erin;
- zwarte bril met bruine / oranje glazen.
Verdachte [verdachte] kwam nagenoeg volledig overeen met het signalement dat door het
slachtoffer was gegeven aan de collega’s. Ik maakte een foto van verdachte [verdachte] en stuurde deze naar verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Ik hoorde vervolgens dat verbalisant [slachtoffer 6] zei dat het slachtoffer verdachte [verdachte] had herkend op de foto als diegene die haar mishandeld had. Ik, verbalisant [slachtoffer 3] , hield [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] op 11 juli 2024 aan.
Het forensisch medisch letselrapportagevan forensisch arts [naam forensisch arts] vermeldt – zakelijk weergegeven – het navolgende:
Naar aanleiding van het verzoek van dhr. [naam 2] , BTO Politie Westelijke Mijnstreek, inzake het instellen van een forensisch medisch onderzoek van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1960 vond dit onderzoek plaats op 14-07-2024 op het politiebureau te Sittard.
1. Op de rechter achterzijde van het hoofd is een kleine zwelling voelbaar van ongeveer 1 bij 2 cm.
2. Tussen beide wenkbrauwen, doorlopend op de linkerzijde van de neusrug, is een verticaal iets grillig verlopende wond zichtbaar met hierin 4 hechtingen. Deze is smal en heeft een
lengte van 4 cm.
3. Aan de linkerzijde van de neus is een smalle lineaire huidbeschadiging zichtbaar met een lengte van 1,5 centimeter.
4. Rond beide ogen is een zwelling zichtbaar en is deels gele, deels rood-blauwe verkleuring zichtbaar.
5. Links naast de wervelkolom is een gele huidverkleuring zichtbaar in een gebied van ongeveer 4 bij 4 cm.
6. Aan de voorzijde van de linker bovenarm, ter hoogte van de biceps, is een blauwpaarse huidverkleuring zichtbaar met centraal iets blekere zone. De grootte hiervan is 5 bij 4 cm.
7. Aan de zij-achterzijde van de linker bovenarm is een ronde gele huidverkleuring zichtbaar met een diameter van 1,5 centimeter.
8. Aan de buitenzijde van de linker arm zijn meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar en tevens meerdere gele huidverkleuringen.
Het letsel beschreven onder punt 1, 4, 5, 7 en 8 betreffen kneuzingen. Het letsel onder punt 2 is zeer waarschijnlijk een scheurwond. Het letsel onder punt 3 beschreven is een kras. Het onder punt 4 beschreven letsel is een bloeduitstorting rond het oog, een zogenaamd blauw oog. Bij het letsel beschreven onder punt 7 en 8 zijn er naast de hematomen ook schaafwonden zichtbaar. Er is sprake van een zogenaamd licht schedel hersentrauma. De verwachte genezingsduur van de geconstateerde letsels is 4 weken. Het litteken op de neus zal zichtbaar blijven. De aangetroffen letsels passen bij letsel door stomp mechanisch botsend en of stotend geweld.
Bij het proces-verbaal forensisch letselonderzoek slachtoffer [slachtoffer 2] is een fotomap als bijlage gevoegd. Op deze foto’s is het letsel van [slachtoffer 2] zichtbaar.
Partiële vrijspraak
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt niet dat verdachte [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid. Verdachte zal derhalve daarvan worden vrijgesproken.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt, in navolging van de Hoge Raad in zijn arrest van 16 mei 2000 (ECLI:NL:HR:2018:1051) voorop dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een opsomming bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt en dat die bepaling de rechter evenwel de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte onder meer een (diepe) snijverwonding opgelopen. In de rapportage van de forensisch arts is vermeld dat het litteken op de neus zichtbaar zal blijven. Nu het litteken blijvend van aard is, zich op een zichtbare plek in het gelaat bevindt en ontsierend is, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten zware mishandeling.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd:
Op 11 juli 2024 kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man een stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000. Wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , reden naar [naam 1] om [verdachte] over te brengen naar het politiebureau in Sittard voor de voorgeleiding. Terwijl wij met [verdachte] in de auto zaten naar het bureau in Sittard, hoorden wij dat [verdachte] meerdere keren zei: “I kill you”. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , zag dat [verdachte] mij aankeek toen hij dit zei. Tevens zag ik dat [verdachte] ook naar verbalisant [slachtoffer 6] keek toen hij dit een tweede keer zei. Wij hoorden [verdachte] dit meerdere keren zeggen. Wij, verbalisant [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , brachten [verdachte] over naar het cellencomplex in Maastricht. Toen we naar Maastricht reden, deed [verdachte] meerdere intimiderende en dreigende uitingen. Wij hoorden dat [verdachte] de volgende uitspraken uitte: “(…) You are dead, (…), Im gonna fack you but not in the pussy”, etc.
