ECLI:NL:RBLIM:2025:1983

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
03.224907.24 + 03.221691.24 + 03.223072.24 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens geweld, diefstal en bedreiging

In deze strafzaak heeft de rechtbank Limburg op 28 februari 2025 uitspraak gedaan tegen de verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder wederspannigheid, beschadiging van een goed, diefstal met geweld, zware mishandeling en bedreiging van politieambtenaren. De verdachte werd op 9 juli 2024 in Heerlen aangehouden na zich met geweld te hebben verzet tegen een ambtenaar, waarbij hij in de hand van de agent kneep. Op 10 juli 2024 vernielde hij een bromfiets van een slachtoffer en op 11 juli 2024 pleegde hij een diefstal met geweld tegen een 88-jarige vrouw, waarbij hij haar omver duwde en haar zonnebril stal. Een andere vrouw die te hulp schoot, werd door de verdachte met een houten balk geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende redenen waren voor een voorwaardelijke straf, gezien de ernst van de feiten en de psychotische toestand van de verdachte ten tijde van de misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03.224907.24 + 03.221691.24 + 03.223072.24 (gev. ttz.)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2000,
gedetineerd in [naam PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.D. Maessen, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 14 februari 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft zich in de strafzaak met parketnummer 03.223072.24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet op zitting verschenen.
De slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben zich in de strafzaak met parketnummer 03.224907.24 als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij [slachtoffer 3] is niet op zitting verschenen. De benadeelde partij [slachtoffer 2] is op zitting gehoord, bijgestaan door mr. P.G.J.M. Boonen, advocaat kantoorhoudende te Sittard.
De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
onder parketnummer 03.221691.24
op 9 juli 2024 te Heerlen zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen de ambtenaar [slachtoffer 4] ;
onder parketnummer 03.223072.24
op 10 juli 2024 te Heerlen een bromfiets van [slachtoffer 1] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
onder parketnummer 03.224907.24
Feit 1:op 11 juli 2024 te Sittard een zonnebril van [slachtoffer 5] heeft gestolen met (bedreiging van) geweld gepleegd tegen [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] ;
Feit 2:op 11 juli 2024 te Sittard aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 3:op 11 juli 2024 te Sittard [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] , ambtenaren van politie, heeft bedreigd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
parketnummer 03.221691.24
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde met uitzondering van het ‘zwaaien met zijn armen’, nu die handeling geen verzet aantoont.
parketnummer 03.223072.24
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
parketnummer 03.224907.24
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 met uitzondering van de geweldshandelingen ten aanzien van [slachtoffer 2] , nu deze geen verband houden met de diefstal.
De officier van justitie heeft verder gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 2 primair. Op basis van de jurisprudentie wordt een ontsierend litteken in het gelaat gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.
Tot slot heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 3 met uitzondering van de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer 3] , nu diens aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
3.2
Het standpunt van de verdediging
parketnummer 03.221691.24
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 03.223072.24
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
parketnummer 03.224907.24
De raadsman heeft zich met betrekking tot feit 1 en feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman zich met betrekking tot feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat vrijspraak dient te volgen voor de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer 3] vanwege onvoldoende wettig bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
parketnummer 03.221691.24 [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [slachtoffer 4] en [verbalisant 4]hebben het volgende gerelateerd: [2]
Op 9 juli 2024 hielden wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , verdachte [verdachte] aan op de Zeswegenlaan te Heerlen. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [slachtoffer 4] , brachten verdachte [verdachte] over naar het politiebureau. Eenmaal aangekomen in het politiebureau te Heerlen werd de verdachte voorgeleid voor de hulpofficier van justitie. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , wilden de verdachte [verdachte] voor de ID-zuil zetten voor het afnemen van vingerafdrukken. Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer 4] , zagen dat hij zijn handen tot vuisten balde zodat wij zijn vingers niet op het scherm van de zuil konden neerleggen. Wij pakten de verdachte vast en trachtten met geweld om zijn handen op de ID- zuil te leggen. Op een gegeven moment leek het alsof hij toch ging meewerken. Hierop hebben wij hem de ruimte gegeven om rustig zijn vingers op de zuil te leggen. Hij deed weer alsof en uiteindelijk deed hij zijn vingers toch niet op het scherm. Hierop pakten wij de verdachte wederom vast en trachtten de vingers uit elkaar te halen. Ik, verbalisant [slachtoffer 4] , had met mijn handen de hand van de verdachte vast en probeerde zijn rechter vuist uit elkaar te halen om de vingers op de zuil te leggen. Ik deed dit door aan zijn vingers te trekken. Ik voelde dat de verdachte met kracht zijn hand gebald hield. Na enige tijd voelde ik dat de verdachte minder kracht gebruikte met zijn gebalde hand. Ik wilde de vingers van de verdachte recht trekken. Ik zag en voelde dat de verdachte met kracht zijn hand weer balde en ik zag en voelde dat hij zijn nagels in mijn linker hand drukte. Ondanks dat ik handschoenen aan had voelde ik pijn in mijn linkerhand.
Verbalisant [slachtoffer 4]heeft aangifte gedaan en – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [3]
Op 9 juli 2024 was ik aan het werk als politieagent. Ik was in het cellencomplex in Heerlen. Een collega wilde vingerafdrukken van de verdachte nemen omdat hij geen
identiteitsbewijs had. Ik zag dat de verdachte niet mee wilde werken. Ik zag dat hij
zijn vingers niet op de scanner wilde leggen. Ik zag dat de verdachte totaal niet mee werkte. Ik heb met beide handen geprobeerd zijn vingers te laten strekken zodat ik deze op de scanner kon leggen. Dit lukte mij niet omdat de verdachte veel kracht zette om zijn vuisten gebald te houden. Ik voelde dat de verdachte op enig moment zijn vingers iets losser deed. Ik zag en voelde dat hij mijn linker hand vastpakte boven aan mijn vingers. Hij pakte vier vingers vast waarbij hij ze helemaal omsloot. Ik zag en voelde dat hij heel hard in mijn vingers kneep. Zo hard dat ik het door de handschoenen heen voelde. Ik voelde zijn nagels in mijn hand drukken door de handschoen heen. Ik voelde pijn aan mijn hand en vingers. Ik voelde zoveel pijn dat ik ‘AUW’ riep. Ik voelde dat de verdachte zo hard kneep dat als ik geen handschoenen aan had gehad ik zeker wonden aan mijn hand zou hebben gehad. De handschoenen die ik aan had zijn speciale handschoenen om in dit soort situaties mijn handen te beschermen maar ik voelde toch de druk van zijn nagels door deze handschoenen heen. Ik heb met mijn rechterhand zijn vingers open getrokken zodat hij mijn hand los liet. Ik moest hier veel kracht voor gebruiken en ik voelde dat hij bleef knijpen in mijn hand. Toen de verdachte mij vastpakte, voelde ik pijn in mijn vingers en hand. Ik ben ervan overtuigd dat als ik mijn handschoenen niet aan had gehad dat ik letsel zou hebben gehad. Ondanks dat ik ‘AUW’ riep, bleef de verdachte door knijpen in mijn hand.
