ECLI:NL:RBLIM:2025:12533

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
03.254376.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot opzetverkrachting en mishandeling met dwang en geweld

De Rechtbank Limburg heeft op 16 december 2025 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 7 augustus 2024 op de parkeerplaats van station Venray in Oostrum heeft geprobeerd een vrouw te verkrachten en daarbij geweld heeft gebruikt. De verdachte is veroordeeld voor poging tot opzetverkrachting en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in zijn opzet is geslaagd door het felle verzet van het slachtoffer en het ingrijpen van getuigen. De verdachte is vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om het slachtoffer te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 22 maanden opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Het slachtoffer heeft recht op schadevergoeding van in totaal € 11.359,10, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03.254376.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1995,
thans gedetineerd in de [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. E. Gorsselink, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij, bijgestaan door mr. S. Philippi, advocaat kantoorhoudende te Venray, is op de zitting gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 7 augustus 2024 te Oostrum:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer] te verkrachten (
primair), dan wel haar heeft aangerand (
subsidiair) waarbij deze poging tot verkrachting of aanranding is voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging;
feit 2:door met zijn arm de hals/keel van [slachtoffer] dicht te drukken heeft geprobeerd die [slachtoffer] te doden (
primair), dan wel heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (
subsidiair), dan wel haar heeft mishandeld (
meer subsidiair).

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting. De verklaringen van aangeefster worden ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse, de uitkomsten van het DNA-onderzoek, de getuigenverklaringen, de foto’s van het letsel van aangeefster en de forensische letselrapportage. Ter zitting heeft de verdachte ook verklaard dat hij seks wilde met aangeefster en dat hij wist dat dit tegen haar wil was. Dit past naadloos bij de verklaringen van aangeefster.
Ten aanzien van feit 2
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. De officier van justitie heeft aangevoerd dat aangeefster duidelijk heeft verklaard dat sprake is geweest van een verwurging. Ook heeft zij verklaard over de duur en de intensiteit van de verwurging. De geloofwaardigheid van haar verklaringen wordt versterkt door de medische informatie uit het dossier, te weten de forensische letselrapportage en de foto’s van het letsel van aangeefster.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen - namelijk: het aanbrengen van een verwurgingsgreep, het meermaals dichtknijpen van de keel en het daarbij meermaals toevoegen van de woorden ‘Do you want to die?’ - kan worden vastgesteld dat de verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van aangeefster. Dat de verdachte niet in zijn opzet is geslaagd komt door het felle verzet van aangeefster en het ingrijpen door de getuigen. In het geval de rechtbank desondanks geen vol opzet aanneemt, is in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet. Verwurging is potentieel dodelijk en het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het met de handen hard knijpen in de nek en het dichtknijpen van de keel naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in het leven roept dat een slachtoffer daardoor komt te overlijden. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de NFI-deskundige over de geweldinwerking “carotid sleeper hold”. De geweldinwerking heeft alleen onvoldoende lang geduurd om de dood daadwerkelijk te laten intreden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het doden van, dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan, [slachtoffer] . Het door de verdachte gebruikte geweld was erop gericht om [slachtoffer] bij zich te houden en het verzet te breken. Dit handelen door de verdachte en het daaruit ontstane letsel moet worden gekwalificeerd als een mishandeling waarbij sprake is van eendaadse samenloop met feit 1.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraakoverweging feit 2 primair en feit 2 subsidiair
Onder feit 2 is primair ten laste gelegd de poging tot doodslag op [slachtoffer] , meer specifiek dat de verdachte zijn arm om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft geslagen, vervolgens haar hals/keel heeft dichtgedrukt en daarbij heeft gezegd “Do you want to die?”. Subsidiair is dit ten laste gelegd als een poging tot zware mishandeling.
Inhoud van het dossier
Op 8 augustus 2024 heeft aangeefster [slachtoffer] aangifte gedaan van een poging tot opzetverkrachting met dwang, geweld en bedreiging op de parkeerplaats van het treinstation Venray in Oostrum. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 7 augustus 2024 omstreeks 18:45 uur bij haar auto plotseling werd aangesproken door een Engelssprekende man (hierna: de verdachte). Zij schrok hiervan en probeerde de verdachte af te wimpelen. Vervolgens stapte zij in haar auto, waarop de verdachte het portier vastpakte en opentrok en ook de auto inging. De verdachte heeft [slachtoffer] vastgepakt en naar achteren geduwd en gedrukt, waarna zij met haar hoofd op de bijrijdersstoel belandde. Zij heeft zichzelf verweerd door onder andere de verdachte in zijn gezicht te krabben en te schreeuwen. De verdachte was gefocust op haar vagina en zei “I wanna fuck you”. Hij ging met zijn hand op en neer, op haar broek, tussen haar benen en op haar vagina.