Verbalisant [slachtoffer 6]heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik doe aangifte van bedreiging. Door de geuite bedreigingen voelde ik mij daadwerkelijk
bedreigd. Door het gedrag van de verdachte had ik het gevoel dat deze mij daadwerkelijk iets aan wilde doen. Ik doe aangifte tegen de verdachte:
Naam: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Op 11 juli 2024 was ik, samen met mijn collega [slachtoffer 7] , aan het werk als politieagente binnen het werkgebied van de Westelijke Mijnstreek. Wij brachten de verdachte over naar het politiebureau te Sittard om de verdachte voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie. Onderweg naar het politiebureau merkte ik dat de verdachte duidelijk erg opgewonden was. Ik merkte dat hij erg agressief was en luidkeels meermaals in onze richting schreeuwde. Ik hoorde dat hij meermaals naar mij riep: “I Kill You!”. Mij is duidelijk dat hiermee bedoeld wordt dat hij mij wil vermoorden. Ik ben de Engelse taal voldoende machtig. Ik merkte en zag dat de verdachte, vanuit achterin, meermaals naar voren bewoog en hierna in mijn richting bleef roepen: “I Kill You”. Na de voorgeleiding brachten wij de verdachte over naar het cellencomplex te Maastricht. Onderweg bleef de verdachte ons beiden bedreigen en beledigen. Ik hoorde dat de verdachte meermaals bleef roepen: “I Kill You, (…)”. Ook riep de verdachte, onderweg naar Maastricht, nog meermaals: “(…) your family is going to die, I am going to fuck you, you are going to suck my dick.” Ik voelde mij daadwerkelijk beledigd en bedreigd door de verdachte.
Verbalisant [slachtoffer 7]heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik doe aangifte van bedreiging. Door de geuite bedreigingen voelde ik mij daadwerkelijk
bedreigd. Door het gedrag van de verdachte had ik het gevoel dat deze mij daadwerkelijk iets aan wilde doen. Ik doe aangifte tegen de verdachte:
Naam: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Op 11 juli 2024 was ik, samen met mijn collega [slachtoffer 6] , aan het werk als politieagente binnen het werkgebied van de Westelijke Mijnstreek. Wij brachten de verdachte over naar het politiebureau te Sittard om de verdachte voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie. Onderweg naar het politiebureau merkte ik dat de verdachte duidelijk erg opgewonden was. Ik merkte dat hij erg agressief was en luidkeels meermaals in onze richting schreeuwde. Ik hoorde dat hij meermaals naar mij en collega [slachtoffer 6] riep: “I Kill You!”. Mij is duidelijk dat hiermee bedoeld wordt dat hij mij wil vermoorden. Ik ben de Engelse taal voldoende machtig. Ik zag dat de verdachte mij meermaals aankeek terwijl hij dit zei. Ik zag dat hij op andere momenten naar voren bukte en de bedreigingen op collega [slachtoffer 6] uitte. Na de voorgeleiding brachten wij de verdachte over naar het cellencomplex te Maastricht. Onderweg bleef de verdachte ons beiden bedreigen en beledigen. Ik hoorde dat de verdachte meermaals bleef roepen: “I Kill You, (…)”. Ook riep de verdachte, onderweg naar Maastricht, ook nog meermaals: “(…) your family is going to die, I am going to fuck you, you are going to suck my dick, (…) you’re dead (…)”. Ik voelde mij daadwerkelijk beledigd en bedreigd door de verdachte. Ik zag dat deze opmerkingen afwisselend tegen mij en collega [slachtoffer 6] gericht waren. Op het politiebureau in Maastricht hoorde ik dat de verdachte tegen mij zei: “I am going to fuck you but not in the pussy”.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer 3] . Naast diens aangifte, die op ambtseed is opgenomen door een andere verbalisant, bevat het dossier voor deze bedreiging geen bewijs.