Verbalisant [slachtoffer 4]heeft het volgende gerelateerd – zakelijk weergegeven –: [4]
Op 13 februari 2025 kreeg ik via e-mail een aandachtvestiging van de officier van justitie. Daarin werd de herkenning van een persoon gevraagd. In de email waren twee bijlagen toegevoegd. Deze bijlagen betroffen twee ID-staat van eerdere registraties. De vraag [was of] ik de persoon op de ID-staat herkende als verdachte van de wederspannigheid. Ik herken de persoon afgebeeld op de ID-staat. Ik herken de naam van de persoon. De persoon op foto 1 en de persoon op foto 2 herken ik als:
Achternaam: [verdachte] ;
Voornamen: [voornamen] ;
Geboren: [geboortedatum 1] 2000;
Geboorteplaats: [geboorteplaats] ;
Geslacht: man.
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als agent. Ik ken de persoon als verdachte van een aanhouding door collega's in juli 2025 (
de rechtbank begrijpt: 2024). Ik heb samen met een collega de verdachte overgebracht naar het politiebureau. Ik ken de persoon omdat ik aanwezig was toen de persoon wederspannigheid pleegde. De laatste keer dat ik hem zag was op 9 juli 2024. Het contact duurde toen ongeveer 1 uur. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken: donker haar, smal postuur, zwarte sik, licht getint. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: donker gekleurde wenkbrauwen, rode huid vlekken, scheve mond. Ik herkende hem onmiddellijk toen ik de foto’s zag.
Partiële vrijspraak
Nu het met zijn armen zwaaien geen verzetshandeling betreft, zal verdachte van dat onderdeel worden vrijgesproken. Ook zal verdachte worden vrijgesproken van het onderdeel dat ziet op het met zijn been duwen, nu dit verzet niet is gericht geweest op [slachtoffer 4] , zoals in de tenlastelegging vermeld.
parketnummer 03.223072.24 [5]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Aangever [slachtoffer 1]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [6]
Op 9 juli 2024, omstreeks 20.45 uur, ging ik naar het Café [naam café] welke is gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Ik reed hier naartoe op mijn bromfiets. Aangekomen bij het café zette ik deze bromfiets voor het café neer. Toen ik deze hier parkeerde, was deze nog geheel intact en onbeschadigd. Op 10 juli 2024, omstreeks 00.30 uur, hoorde ik iemand in het café zeggen dat er een manspersoon een terrasstoel tegen mijn bromfiets aan gooide. Vervolgens ben ik naar buiten gegaan en zag ik dat deze man van het café wegrende in de richting van Kinderstad. Op dat moment besloot ik achter de man aan te rennen. Na enig moment hield ik de man tegen. Ik zag nadat de politie ter plaatse was dat het spatbord aan de voorzijde van mijn bromfiets vernield was door de man.
Getuige [getuige]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [7]
Ik ben uitbater van café [naam café] gelegen aan de [adres 1] te Heerlen. Op 10 juli 2024, omstreeks 00.30 uur, zaten er nog klanten op het terras voor mijn café. Ik zag dat er een jongeman langs kwam gelopen. Hij viel erg op omdat hij door de war en verward overkwam. Opeens zag ik door het raam dat die jongeman een stoel van mijn terras vastpakte. Ik zag dat hij de stoel optilde tot boven zijn hoofd. Ik zag dat hij de stoel tegen een scooter aan gooide die voor mijn café stond. Dit betrof de scooter van [slachtoffer 1] (
de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1]), een klant van mij, die ook in het café was. Die scooter stond voor mijn café. We zijn toen naar buiten gegaan en ik zag dat het spatbord van de scooter van [slachtoffer 1] kapot was. [slachtoffer 1] is achter die jongeman aan gegaan.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]hebben het volgende gerelateerd: [8]
Op 10 juli 2024, omstreeks 00.40 uur, waren wij, verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , doende met de incidentenafhandeling in Heerlen. Omstreeks 00.40 uur kregen wij de opdracht van een medewerker van het Operationeel Centrum (OC) om met spoed te rijden naar de [adres 1] in Heerlen. Aldaar zou er een man met stoelen van een terras aan het gooien zijn, hard aan het schreeuwen zijn en had hij een scooter vernield. Ter plaatse zagen wij een man lopen die voldeed aan het signalement. Ik, verbalisant [verbalisant 6] , herkende de man ambtshalve van afgelopen nacht waar ik dezelfde man ook had aangehouden. De man had de volgende persoonsgegevens:
Identiteit: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , werd aangesproken door het slachtoffer van wie de scooter vernield was. Ik hoorde hem zeggen dat de man, welke wij staande hadden gehouden, dit gedaan had.
Verbalisant [verbalisant 6]heeft het volgende gerelateerd: [9]
Op 10 juli 2024, omstreeks 00.40 uur, werd er een vernieling gepleegd op de [adres 1] in Heerlen. Hierbij werd er een verdachte aangehouden. Op dat moment was het signalement van de verdachte:
- donker getinte man;
- smal postuur;
- donker gekleed;
- kort krullend haar.