[slachtoffer] heeft verklaard dat het lukte om het bijrijdersportier te openen en steeds een beetje verder naar buiten te kruipen. Terwijl haar benen nog gedeeltelijk in de auto lagen, probeerde de verdachte haar broek uit te trekken. De riem en de knoop van de broek van [slachtoffer] had de verdachte toen al losgemaakt. Liggend op [slachtoffer] heeft de verdachte op enig moment geprobeerd haar te wurgen.
[slachtoffer] is op 14 augustus 2025 nader gehoord bij de politie. Zij heeft verklaard dat, terwijl de verdachte op haar zat, zij voelde dat hij met zijn handen overal aan haar lichaam zat. Steunend op haar onderarmen is zij deels uit de auto gekropen. Toen deed de verdachte zijn onderarm heel strak om haar nek. De verdachte drukte tot drie keer toe de keel van [slachtoffer] meer dicht. Zij wilde schreeuwen, maar dat ging niet. Op de vraag hoe lang het dichtknijpen van de keel heeft geduurd antwoordde zij: “Ik vind het heel lastig, een halve minuut? Ik weet het niet. Het duurde zo lang dat ik bij mezelf voelde ‘laat het gaan, je kunt niks meer doen’”. Het volgende wat zij zich herinnerde is dat de jongen met de paardenstaart (
de rechtbank begrijpt: getuige [naam getuige 1]) de verdachte aansprak, waarna hij losliet.
De getuigen die als eerste ter plaatse waren, de getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 1] , zijn beiden onmiddellijk ter plaatse gehoord door de politie. De getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat hij op zijn vriend, de getuige [naam getuige 1] , stond te wachten bij de bushalte op het station in Oostrum, toen hij geschreeuw hoorde uit de richting van Oostrum. Het geschreeuw bleef doorgaan. Hij hoorde iemand “help, help” roepen. Samen met de getuige [naam getuige 1] is hij richting de parkeerplaats bij het station gereden. Op de parkeerplaats zag hij dat een vrouw los probeerde te komen van een man. De getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat hij op de parkeerplaats het geschreeuw ook hoorde. Hij zag een auto waarvan beide deuren openstonden. Toen hij op de auto afliep hoorde hij iemand “help, help” roepen. Hij zag toen dat er een man op een vrouw lag met zijn handen in haar gezicht, terwijl de vrouw in het Engels riep: “help, help me”. Hij heeft de man van haar afgetrokken.
Uit de letselrapportage blijkt dat bij [slachtoffer] hematomen (bloeduitstortingen), kneuzingen en oppervlakkig letsel in de zin van schrammen en schaafplekken zijn geconstateerd op het hoofd en de armen, rug, romp en benen. Ter hoogte van de rechterkaakhoek was er een ‘diffuse onderhuidse kneuzing’ en ‘oppervlakkige schaving’ van de huid. Op de foto’s die de politie na het incident heeft gemaakt zijn verkleuringen in de hals en het gezicht zichtbaar. Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is forensisch geneeskundig gerapporteerd over, in het kort, het risico op overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel door een samendrukkende en/of omsnoerende krachtinwerking op de hals, zoals verklaard door [slachtoffer] . Uit het rapport blijkt die kans, bij een krachtinwerking op de hals gedurende enkele seconden tot een minuut bij een gezonde vrouw van de leeftijd van aangeefster, gering.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij zijn arm om, of zijn hand tegen, de keel van [slachtoffer] heeft gehouden. [slachtoffer] zou om hulp hebben geroepen. Hij kan zich niet herinneren dat [slachtoffer] op enig moment niet meer kon schreeuwen en hij weet ook niet meer wat hij tegen haar heeft gezegd. Hij heeft verklaard dat hij seks met haar wilde en niet de bedoeling had om haar pijn te doen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit neemt echter niet weg dat de verdachte door zijn gedragingen in voorwaardelijke zin opzet kan hebben gehad op de dood van [slachtoffer] . Van voorwaardelijk opzet is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] in het leven heeft geroepen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en de foto’s die de politie na het incident heeft gemaakt stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn arm om de hals/keel van [slachtoffer] heeft gelegd en/of gehouden en de keel van [slachtoffer] heeft dichtgedrukt. Uit het dossier kan evenwel onvoldoende worden afgeleid dat de verwurging met zodanige kracht, duur en intensiteit is geweest dat er een aanmerkelijke kans was op het overlijden van [slachtoffer] . De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het opzet ten aanzien van de verwurging in relatie tot de kans op het doden van [slachtoffer] geldt tevens voor de poging tot zware mishandeling. Uit het dossier kan namelijk evenmin worden afgeleid dat de verwurging met zodanige kracht, duur en intensiteit is geweest dat er een aanmerkelijke kans was op het optreden van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal de verdachte daarom eveneens vrijspreken van de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
Bewijs feit 1 en feit 2 meer subsidiair
De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde opzetverkrachting (
feit 1 primair) en mishandeling (
feit 2 meer subsidiair) wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte het tenlastegelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend ter terechtzitting en geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 december 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] ;
- het proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] ; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] . [4]
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door en vergezellen van dwang en geweld, doordat hij:
- die [slachtoffer] onverhoeds heeft benaderd en
- toen die [slachtoffer] in haar auto ging zitten en doende was het bestuurdersportier van haar auto te sluiten, dat portier heeft vastgepakt en open heeft getrokken en in de auto van die [slachtoffer] is gegaan en
- in de auto die [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar achteren en omlaag en/of op de bijrijdersstoel heeft geduwd en gedrukt en
- met zijn, verdachtes, lichaam op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan en/of blijven liggen en/of zitten en
- met zijn, verdachtes, handen die [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en/of betast en
- aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd de woorden: "I wanna fuck you" en
- zijn, verdachtes, hand tussen de benen en/of op de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en zijn hand tussen de benen en/of op/over de vagina van die [slachtoffer] heeft bewogen en
- de riem en de knoop en de rits van de broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of geopend en aan de broek van die [slachtoffer] heeft getrokken en
- toen die [slachtoffer] via het bijrijdersportier probeerde uit haar auto te kruipen, die [slachtoffer] heeft vastgepakt en zijn, verdachtes, arm om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of gehouden en de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. feit 2 meer subsidiair:
op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] vast te pakken en naar achteren en omlaag en/of op de bijrijdersstoel van haar auto te drukken en te duwen en op die [slachtoffer] te gaan liggen en/of zitten en die [slachtoffer] omlaag te blijven drukken en duwen en
- zijn, verdachtes, arm om de hals/keel van die [slachtoffer] te leggen en/of te houden en de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten voorkomen, zijn die in de weergave van de bewezenverklaring door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
eendaadse samenloop van:
feit 1 primair: poging tot opzetverkrachting voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld
en
feit 2 meer subsidiair: mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De vraag die de rechtbank nu dient te beantwoorden is of de bewezenverklaarde feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij de rapporten van de psycholoog en psychiater van het NFI en stelt zich op het standpunt dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Bij de verdachte ontbrak ten tijde van de feiten niet ieder begrip van wederrechtelijkheid, hij kon er alleen geen weerstand aan bieden. Daarbij komt dat de verdachte zelf heeft besloten om zijn medicatie niet te nemen, de kliniek te ontvluchten en alcohol te gaan drinken.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in het geheel niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De psycholoog sluit volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet uit. Hij adviseert verminderde toerekeningsvatbaarheid, omdat de verdachte onder meer bij de politie heeft verklaard “it was wrong” en dus in staat wordt geacht om de wederrechtelijkheid van zijn handelingen te kunnen inzien. Het gaat echter om verdachtes toestand ten tijde van de feiten. Uit de verklaring van getuige Haneveld dat de verdachte “knettergek of onder invloed moet zijn geweest, want hij reageerde nergens op” leidt de verdediging af dat de verdachte in een psychose verkeerde en dus ontoerekeningsvatbaar was.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het beoordelen van de vraag of de strafbare feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend, dient de rechtbank drie vragen te beantwoorden:
Was er ten tijde van het begaan van de strafbare feiten sprake van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte?
Zo ja, is causaal verband tussen de stoornis en het strafbare feit voldoende aannemelijk?
Zo ja, welk oordeel moet – gelet op de eerste twee vragen en gelet op alle overige omstandigheden – over de toerekening worden gegeven?
De beantwoording van de eerste vraag is een medisch oordeel. Omdat rechters doorgaans niet deskundig zijn op het gebied van geestelijk welzijn, wordt voor het beoordelen van iemands psychische gesteldheid de hulp van deskundigen ingeroepen. Ook wordt aan hen de vraag voorgelegd of de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloedde en zo ja, in welke mate dit gebeurde en of dit leidt tot het advies om het ten laste gelegde in verminderde mate dan wel geheel niet toe te rekenen aan een verdachte. Bezien vanuit hun medische deskundigheid, geven de deskundigen in hun rapport dus ook een advies aan de rechter over de toerekeningsvatbaarheid. Het uiteindelijke oordeel over de toerekenbaarheid is echter een juridisch oordeel waarbij de rechter alle omstandigheden van de strafzaak dient te betrekken.
In het arrest van 17 oktober 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1295) kwam de Hoge Raad tot een nadere invulling van voornoemd kader. De Hoge Raad oordeelde dat het ten laste gelegde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend als ten tijde van dat feit bij de verdachte sprake was van een stoornis zoals hierboven omschreven en de verdachte als gevolg daarvan niet kon begrijpen dat het feit wederrechtelijk was of niet in staat was in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid.