Ik kwam samen met mijn collega ter plaatse op de [adres 1] in Heerlen en ik herkende de man van de nacht van te voren. Op 9 juli 2024 hield ik samen met collega’s een man aan op de Geerstraat in Heerlen. Deze voldeed aan hetzelfde signalement en droeg dezelfde kleding als op 10 juli. De man was op dat moment dronken en onhandelbaar en daardoor werd het onmogelijk om zijn identiteit vast te stellen middels de ID zuil. Ik zag in onze politiesystemen dat op 8 juli 2024 een verdachte werd aangehouden en hiervan een identiteitsstaat opgemaakt werd. Ik zag in de systemen een foto van de verdachte gemaakt door de ID zuil. De gegevens van deze persoon waren: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] . Ik zag op de foto van 8 juli een man welke exact overeenkwam met de verdachte in bovengenoemde feiten; de twee feiten waar ik zelf ter plaatse was geweest. Ik kan met alle zekerheid zeggen dat bovenstaande feiten gepleegd waren door dezelfde persoon. Dit betreft: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2000 in [geboorteplaats] .
parketnummer 03.224907.24 [10]
Feit 1
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Aangeefster [slachtoffer 5]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [11]
Ik doe aangifte van diefstal met geweld gepleegd op de Swentiboldstraat te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.15 uur, liep ik op de Keulsebaan. Omdat ik bang ben om te vallen, liep ik met de rollator. Toen ik de bocht omliep naar de Swentiboldstraat, zag ik dat er een man naast mij liep. Hij ging voor mij staan. Hij wees naar zijn linkeroog. Vervolgens zag en voelde ik dat hij tegen de rollator begon te duwen. Ik zag vervolgens dat hij met zijn handen naar mijn gezicht greep. Op dat moment viel zowel mijn eigen bril als mijn zonnebril op de grond. Ik draag altijd mijn zonnebril over mijn gewone bril. Ik voelde dat hij opnieuw aan de rollator trok en duwde. Ik viel vervolgens op de grond.
Omstreeks 17.00 uur ging ik samen met mijn onderbuurvrouw terug naar de plaats waar het was gebeurd om mijn brillen te zoeken. Mijn zonnebril heb ik niet meer gevonden.
Ik heb meerdere verwondingen ter hoogte van mijn rechteroog en aan de rechterkant onder mijn kin. Ook op mijn linker elleboog en linkerknie heb ik een wond. Ik kan door de pijn ook niet bijten en dus moeilijk eten. Een collega van de politie liet een foto zien van een zonnebril die was aangetroffen bij de verdachte. Ik herken deze zonnebril als zijnde mijn zonnebril.
Bij de aangifte van [slachtoffer 5] zijn bijlagen gevoegd met foto’s. Op deze foto’s is te zien dat [slachtoffer 5] letsel heeft op haar gezicht, elleboog en knie. [12]
Verbalisant [verbalisant 7]heeft het volgende gerelateerd: [13]
Op 12 juli 2024 was ik, verbalisant [verbalisant 7] , doende met een onderzoek naar een zware mishandeling c.q. straatroof. Ik kreeg de opdracht om de zonnebril die bij de betrokkene was weggenomen terug te geven aan de rechtmatige eigenaar en te kijken voor eventueel aanvullende informatie. Ik zag dat de betrokkene, [slachtoffer 5] , een flinke bloeduitstorting had aan de rechteronderzijde van haar gelaat, gezien vanuit mijn positie. Ik zag dat de kaak op die plek behoorlijk verdikt was. Ik zag dat [slachtoffer 5] een bloeduitstorting had aan haar linkeroog, wederom gezien vanuit mijn positie.
Aangeefster [slachtoffer 2]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [14]
Op 11 juni (
de rechtbank begrijpt: 11 juli 2024) fietste ik omstreeks 16.00 uur naar huis. Op het moment dat ik de Swentiboldstraat passeerde, zag ik een oudere mevrouw met een rollator lopen ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats van het gebouw [naam 1] . Ik zag dat vanaf de parkeerplaats naast het gebouw van [naam 1] een man in de richting van de mevrouw liep. Ik zag dat deze man met versnelde pas richting de vrouw liep die op dat moment ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats liep. Ik zag dat de man een agressieve en opgefokte lichaamshouding had. Hij leek enorm gespannen. Ik zag dat de man naar de oude vrouw toe liep en de vrouw met kracht tegen haar bovenlichaam duwde. Ik zag dat de oudere mevrouw naar links viel ten gevolge van de duw en met haar hoofd op de grond klapte. Ik hoorde de klap van haar hoofd die op het asfalt terechtkwam. Ik zag aan hoe hard de vrouw omver viel door deze duw dat de man haar met kracht had geduwd.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd: [15]
Op 11 juli 2024, omstreeks 16.15 uur, kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat ze een man een oudere vrouw zag duwen. [slachtoffer 2] zag dat de vrouw hard op de grond viel. [slachtoffer 2] wilde de oude vrouw helpen en ging naar de vrouw toe. Vervolgens kwam de man die de oude vrouw had geduwd terug met een houten balk. Hij sloeg [slachtoffer 2] met de houten balk. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man en stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000.
Verbalisant [slachtoffer 3]heeft het volgende gerelateerd: [16]
Op 11 juli 2024 was ik, verbalisant [slachtoffer 3] , belast met de incidentenafhandeling binnen het werkgebied Westelijke Mijnstreek politieregio Limburg. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.45, hoorde ik dat collega’s doende waren met een mishandeling waarbij twee oudere vrouwen mishandeld waren door een persoon. Ik vroeg aan het Operationeel centrum in Maastricht om mij te koppelen aan deze melding om uit te gaan kijken naar de verdachte. Ik hoorde dat de collega’s aangaven dat het slachtoffer de man had zien weglopen op de Swentiboldstraat aan de achterzijde van [naam 1] . Ik reed tussen de bosschage door naar de achterzijde van dit gebouw. Ik zag aan de achterzijde van het gebouw twee personen. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van persoon 1 niet overeen kwamen met het signalement dat door het slachtoffer was gegeven over de verdachte die wij zochten. Ik zag dat de andere persoon, welke later verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 in [geboorteplaats] , bij hem stond. Ik kan verdachte [verdachte] als volgt omschrijven:
- man;
- rond de 30 jaar;
- licht getint;
- rond 1.70 meter groot;
- zwart shirt;
- blauwe spijkerbroek;
- slippers;
- zwart langer haar, licht slag / krul erin;
- zwarte bril met bruine / oranje glazen.