Door twee deskundigen, een psycholoog en een psychiater, is onderzoek gedaan naar de psyche van de verdachte.
Het diagnostisch onderzoek heeft de psycholoog [naam 1] gebracht tot de volgende bevindingen:
Er is bij de verdachte sprake van schizofrenie, een matige stoornis in alcohol- en cannabisgebruik, een 'Andere gespecificeerde parafiele stoornis' en intellectuele capaciteiten op naar schatting licht verstandelijk beperkt niveau.
Op het moment van het tenlastegelegde had de verdachte al langere tijd zijn antipsychotische medicatie niet ingenomen. Ook geeft hij aan dat hij onrustig was. Het is derhalve goed mogelijk dat er ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van verdergaande realiteitsverstoringen. Uit informatie van De Rooyse Wissel (2023) wordt duidelijk dat het staken van antipsychotische medicatie leidt tot destabilisatie en psychotische klachten. Voorts was hij op het moment van het tenlastegelegde onder invloed van alcohol.
Gezien voornoemde is het waarschijnlijk dat de uiteenlopende psychische problematiek invloed heeft gehad op het gedrag van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.De verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Hij kan, naar alle waarschijnlijkheid, als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te kunnen bepalen. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde indien bewezen de verdachte in tenminste verminderde mate toe te rekenen, waarbij het niet uitgesloten kan worden dat er mogelijk sprake kan zijn van het hem in het geheel niet kunnen toerekenen. Er is echter onvoldoende informatie verkregen om hierover een goed gefundeerde uitspraak te doen.
Het diagnostisch onderzoek heeft de psychiater [naam 2] gebracht tot de volgende bevindingen:
Bij de verdachte komen een viertal diagnosen naar voren, die op elkaar ingrijpen en elkaar versterken: een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis, schizofrenie, parafiele stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis.
Door beperkingen inherent aan zijn verstandelijke ontwikkelingsstoornis, waaronder een verminderde impulscontrole en verminderd vermogen tot uitstel van behoeftebevrediging, was er onvoldoende interne remming op zijn gedrag, was de verdachte niet volledig in staat zijn gedrag te controleren en de gevolgen van zijn gedrag te overzien en was er onvoldoende mogelijkheid tot het bedenken van alternatief gedrag, waarbij alcoholgebruik waarschijnlijk zijn impulscontrole nog verder heeft doen afnemen. Daarom luidt het advies het tenlastegelegde indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de adviezen en de conclusies van de deskundigen over de toerekeningsvatbaarheid, neemt deze over en maakt deze tot de hare. Een gebrekkige impulscontrole en verminderd vermogen tot uitstel van behoeftebevrediging, voortvloeiend uit zijn licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis, speelden een rol bij het bewezenverklaarde. Het niet innemen van zijn medicatie en het alcoholgebruik deden zijn impulscontrole nog verder afnemen. De rechtbank leidt hieruit af dat er geen sprake was van een situatie waarbij de verdachte niet kon begrijpen dat de feiten wederrechtelijk waren of dat hij geheel niet in staat was om in overeenstemming te handelen met zijn begrip van de wederrechtelijkheid van dat feit. Met andere woorden: hij wist, zij het beperkt, dat wat hij deed wederrechtelijk was en moet ook in staat zijn geweest om naar dit begrip te handelen.
De rechtbank hecht bij deze beoordeling geen waarde aan de verklaring van de getuige Haneveld. De getuige vond het gedrag opvallend en heeft daar een eigen conclusie aan verbonden maar daar baseert de rechtbank haar oordeel niet op. Dat het de verdachte aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen heeft ontbroken is de rechtbank ook niet anderszins aannemelijk geworden, zodat er bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid in het geheel uitsluit.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend. Nu er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten acht de rechtbank de verdachte strafbaar.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van het voorarrest en een niet gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor maximaal de duur van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd moet worden opgelegd en heeft geen verweer gevoerd tegen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in de vroege avond van 7 augustus 2024 op de parkeerplaats van station Venray, in Oostrum, gepoogd [slachtoffer] te verkrachten en daarbij dwang en geweld toegepast, waarbij die [slachtoffer] dus tevens is mishandeld. Het is aan het felle verzet van [slachtoffer] en het adequaat ingrijpen van anderen te danken dat het misdrijf niet is voltooid. [slachtoffer] moest ten gevolge van dit feit behandeld worden door een fysiotherapeut vanwege aanhoudende fysieke klachten. Het toegebrachte geestelijk letsel is zeer ernstig. [slachtoffer] heeft verklaard dat er sprake is (geweest) van stemmingswisselingen, herbelevingen, verhoogde alertheid en voortdurende spanning, die zich uiten in huilbuien, nachtmerries en gevoelens van woede en machteloosheid. Sinds het voorval is zij bang om alleen over straat te gaan en bang om in haar auto te stappen. Er is een posttraumatische stressstoornis (hierna: PTSS) vastgesteld, waarvoor zij maandenlang intensief is behandeld. Dit alles heeft geleid tot een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarbij zij haar werk ongeveer 16 maanden na het voorval nog altijd niet heeft kunnen hervatten. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte waaruit volgt dat hij reeds eerder, op 2 juli 2019 en 2 november 2021, voor zedendelicten is veroordeeld. Hierbij legt de veroordeling uit 2019 het meeste gewicht in de schaal, omdat dit ontucht met een minderjarige betrof, hetgeen resulteerde in een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden. Deze proeftijd liep nog ten tijde van onderhavig feit. De verdachte verbleef in het kader van de bijzondere voorwaarden in de FPA Het Knooppunt, onderdeel van Stevig in Oostrum, en beging de feiten tijdens een onttrekking aan de instelling. Ook had hij zijn medicijnen niet ingenomen, terwijl hij wist, zo heeft de verdachte ter zitting verklaard, dat het belangrijk was om dagelijks zijn medicijnen in te nemen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de verminderde mate van toerekenbaarheid. In aanvulling op hetgeen hiervoor uit de rapporten van de deskundigen is benoemd, overweegt de rechtbank dat door beide gedragsdeskundigen de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. De psycholoog concludeert dat de verdachte zich vanuit zijn psychopathologie niet goed aan voorwaarden kan houden. Een tbs-maatregel is aangewezen, waarbij de voorkeur van de psycholoog uitgaat naar een tbs met bevel tot verpleging, zodat de verdachte kan worden behandeld en de recidivekans wordt geminimaliseerd. De psychiater adviseert klinische zorg met een hoog beveiligings- en zorgniveau, mede omdat het bewezenverklaarde plaatsvond tijdens een onttrekking. De verdachte zal zich immers niet aan voorwaarden (kunnen) houden. Ook de psychiater acht een tbs-maatregel met bevel tot verpleging aangewezen.
Straf
Gelet op de ernst van het feit kan enkel worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Alles afwegende, daarbij tevens in ogenschouw genomen dat de rechtbank de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar acht zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend, en zal zij de verdachte daartoe veroordelen.
Maatregel van terbeschikkingstellingNaast een gevangenisstraf zal de rechtbank ook de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aan de verdachte opleggen.
Het onder 1 bewezenverklaarde feit is een misdrijf waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Zoals reeds overwogen verenigt de rechtbank zich met de conclusie en de adviezen van de deskundigen en komt zij tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waardoor er een hoog recidiverisico blijft bestaan op soortgelijke delicten in de toekomst, indien behandeling daarvoor zal uitblijven. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dan ook de oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling.
Door de deskundigen is geadviseerd om deze tbs-maatregel vorm te geven binnen een kader met dwangverpleging, gezien de complexe psychische problematiek, het hoge recidiverisico en de thans gebleken onkunde van de verdachte om zich aan voorwaarden te houden, welke onkunde is gelegen in zijn psychopathologie.
Langdurige begeleiding en behandeling binnen een hoog beveiligingsniveau zijn noodzakelijk om het recidiverisico te beperken. De rechtbank zal de verdachte daarom ter beschikking stellen en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Aangezien er sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in de zin van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, is de termijn van de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de behandeling in het kader van de tbs-maatregel aanvangt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 51.999,82 euro, bestaande uit € 41.999,82 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
reparatiekosten voertuig: € 4.580,18
reinigingskosten voertuig: € 75,-
taxatiekosten voertuig: € 95,17
fysiobehandelingen: € 203,02
gerealiseerd eigen risico 2024 en 2025: € 770,-
zorg derden: € 593,28
reiskosten: € 506,56
verlies aan verdienvermogen: € 2.191,60
beschadigde accessoires en kleding: € 218,29
toekomstige schade: € 32.766,72
immateriële schade: €10.000,-
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering toe te wijzen onder vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met uitzondering van de posten:
  • ‘reparatiekosten voertuig’: de officier van justitie heeft verzocht deze post te schatten op een bedrag tussen de € 3.000,- en € 3.500,-, aangezien hij aan de hand van de offerte en de foto’s van de auto niet kan vaststellen welke schade concreet is ontstaan door het bewezenverklaarde feit;
  • ‘reiskosten’: de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze post kan worden toegewezen met uitzondering van de reiskosten van derden, aangezien dit geen rechtstreekse schade betreft;
  • ‘verlies aan verdienvermogen’: de officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat hij de omvang van de schade niet exact kan vaststellen;
  • ‘toekomstige schade’: de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering dient te worden verklaard, omdat deze schade in deze fase van het strafproces niet voor vergoeding in aanmerking komt.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de post ‘toekomstige schade’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien dit deel van de vordering een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
Hij heeft primair betoogd dat de posten ‘reparatiekosten voertuig’ en ‘taxatiekosten’ dienen te worden afgewezen, omdat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Hij heeft betoogd dat de post ‘zorg derden’ dient te worden afgewezen, aangezien niet duidelijk is of deze schade daadwerkelijk is ontstaan.