Verdachte [verdachte] kwam nagenoeg volledig overeen met het signalement dat door het
slachtoffer was gegeven aan de collega’s. Ik maakte een foto van verdachte [verdachte] en stuurde deze naar verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Ik hoorde vervolgens dat verbalisant [slachtoffer 6] zei dat het slachtoffer verdachte [verdachte] had herkend op de foto als diegene die haar mishandeld had. Ik, verbalisant [slachtoffer 3] , hield [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] op 11 juli 2024 aan.
Op het
fotobladstaan twee foto’s van verdachte waarvan een foto de naam ‘aantreffen verdachte’ bevat waarop is te zien dat hij een zonnebril draagt. [17]
Partiële vrijspraak
Het geweld tegen [slachtoffer 2] hield, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, geen verband met de diefstal. Verdachte zal daarom onder dit feit van de handelingen gepleegd tegen [slachtoffer 2] worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan van (poging) zware mishandeling gepleegd op 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen. Zij heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [18]
Op 11 juni (
de rechtbank begrijpt: 11 juli 2024) fietste ik naar huis. Op het moment dat ik de Swentiboldstraat passeerde, zag ik een oudere mevrouw met een rollator lopen ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats van het gebouw [naam 1] . Ik zag dat vanaf de parkeerplaats naast het gebouw van [naam 1] een man in de richting van de mevrouw liep. Ik zag dat deze man met versnelde pas richting de vrouw liep, die op dat moment ter hoogte van de uitrit van de parkeerplaats liep. Ik zag dat de man een agressieve en opgefokte lichaamshouding had. Hij leek enorm gespannen. Ik zag dat de man nadat hij de oudere mevrouw geduwd had niet eens naar haar omkeek en wegliep van ons. Ik ben vervolgens naar de oude mevrouw gelopen om haar te helpen. Ik zag dat de oudere mevrouw op haar zij lag met de rollator bovenop haar. Ik heb de rollator rechtop gezet en de mevrouw overeind geholpen. Toen ik haar overeind had geholpen, zag ik dat de man die haar geduwd had terug kwam in onze richting. Ik zag op dat moment dat hij in zijn rechterhand een houten balk vasthad. Ik schat dat de balk ongeveer één meter in lengte was en de dikte had van een tafelpoot. Ik denk dat de breedte wel zo’n 10 centimeter was. Ik voelde op dat moment enorme angst. Ik zag toen hij dichterbij kwam in zijn ogen dat hij of iets psychiatrisch had of onder invloed was. Ik zag dat zijn ogen ver open waren en dat hij heel erg wild naar mij keek. Ik zag dat de man rechts langs mij liep via de stoep en achter mij ging staan. Ik wilde op dat moment met mijn fiets wegfietsen die op dat moment voor mij stond, omdat ik bang was voor wat er ging gebeuren. Ik bukte mij voorover om het slot van mijn fiets open te maken zodat ik weg kon. Ik keek naar links en zag dat de man achter mij langs gelopen was en inmiddels naast mij stond met de houten balk nog altijd in zijn rechterhand. Ik zag dat de man de balk naar zijn linkerheup bewoog en toen met de balk een slaande beweging omhoog richting mijn gezicht maakte. Ik zag de balk op mijn gezicht afkomen en voelde dat de balk mijn gezicht raakte. Door de klap van de balk tegen mijn gezicht voelde ik direct een hevige pijn aan mijn gezicht. Ik kon ondanks de klap wel rechtop blijven staan. Ik zag dat hij bleef staan. Ik voelde dat de man vervolgens wederom met de houten balk bleef slaan. Ik voelde dat hij meerdere keren met kracht uithaalde. Ik heb geprobeerd om me af te weren door mijn gezicht te beschermen. Ik voelde als gevolg van de klappen die ik kreeg met de houten balk direct hevige pijn op mijn rug, mijn armen en mijn hoofd. Ik denk dat ik 4 of 5 keer door de man met balk geslagen ben. Op dat moment voelde ik enorme angst. Ik voelde dat hij maar door bleef slaan. Ik was er op dat moment echt bang voor dat hij mij dood zou gaan slaan. Ik heb op dit moment erge hoofdpijn en veel pijn aan mijn gezicht. Ik heb vanaf de bovenzijde van mijn neus tot tussen mijn wenkbrauwen een grote snee door de eerste klap van de balk. Dit hebben ze zojuist moeten hechten met vier hechtingen. Ik heb ook pijn aan mijn linkerarm, mijn rug en achter op mijn hoofd. Dat zijn de plekken waar hij mij geslagen heeft.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd: [19]
Op 11 juli 2024 kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Ter plaatse spraken we het slachtoffer [slachtoffer 2] . Wij zagen een diepe snee op de neus van [slachtoffer 2] . Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat ze duizelig en misselijk was. Tevens had ze veel last van haar hoofd en van haar rug. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man en stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000.
Verbalisant [slachtoffer 3]heeft het volgende gerelateerd: [20]
Op 11 juli 2024 was ik, verbalisant [slachtoffer 3] , belast met de incidentenafhandeling binnen het werkgebied Westelijke Mijnstreek politieregio Limburg. Op 11 juli 2024, omstreeks 16.45, hoorde ik dat collega’s doende waren met een mishandeling waarbij twee oudere vrouwen mishandeld waren door een persoon. Ik vroeg aan het Operationeel centrum in Maastricht om mij te koppelen aan deze melding om uit te gaan kijken naar de verdachte. Ik hoorde dat de collega’s aangaven dat het slachtoffer de man had zien weglopen op de Swentiboldstraat aan de achterzijde van [naam 1] . Ik reed tussen de bosschage door naar de achterzijde van dit gebouw. Ik zag aan de achterzijde van het gebouw twee personen. Ik zag dat de uiterlijke kenmerken van persoon 1 niet overeen kwamen met het signalement dat door het slachtoffer was gegeven over de verdachte die wij zochten. Ik zag dat de andere persoon, welke later verdachte [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 in [geboorteplaats] , bij hem stond. Ik kan verdachte [verdachte] als volgt omschrijven:
- man;
- rond de 30 jaar;
- licht getint;
- rond 1.70 meter groot;
- zwart shirt;
- blauwe spijkerbroek;
- slippers;
- zwart langer haar, licht slag / krul erin;
- zwarte bril met bruine / oranje glazen.
Verdachte [verdachte] kwam nagenoeg volledig overeen met het signalement dat door het
slachtoffer was gegeven aan de collega’s. Ik maakte een foto van verdachte [verdachte] en stuurde deze naar verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Ik hoorde vervolgens dat verbalisant [slachtoffer 6] zei dat het slachtoffer verdachte [verdachte] had herkend op de foto als diegene die haar mishandeld had. Ik, verbalisant [slachtoffer 3] , hield [verdachte] geboren op [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] op 11 juli 2024 aan.
Het forensisch medisch letselrapportagevan forensisch arts [naam forensisch arts] vermeldt – zakelijk weergegeven – het navolgende: [21]
Naar aanleiding van het verzoek van dhr. [naam 2] , BTO Politie Westelijke Mijnstreek, inzake het instellen van een forensisch medisch onderzoek van [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] -1960 vond dit onderzoek plaats op 14-07-2024 op het politiebureau te Sittard.
Hoofd:
1. Op de rechter achterzijde van het hoofd is een kleine zwelling voelbaar van ongeveer 1 bij 2 cm.
2. Tussen beide wenkbrauwen, doorlopend op de linkerzijde van de neusrug, is een verticaal iets grillig verlopende wond zichtbaar met hierin 4 hechtingen. Deze is smal en heeft een
lengte van 4 cm.
3. Aan de linkerzijde van de neus is een smalle lineaire huidbeschadiging zichtbaar met een lengte van 1,5 centimeter.
4. Rond beide ogen is een zwelling zichtbaar en is deels gele, deels rood-blauwe verkleuring zichtbaar.
Rug:
5. Links naast de wervelkolom is een gele huidverkleuring zichtbaar in een gebied van ongeveer 4 bij 4 cm.
Linker arm:
6. Aan de voorzijde van de linker bovenarm, ter hoogte van de biceps, is een blauwpaarse huidverkleuring zichtbaar met centraal iets blekere zone. De grootte hiervan is 5 bij 4 cm.
7. Aan de zij-achterzijde van de linker bovenarm is een ronde gele huidverkleuring zichtbaar met een diameter van 1,5 centimeter.
8. Aan de buitenzijde van de linker arm zijn meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar en tevens meerdere gele huidverkleuringen.
Het letsel beschreven onder punt 1, 4, 5, 7 en 8 betreffen kneuzingen. Het letsel onder punt 2 is zeer waarschijnlijk een scheurwond. Het letsel onder punt 3 beschreven is een kras. Het onder punt 4 beschreven letsel is een bloeduitstorting rond het oog, een zogenaamd blauw oog. Bij het letsel beschreven onder punt 7 en 8 zijn er naast de hematomen ook schaafwonden zichtbaar. Er is sprake van een zogenaamd licht schedel hersentrauma. De verwachte genezingsduur van de geconstateerde letsels is 4 weken. Het litteken op de neus zal zichtbaar blijven. De aangetroffen letsels passen bij letsel door stomp mechanisch botsend en of stotend geweld.
Bij het proces-verbaal forensisch letselonderzoek slachtoffer [slachtoffer 2] is een fotomap als bijlage gevoegd. Op deze foto’s is het letsel van [slachtoffer 2] zichtbaar. [22]
Bewijsoverwegingen
Partiële vrijspraak
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt niet dat verdachte [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid. Verdachte zal derhalve daarvan worden vrijgesproken.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt, in navolging van de Hoge Raad in zijn arrest van 16 mei 2000 (ECLI:NL:HR:2018:1051) voorop dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een opsomming bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt en dat die bepaling de rechter evenwel de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd, kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Blijkens de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen heeft [slachtoffer 2] door het handelen van verdachte onder meer een (diepe) snijverwonding opgelopen. In de rapportage van de forensisch arts is vermeld dat het litteken op de neus zichtbaar zal blijven. Nu het litteken blijvend van aard is, zich op een zichtbare plek in het gelaat bevindt en ontsierend is, is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 2] is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair tenlastegelegde, te weten zware mishandeling.
Feit 3
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]hebben het volgende gerelateerd: [23]
Op 11 juli 2024 kregen wij het verzoek van het operationeel centrum te Maastricht om te gaan naar de [adres 2] in Sittard. Collega [slachtoffer 3] en een collega van de hondengeleiders gingen achterom bij ‘ [naam 1] ’ kijken en zagen hier twee mannen zitten. Een van de mannen voldeed aan het signalement en door het gedrag van de man kregen de collega’s sterk het vermoeden dat dit de verdachte was. Collega [slachtoffer 3] maakte een foto van de man een stuurde deze naar ons. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , liet [slachtoffer 2] twee foto’s zien van de man die de collega’s staande hielden. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct zei dat het de man was die haar had geslagen. Hierop werd de man door collega [slachtoffer 3] aangehouden. De verdachte is ambtshalve bekend als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -2000. Wij, verbalisanten [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , reden naar [naam 1] om [verdachte] over te brengen naar het politiebureau in Sittard voor de voorgeleiding. Terwijl wij met [verdachte] in de auto zaten naar het bureau in Sittard, hoorden wij dat [verdachte] meerdere keren zei: “I kill you”. Ik, verbalisant [slachtoffer 7] , zag dat [verdachte] mij aankeek toen hij dit zei. Tevens zag ik dat [verdachte] ook naar verbalisant [slachtoffer 6] keek toen hij dit een tweede keer zei. Wij hoorden [verdachte] dit meerdere keren zeggen. Wij, verbalisant [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , brachten [verdachte] over naar het cellencomplex in Maastricht. Toen we naar Maastricht reden, deed [verdachte] meerdere intimiderende en dreigende uitingen. Wij hoorden dat [verdachte] de volgende uitspraken uitte: “(…) You are dead, (…), Im gonna fack you but not in the pussy”, etc.