Met de officier van justitie heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de post ‘reiskosten’ kan worden toegewezen met uitzondering van de reiskosten van derden.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten heeft hij geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van de post ‘immateriële schade’ heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat als gevolg van het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank overweegt het volgende.
Materiële schade
Reparatiekosten voertuigDe benadeelde partij heeft gesteld dat de auto en de in de auto aanwezige toebehoren, zoals de radio, door het voorval beschadigd zijn geraakt en dat de reparatiekosten € 4.580,18 bedragen. Zij heeft ter onderbouwing gewezen op de als bijlage 7 overgelegde schadecalculatie. Ter zitting heeft de benadeelde toegelicht dat de schade (nog) niet is hersteld.
Uitgangspunt is dat de schade wordt uitgedrukt in het bedrag van de naar objectieve maatstaven te berekenen kosten van herstel van de zaak. Wel moet het herstel ‘mogelijk en verantwoord’ zijn. Zo niet, dan is het vaststellen van de dagwaarde of de waardevermindering van de zaak een manier om de schade te begroten.
Gelet op de beperkte dagwaarde van het voertuig en gezien de foto’s met (voornamelijk cosmetische) beschadigingen aan het interieur van het voertuig schat de rechtbank de waardevermindering op een bedrag van
€ 1.000,-en zal de post dientengevolge toewijzen tot dat bedrag. De rechtbank zal de benadeelde partij voor de meer gevorderde schade
niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd dat meer schade is geleden en een nadere onderbouwing vragen levert een onevenredige belasting van het strafproces op.
Taxatiekosten voertuigDe post ‘taxatiekosten voertuig’ van
€ 95,17zal de rechtbank toewijzen, gelet op het feit dat deze kosten zijn gemaakt om de omvang van de schade vast te stellen.
Zorg derdenDe benadeelde partij heeft gesteld dat zij € 593,28 aan schade heeft geleden, omdat zij als gevolg van het letsel niet in staat was om zelfstandig afspraken, zoals het doen van aangifte, bij te wonen waardoor haar dochter en haar partner twee dagen vrij van hun werk hebben moeten nemen, dus in totaal 24 uur. Voor wat betreft het uurtarief heeft de benadeelde partij verwezen naar de als bijlage 15 overgelegde Financiële Paragraaf van de Handreiking Zorgschade, te weten € 24,72.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij onvoldoende heeft gesteld en onderbouwd waaruit de zorg heeft bestaan en op welke grond deze zorg voor vergoeding in aanmerking zou komen. Voor zover de benadeelde partij doelt op schade wegens verlies aan zelfredzaamheid geldt dat op zekere hoogte onbetaalde hulp van gezinsleden mag worden verwacht. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren zodat voor haar de weg naar de civiele rechter open blijft.
Reiskosten
Ten aanzien van de post ‘reiskosten’ is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de reiskosten van derden niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het is onvoldoende gebleken dat [slachtoffer] deze kosten anders zelf had moeten maken, waardoor geen sprake is van zogeheten verplaatste schade. De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover het de ‘reiskosten van derden’ betreft niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de ‘reiskosten advocatenkantoor’ eveneens niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit geen rechtstreekse schade betreft in de zin van artikel 51 lid 1 Sv.
Tegen de overige gestelde reiskosten is geen verweer gevoerd en deze komen de rechtbank evenmin ongegrond of onredelijk voor, zodat de rechtbank een bedrag van
€ 374,62zal toewijzen (€ 506,56 minus € 126,13 en minus € 5,81).
Verlies verdienvermogenTen aanzien van de post ‘verlies aan verdienvermogen’ heeft de benadeelde partij gesteld dat zij over de maanden februari tot en met november 2025 een verlies heeft geleden van € 2.191,60 netto. Zij heeft in dit verband gesteld dat er vanaf februari 2025 en september 2025 een korting van respectievelijk 10% en 20% op het loon is toegepast wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
Uit de overgelegde salarisspecificaties blijkt het volgende:
Inhouding wegens ziekte
februari 2025: € 152,44 (10% × 95,33 uur)
maart 2025: € 152,44 (10% × 95,33 uur)
april 2025: € 152,44 (10% × 95,33 uur)
mei 2025: € 152,44 (10% × 95,33 uur)
juni 2025: € 152,44 (10% × 95,33 uur)
juli 2025: € 160,74 (10% × 100,5 uur)
augustus 2025: € 108,73 (10% × 68 uur)
september 2025: € 182,29 (20% × 57 uur)
Correctie inhouding ziekte aug € 79,95
oktober 2025: € 156,70 (20% × 49 uur)
Dit komt neer op een bedrag van € 1.450,61 bruto.