Verbalisant [slachtoffer 6]heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [24]
Ik doe aangifte van bedreiging. Door de geuite bedreigingen voelde ik mij daadwerkelijk
bedreigd. Door het gedrag van de verdachte had ik het gevoel dat deze mij daadwerkelijk iets aan wilde doen. Ik doe aangifte tegen de verdachte:
Naam: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Op 11 juli 2024 was ik, samen met mijn collega [slachtoffer 7] , aan het werk als politieagente binnen het werkgebied van de Westelijke Mijnstreek. Wij brachten de verdachte over naar het politiebureau te Sittard om de verdachte voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie. Onderweg naar het politiebureau merkte ik dat de verdachte duidelijk erg opgewonden was. Ik merkte dat hij erg agressief was en luidkeels meermaals in onze richting schreeuwde. Ik hoorde dat hij meermaals naar mij riep: “I Kill You!”. Mij is duidelijk dat hiermee bedoeld wordt dat hij mij wil vermoorden. Ik ben de Engelse taal voldoende machtig. Ik merkte en zag dat de verdachte, vanuit achterin, meermaals naar voren bewoog en hierna in mijn richting bleef roepen: “I Kill You”. Na de voorgeleiding brachten wij de verdachte over naar het cellencomplex te Maastricht. Onderweg bleef de verdachte ons beiden bedreigen en beledigen. Ik hoorde dat de verdachte meermaals bleef roepen: “I Kill You, (…)”. Ook riep de verdachte, onderweg naar Maastricht, nog meermaals: “(…) your family is going to die, I am going to fuck you, you are going to suck my dick.” Ik voelde mij daadwerkelijk beledigd en bedreigd door de verdachte.
Verbalisant [slachtoffer 7]heeft aangifte gedaan en heeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard: [25]
Ik doe aangifte van bedreiging. Door de geuite bedreigingen voelde ik mij daadwerkelijk
bedreigd. Door het gedrag van de verdachte had ik het gevoel dat deze mij daadwerkelijk iets aan wilde doen. Ik doe aangifte tegen de verdachte:
Naam: [verdachte] ( [voornamen] );
Geboren: [geboortedatum 1] -2000 te [geboorteplaats] .
Op 11 juli 2024 was ik, samen met mijn collega [slachtoffer 6] , aan het werk als politieagente binnen het werkgebied van de Westelijke Mijnstreek. Wij brachten de verdachte over naar het politiebureau te Sittard om de verdachte voor te geleiden aan de hulpofficier van justitie. Onderweg naar het politiebureau merkte ik dat de verdachte duidelijk erg opgewonden was. Ik merkte dat hij erg agressief was en luidkeels meermaals in onze richting schreeuwde. Ik hoorde dat hij meermaals naar mij en collega [slachtoffer 6] riep: “I Kill You!”. Mij is duidelijk dat hiermee bedoeld wordt dat hij mij wil vermoorden. Ik ben de Engelse taal voldoende machtig. Ik zag dat de verdachte mij meermaals aankeek terwijl hij dit zei. Ik zag dat hij op andere momenten naar voren bukte en de bedreigingen op collega [slachtoffer 6] uitte. Na de voorgeleiding brachten wij de verdachte over naar het cellencomplex te Maastricht. Onderweg bleef de verdachte ons beiden bedreigen en beledigen. Ik hoorde dat de verdachte meermaals bleef roepen: “I Kill You, (…)”. Ook riep de verdachte, onderweg naar Maastricht, ook nog meermaals: “(…) your family is going to die, I am going to fuck you, you are going to suck my dick, (…) you’re dead (…)”. Ik voelde mij daadwerkelijk beledigd en bedreigd door de verdachte. Ik zag dat deze opmerkingen afwisselend tegen mij en collega [slachtoffer 6] gericht waren. Op het politiebureau in Maastricht hoorde ik dat de verdachte tegen mij zei: “I am going to fuck you but not in the pussy”.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer 3] . Naast diens aangifte, die op ambtseed is opgenomen door een andere verbalisant, bevat het dossier voor deze bedreiging geen bewijs.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
parketnummer 03.221691.24
op 9 juli 2024 te Heerlen, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 4] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter vaststelling van de identiteit van de verdachte, door in de hand van die [slachtoffer 4] te knijpen en zijn nagels in de hand van die [slachtoffer 4] te drukken;
parketnummer 03.223072.24
op 10 juli 2024 te Heerlen opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft beschadigd;
parketnummer 03.224907.24
1
op 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, op de openbare weg, te weten de Swentiboldstraat en/of de de Keulsebaan, een zonnebril die aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer 5] met kracht tegen het bovenlichaam te duwen en
- aan de rollator van die [slachtoffer 5] te duwen en/of trekken en
- die [slachtoffer 5] met zijn handen bij het gezicht te grijpen en
- die [slachtoffer 5] ten val te brengen;
2 primair
op 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijverwonding op de neus van die [slachtoffer 2] , heeft toegebracht door meerdere keren met een balk te slaan op/tegen het gezicht, hoofd en het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] ;
3
op 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd
- met de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht en
- met enig misdrijf tegen het leven gericht
door die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] meerdere keren de woorden toe te voegen “I kill you”, “you’re dead”, “your family is going to die”, I am going to fuck you”, “you are going to suck my dick” en “I am going to fuck you but not in the pussy”, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] in hun hoedanigheid van ambtenaar van politie.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in zijn belangen geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 03.221691.24
wederspannigheid;
parketnummer 03.223072.24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
parketnummer 03.224907.24
feit 1:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2 primair:zware mishandeling;