Als niet betwist staat vast dat de benadeelde partij ook in de maand november 2025 met 20% is gekort. Nu de hoogte van de inhouding wegens ziekte over deze maand nog niet bekend is, zal de rechtbank uitgaan van € 169,50, zijnde het gemiddelde van de inhouding wegens ziekte over de maanden september en oktober 2025. De inhouding wegens ziekte bedraagt daarmee in totaal € 1.620,11. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met € 129,61, omdat de benadeelde partij onweersproken heeft gesteld dat zij vanwege de inhouding wegens ziekte ook minder vakantiegeld opbouwt (€ 1.620,11 × 8%). De rechtbank becijfert het verlies aan verdienvermogen over de maanden februari tot en met november 2025 aldus op € 1.749,72 bruto. Gelet op de hoogte van het inkomen van de benadeelde partij gaat de rechtbank uit van 35,82% (eerste schijf) aan inkomstenbelasting. Dit komt - bij benadering - neer op een verlies aan verdienvermogen over de maanden februari tot en met november 2025 van
€ 1123,-netto. Het meer gevorderde is onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
Toekomstige schadeDe post ‘toekomstige schade’ is te complex om in deze strafrechtelijke procedure goed te beoordelen. Bovendien is het verlies aan verdienvermogen in de toekomst sterk afhankelijk van het verloop van het herstel en om die reden onzeker. Vaststelling van de toekomstige schade levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Reinigingskosten voertuig, fysiobehandelingen, gerealiseerd eigen risico en beschadigde accessoires en kledingDe overige posten ‘reinigingskosten voertuig’ (€ 75,-), ‘fysiobehandelingen’ (€ 203,02), ‘verlies eigen risico’ (€ 385,- + € 385,-) en ‘beschadigde accessoires en kleding’ (€ 29,99 + € 49,90 + € 138,40) zijn door de verdediging niet weersproken en komen de rechtbank evenmin onredelijk of ongegrond voor. De rechtbank zal daarom deze posten van in totaal
€ 1.266,31toewijzen.
Immateriële schade
De immateriële schade die de benadeelde partij vordert is gebaseerd op artikel 6:106 onder b Burgerlijk wetboek (‘indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast’). Van de bedoelde ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
De benadeelde partij heeft voldoende gegevens verstrekt waaruit blijkt dat zij door de door de verdachte gepleegde strafbare feiten geestelijk letsel heeft opgelopen, te weten: PTSS met daaruit voortvloeiend gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en voortdurende angstklachten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van het bedrag acht geslagen op De Rotterdamse Schaal. De rechtbank acht een bedrag van
€ 7.500,-billijk.
Voor het meer gevorderde is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van een hoger bedrag zouden kunnen leiden onvoldoende zijn onderbouwd. Verder onderzoek hiernaar levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering wordt verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Conclusie
De rechtbank stelt de totale toewijsbare schade vast op € 11.359,10, bestaande uit € 3.859,10 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. De rechtbank zal de verdachte tevens veroordelen tot betaling van de wettelijke rente met ingang van 7 augustus 2024 tot aan de dag van algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van 91 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 55, 243, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
feit 2 primair en subsidiairtenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
  • gelast dat de verdachte
  • beveelt dat de ter beschikking gestelde
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijstter zake van de bewezenverklaarde feit 1 primair en feit 2 meer subsidiair de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
    [slachtoffer] gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
    een bedrag van € 11.359,10 euro, bestaande uit € 3.859,10 materiële schade en € 7.500,- immateriële schade;
  • de vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • bepaaltdat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op de meer gevorderde 'reparatiekosten voertuig', 'zorg derden', 'reiskosten van derden', ‘reiskosten advocatenkantoor’, de meer gevorderde 'verlies aan verdienvermogen', 'toekomstige schade' en de meer gevorderde ‘immateriële schade’
    niet-ontvankelijkis en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de
  • de vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 91 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bastiaans, voorzitter, mr. G.H. Hermanides en mr. B. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J.M. Goris, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door, vergezellen van en/of volgen door dwang, geweld en/of bedreiging, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer] (onverhoeds) heeft benaderd en/of
- toen die [slachtoffer] in haar auto ging zitten en/of doende was het bestuurdersportier van haar auto te sluiten, (onverhoeds) dat portier heeft vastgepakt en/of open heeft getrokken en/of in de auto van die [slachtoffer] is geklommen en/of gegaan en/of zich de toegang tot de auto van die [slachtoffer] heeft verschaft en/of
- ( in de auto) (onverhoeds) die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (met kracht) naar achteren en/of omlaag en/of op de bijrijdersstoel heeft geduwd en/of gedrukt en/of
- met zijn, verdachtes, lichaam op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan en/of blijven liggen en/of zitten en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) die [slachtoffer] over haar hele lichaam heeft aangeraakt en/of betast en/of
- aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "I wanna fuck you" en/of
-zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand tussen de benen en/of op de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand (heel hard en/of met kracht en/of heel lang) tussen de benen en/of op/over de vagina van die [slachtoffer] heeft bewogen en/of
- aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "I waited all the time for this" en/of "I wanna fuck you" en/of
- de riem en/of de knoop en/of de rits van de broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of geopend en/of aan de broek van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of
doende is geweest de broek van die [slachtoffer] uit en/of naar beneden te trekken en/of
- toen die [slachtoffer] (via het bijrijdersportier) probeerde uit haar auto te kruipen, die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of zijn, verdachtes, arm (met kracht en/of heel strak) om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gelegd en/of gehouden en/of (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht en/of langere tijd) (steeds meer) heeft dichtgedrukt (gehouden) en/of
- ( daarbij) (meermalen) aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Do you want to die?",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handeling(en) heeft verricht, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met zijn, verdachtes, hand(en) die [slachtoffer] aanraken en/of betasten over haar hele lichaam en/of
- duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand tussen de benen en/of op de vagina van die [slachtoffer] en/of
- (met kracht en/of heel hard en/of heel lang) bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand tussen de benen en/of op/over de vagina van die [slachtoffer] ,
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak, en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer] (onverhoeds) te benaderen en/of
- toen die [slachtoffer] in haar auto ging zitten en/of doende was het bestuurdersportier van haar auto te sluiten, (onverhoeds) dat portier vast te pakken en/of open te trekken en/of in de auto van die [slachtoffer] te klimmen en/of te gaan en/of zich de toegang tot de auto van die [slachtoffer] te verschaffen en/of
- (in de auto) (onverhoeds) die [slachtoffer] vast te pakken en/of (met kracht) naar achteren en/of omlaag en/of op de bijrijdersstoel te duwen en/of te drukken en/of
- met zijn, verdachtes, lichaam op het lichaam van die [slachtoffer] te gaan en/of blijven liggen en/of zitten en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) die [slachtoffer] over haar hele lichaam aan te raken en/of te betasten en/of
- aan die [slachtoffer] toe te voegen (de) woorden (van de strekking): "I wanna fuck you" en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand tussen de benen en/of op de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand (heel hard en/of met kracht en/of heel lang) tussen de benen en/of op/over de vagina van die [slachtoffer] te bewegen en/of
- aan die [slachtoffer] toe te voegen (de) woorden (van de strekking): "I waited all the time for this" en/of "I wanna fuck you" en/of
- de riem en/of de knoop en/of de rits van de broek van die [slachtoffer] los te maken en/of te openen en/of aan de broek van die [slachtoffer] te trekken en/of doende te zijn de broek van die [slachtoffer] uit en/of naar beneden te trekken en/of
- toen die [slachtoffer] (via het bijrijdersportier) probeerde uit haar auto te kruipen, die [slachtoffer] vast te pakken en/of zijn, verdachtes, arm (met kracht en/of heel strak) om de hals/keel van die [slachtoffer] te slaan en/of te leggen en/of te houden en/of (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht en/of langere tijd) (steeds meer) dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- (daarbij) (meermalen) aan die [slachtoffer] toe te voegen (de) woorden (van de strekking): "Do you want to die?".
T.a.v. feit 2:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- zijn, verdachtes, arm (met kracht en/of heel strak) om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gelegd en/of gehouden en/of (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht en/of langere tijd) (steeds meer) heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer] (meermalen) heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Do you want to die?",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- zijn, verdachtes, arm (met kracht en/of heel strak) om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gelegd en/of gehouden en/of (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht en/of langere tijd) (steeds meer) heeft dichtgedrukt (gehouden) en/of
- ( daarbij) aan die [slachtoffer] heeft toegevoegd (de) woorden (van de strekking): "Do you want to die?",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 augustus 2024 te Oostrum, in de gemeente Venray, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- die [slachtoffer] (met kracht) vast te pakken en/of naar achteren en/of omlaag en/of op de bijrijdersstoel van haar auto te drukken en/of te duwen en/of op die [slachtoffer] te gaan liggen en/of zitten en/of die [slachtoffer] omlaag te blijven drukken en/of duwen en/of
- zijn, verdachtes, arm (met kracht en/of heel strak) om de hals/keel van die [slachtoffer] te slaan en/of te leggen en/of te houden en/of (vervolgens) de hals/keel van die [slachtoffer] (met kracht en/of langere tijd) (steeds meer) dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2024127382, gesloten op 12 november 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 128.
2.Proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2024, pg. 17-22.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer van 14 augustus 2024, pg. 25-28.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2024, pg. 7-8.