feit 3:bedreiging met de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 en met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf van 2 jaren op te leggen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met de brutaliteit van de feiten waarin ook kwetsbare slachtoffers zijn betrokken, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de LOVS-oriëntatiepunten, de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De officier van justitie heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies, maar ziet geen nut en noodzaak voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, nu verdachte geen binding heeft met Nederland.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die in duur gelijk is aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen duur, en daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte was voor deze feiten niet eerder met politie of justitie in aanraking gekomen en heeft, ofschoon hij zich van de feiten niets meer kan herinneren, verantwoordelijkheid genomen. De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis onvoldoende oog gehad voor de situatie van verdachte, waaronder de omstandigheden die hebben geleid tot zijn drugsgebruik. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Op 9 juli 2024 zorgde hij voor overlast in Heerlen waarna hij werd aangehouden. Bij het vaststellen van zijn identiteit heeft hij zich verzet tegen agent [slachtoffer 4] door in haar hand te knijpen en zijn nagels in haar hand te drukken en zich aldus schuldig gemaakt aan wederspannigheid. Dit is een kwalijk feit. De agente deed haar werk en werd daarin belemmerd door verdachte. Zij werd geconfronteerd met de agressie van verdachte. De volgende dag, op 10 juli 2024, heeft verdachte zonder enige aanleiding een bromfiets beschadigd. Getuige [getuige] , de eigenaar van het café waar de bromfiets was geparkeerd, had daarvoor al zijn klanten naar binnen gehaald en de deur op slot gedaan omdat hij de situatie niet vertrouwde. Verdachte heeft met het beschadigen van de bromfiets geen respect getoond voor andermans eigendom. Dit is een ergerlijk misdrijf dat schade toebrengt aan de gedupeerde en met name veel hinder veroorzaakt. Vervolgens heeft verdachte op 11 juli 2024 zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, zware mishandeling en bedreiging van politieagenten. Hij heeft op klaarlichte dag de toen 88-jarige mevrouw [slachtoffer 5] omver geduwd en ten val gebracht en haar zonnebril gestolen. [slachtoffer 5] liep hierbij letsel op. [slachtoffer 2] schoot [slachtoffer 5] te hulp en werd vervolgens door verdachte met een balk op haar gezicht, hoofd en bovenlichaam geslagen. Verdachte heeft fors geweld toegepast en heeft door zijn handelen een grote en grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] met alle pijn en ongemak tot gevolg. [slachtoffer 2] liep een diepe snijwond op haar neus op, die gehecht moest worden. De verwonding zal tot een blijvend litteken leiden. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt welke impact dit feit op haar heeft gehad. Verdachte heeft al deze feiten gepleegd in een forse psychotische toestand ten gevolge van het gebruik van verdovende middelen.
Bij de ernst van de feiten past naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen, maar verdachte weet door zijn drugsgebruik nog maar weinig van de betreffende dagen. De verdachte is ook zelf verantwoordelijk te houden voor het bovenmatig drugsgebruik dat tot de psychotische toestand heeft geleid.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van 2 jaren opleggen met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te verbinden, nu onbekend is welke gevolgen deze veroordeling voor de status van verdachte als vreemdeling in Nederland zal hebben en gebleken is dat verdachte nauwelijks Nederlands spreekt en ook overigens geen binding heeft met Nederland. Verdachte heeft geen werk en aldus geen inkomsten, geen relatie, geen familie en geen woning in Nederland.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 03.223072.24)
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft met betrekking tot parketnummer 03.223072.24 een schadevergoeding gevorderd van € 300,- ter zake van materiële schade. Tevens heeft [slachtoffer 1] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.224907.24 feit 2 primair)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft met betrekking tot feit 2 primair onder parketnummer 03.224907.24 - na vermindering van de vordering - een schadevergoeding gevorderd van € 1.853,62 ter zake van materiële schade en € 3.500,- ter zake van immateriële schade. Tevens heeft [slachtoffer 2] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 03.224907.24 feit 3)
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft met betrekking tot feit 3 onder parketnummer 03.224907.24 een schadevergoeding gevorderd van € 250,- ter zake van immateriële schade. Tevens heeft [slachtoffer 3] verzocht het schadebedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 03.223072.24)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, en gevorderd over het toe te wijzen bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.224907.24 feit 2 primair)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De posten ‘kosten opvragen medische informatie’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ en ‘medische kosten’ kunnen worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren met betrekking tot de posten ‘alarmsysteem’ en ’reparatie fiets’, nu geen rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit kan worden vastgesteld. Voorts heeft de officier van justitie verzocht het bedrag van de post ‘aanschaf nieuwe bril’ toe te wijzen tot een bedrag van € 250,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet kan worden vastgesteld dat de nieuwe bril dezelfde bril als de vernielde bril betreft en € 250,- een gangbaar bedrag is voor een bril. Tot slot heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot een bedrag van € 2.000,- en gevorderd over het toe te wijzen totaalbedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen..
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 03.224907.24 feit 3)
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, gelet op de gevorderde vrijspraak.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 03.223072.24)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 231,40 kan worden toegewezen. De vordering dient met betrekking tot het voorscherm te worden afgewezen en het arbeidsloon dient te worden toegewezen voor één uur.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.224907.24 feit 2 primair)
De raadsman volgt het standpunt van de officier van justitie met betrekking tot deze vordering.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 03.224907.24 feit 3)
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 03.223072.24)
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot het voorspatbord toewijzen, nu de vordering op dit punt inhoudelijk niet is betwist en de vordering de rechtbank ook anderszins niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De rechtbank zal het arbeidsloon op één uur vaststellen, nu niet zonder meer valt in te zien en door de benadeelde niet is onderbouwd dat met het monteren van een voorspatbord meer dan één uur gemoeid zou zijn. Dit betekent dat de vordering tot een bedrag van ((€ 190,08 + € 41,32) x 1,21 =) € 280,- inclusief BTW zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van € 280,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 juli 2024. De rechtbank zal over dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.224907.24 feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit schade heeft geleden.
De materiële schade is met betrekking tot de posten ‘kosten opvragen medische informatie (€103,89)’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ (€ 70,-) en ‘medische kosten’ (€ 48,73), door de verdediging inhoudelijk niet betwist. De vordering komt de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze posten voor toewijzing in aanmerking komen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de opgevoerde materiële schade bestaande uit de post ‘alarmsysteem’ als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er een voldoende rechtstreeks verband tussen deze schadepost en het bewezenverklaarde feit. Het adres van de benadeelde partij is tegen haar uitdrukkelijke wens in in het dossier terecht gekomen, verdachte is na drugsgebruik onberekenbaar en de benadeelde partij is door het handelen van verdachte aangetast in haar veiligheidsgevoel. Het alarmsysteem (ring-deurbel), dat € 159,- heeft gekost, kan ertoe bijdragen haar veiligheidsgevoel te herstellen. De rechtbank zal daarom deze post toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de post ‘aanschaf nieuwe bril’ slechts gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking komt. De benadeelde heeft aangevoerd dat een nieuwe bril ter vervanging van de oude bril is aangeschaft, zonder een bewijs van de waarde van de oude bril over te leggen. De factuur van de nieuw aangeschafte bril is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal de schade schatten op een bedrag van € 250,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige gedeelte van deze post niet-ontvankelijk verklaren, zodat zij, indien haar schade aantoonbaar hoger is, zich voor dat gedeelte nog tot de civiele rechter kan wenden.
De rechtbank zal de benadeelde partij met betrekking tot de post ‘reparatie fiets’ niet-ontvankelijk verklaren, nu op grond van het dossier geen rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde feit en de schade kan worden vastgesteld.
Artikel 6:106, sub b BW bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is. De benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partij heeft door het handelen van verdachte een ontsierend litteken op haar neus, waardoor zij dagelijks aan het bewezenverklaarde feit wordt herinnerd. Zij heeft veel pijn en hinder ondervonden en kampt tot op heden met de psychische gevolgen van het feit. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 3.500,00 billijk.
De rechtbank zal het schadebedrag vaststellen op een totaalbedrag van (€ 103,89 + € 70 + € 48,73 + € 159 + € 250 + € 3.500 =) € 4.131,62, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 juli 2024. De rechtbank zal over dit bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 03.224907.24 feit 3)
Nu verdachte van de bedreiging ten aanzien van [slachtoffer 3] wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 63, 180, 285, 302, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 1](parketnummer 03.223072.24)
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 280,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 10 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 2](parketnummer 03.224907.24 feit 2 primair)
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 4.131,62, bestaande uit € 631,62 aan materiële en € 3.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 11 juli 2024 tot de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, tot heden begroot op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. H.E.G. Peters en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.G. Taranto, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2025.
Buiten staat
Mr. Witteman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
parketnummer 03.221691.24
hij op of omstreeks 9 juli 2024 te Heerlen, zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet tegen een ambtenaar, [slachtoffer 4] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter vaststelling van de identiteit van de verdachte door met zijn armen te zwaaien en/of in de hand van die [slachtoffer 4] te knijpen en/of zijn nagels in de hand van die [slachtoffer 4] te drukken en/of met zijn been te duwen;
parketnummer 03.223072.24
hij op of omstreeks 10 juli 2024 te Heerlen, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een bromfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 03.224907.24
1
hij op of omstreeks 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, op de openbare weg, te weten de Swentiboldstraat en/of de de Keulsebaan, althans in Nederland, een zonnebril, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 5] met kracht tegen het bovenlichaam te duwen en/of
- aan de rollator van die [slachtoffer 5] te duwen en/of trekken en/of
- die [slachtoffer 5] met zijn handen bij het gezicht te grijpen en/of
- die [slachtoffer 5] ten val te brengen en/of
- die [slachtoffer 2] één of meerdere keren met een balk en/of een stok, althans met een hard en/of stomp voorwerp te slaan op/tegen het gezicht, hoofd en/of het bovenlichaam en/of
- door die [slachtoffer 2] op de grond te gooien
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten eeen (diepe) snijverwonding op de neus van die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) snijverwonding op de neus van die
[slachtoffer 2] , heeft toegebracht door één of meerdere keren met een balk en/of een stok, althans een hard en/of stomp voorwerp te slaan op/tegen het gezicht, hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] en/of door die [slachtoffer 2] op de grond te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meerdere keren met een balk en/of een stok, althans met een hard en/of stomp voorwerp op/tegen het gezicht, hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer 2] heeft geslagen en/of die [slachtoffer 2] op de grond heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 11 juli 2024 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] , heeft bedreigd
- met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat,
- de misdrijven omschreven in de artikelen 241 en 243 Wetboek van Strafrecht,
- met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- met zware mishandeling
door die [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] één of meerdere keren de woorden toe te voegen "I kill you", "you're dead", "your family is going to die, "I will shoot you", I will kill you if i find you", "I am going to fuck you", "you are going to suck my dick" en/of "I am going to fuck you but not in the pussy", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 7] in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer : PL2300-2024110524, gesloten d.d. 6 september 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 33.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2024, pagina 9.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 9 juli 2024, pagina 12-13.
4.Aanvullend proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d. 13 februari 2025.
5.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024110941, gesloten d.d. 11 juli 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 20.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 juli 2024, pagina 1.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 10 juli 2024, pagina 14.
8.Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 10 juli 2024, pagina 4-5.
9.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2025.
10.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024111979, gesloten d.d. 23 augustus 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 102.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 11 juli 2024, pagina 28-29.
12.Bijlagen behorende bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 11 juli 2024, pagina 31-35.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2024, pagina 18.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 11 juli 2024, pagina 8.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024, pagina 12.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024, pagina 15-16.
17.Foto 1 en foto 5 van het fotoblad, pagina 83 en 87.
18.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 11 juli 2024, pagina 8-9.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024, pagina 12-13.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024, pagina 15-16.
21.Een aanvullend schriftelijk bescheid, te weten het forensisch medisch letselrapportage d.d. 17 juli 2024.
22.Bijlage bij proces-verbaal forensisch letselonderzoek, slachtoffer [slachtoffer 2] d.d. 15 juli 2024, pagina 44-54.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2024, pagina 12-13.
24.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 11 juli 2024, pagina 20-21.
25.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 11 juli 2024, pagina 24-25.