Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. Op 5 maart 2024 heeft [naam bedrijf] (belanghebbende) verweerder verzocht om op grond van de Woo informatie openbaar te maken met betrekking tot huurovereenkomsten, erfpachtovereenkomsten dan wel opstalrechten ten aanzien van benzinestations gelegen op gemeentegrond. Uit onderzoek door verweerder is gebleken dat er één benzinestation is die op gemeentegrond staat: op het perceel [adres] te [plaats] . Hierbij is één document aangetroffen: de huur/exploitatieovereenkomst met eiseres. Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten voormeld document gedeeltelijk openbaar te maken. De volgende informatie in het document is uitgezonderd van openbaarmaking: namen en contactgegevens van natuurlijke personen en concurrentiegevoelige financiële informatie, waaronder de huurprijs. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en eiseres meegedeeld dat zal worden overgegaan tot het (gedeeltelijk) openbaar malen van de huur/exploitatieovereenkomst. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Eiseres heeft ook de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen om openbaarmaking van de overeenkomt te voorkomen.
2. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep. Dit is ter zitting met partijen besproken. De voorzieningenrechter heeft ter zitting verder vastgesteld dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de openbaarmaking van de duur van de onderlinge afspraken (huurovereenkomst) en de afspraken omtrent de oplevering aan het einde van de huur.
Standpunten van partijen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat de looptijden (van de huur) en de wijze van oplevering (van de grond) aan het einde van de huur niet is aan te merken als bedrijfs- en fabricagegegevens. Niet is gebleken dat belanghebbende zijn verzoek heeft gedaan met het oog op een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie (namelijk voor eigen bedrijfsvoering).
4. Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat de duur van de huurovereenkomst en de staat waarin bij de oplevering aan het einde van het contract moet worden opgeleverd wel degelijk bedrijfs- en fabricage gegevens betreffen, omdat deze gegevens verband houden met de (financiële) investeringen die eiseres of een andere tankstation eigenaar zal doen. Openbaarmaking van deze gegevens zal, volgens eiseres, zodoende concurrentievervalsing tot gevolg kunnen hebben. Verder stelt eiseres dat voormelde gegevens vertrouwelijk aan verweerder zijn meegedeeld (absolute uitzonderingsgrond). Indien geen sprake zou zijn van een vertrouwelijke verstrekking van de gegevens, doet eiseres een beroep op de relatieve uitzonderingsgrond en belangenafweging. In dit verband wijst zij op het bijgevoegde besluit van de gemeente Utrecht (en andere gemeenten) in een soortgelijke zaak van belanghebbende. Ten slotte stelt eiseres dat belanghebbende de gevraagde informatie (primair) wil gebruiken voor haar eigen bedrijfsvoering en hier dus een andere bedoeling mee heeft dan (enkel) het verkrijgen van publieke informatie.
Is het Woo-verzoek van belanghebbende ingediend met een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie?
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de indiener van een Woo verzoek geen belang hoeft te stellen. Verder blijkt uit het verzoek om openbaarmaking van belanghebbende dat belanghebbende (met name) duidelijkheid wenst in welke mate gemeentelijke grond beschikbaar wordt gesteld aan fossiele brandstofbedrijven en welke kansen gemeenten hebben om de overgang naar duurzame energie en mobiliteit te bevorderen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de aanvraag van belanghebbende niet kan worden afgeleid dat deze aanvraag (uitsluitend) is ingediend met een ander doel dan het verkrijgen van publieke informatie. Het feit dat de aanvraag óók is gedaan voor de eigen bedrijfsvoering van belanghebbende maakt dit niet anders.
6. Over het beroep van eiseres ter zitting op de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 18 december 2024, waarmee eiseres haar stelling dat het hier niet om publieke informatie gaat heeft onderbouwd, overweegt de voorzieningenrechter dat er in die zaak sprake was van ‘misbruik van recht’ vanwege de omvangrijke Woo-verzoeken, de weigerachtige houding van eiser bij het verzoek om zijn Woo-verzoek in te perken/te preciseren, het aantal ingediende Woo-verzoeken bij andere bestuursorganen, de rechtbankuitspraken, het procedeergedrag van eiser en het strafrechtelijk verleden van eiser. In dit geval is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake van misbruik van recht. De door eiseres aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter is dan ook in deze zaak niet van toepassing.
Is er sprake van bedrijfs- en fabricagegegevens die door eiseres vertrouwelijk zijn meegedeeld aan verweerder?
7. Over de vraag of de looptijd van de overeenkomst en de staat van oplevering kunnen worden aangemerkt als bedrijfs- en fabricagegegevens in de zin van de Woo overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
8. Op grond van vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zakenis van bedrijfs- en fabricagegegevens slechts sprake, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgelezen of afgeleid met betrekking tot de technische bedrijfsvoering of het productieproces dan wel met betrekking tot de afzet van de producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat de bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moeten worden gemaakt. Voor de vraag of informatie vertrouwelijk is meegedeeld, is voldoende dat de gegevens zijn verstrekt in een contact dat een onderneming redelijkerwijs als vertrouwelijk mocht beschouwen. Ook gegevens die uitsluitend de financiële bedrijfsvoering betreffen, kunnen onder omstandigheden als bedrijfsgegevens worden aangemerkt. Voormeld ‘begrip’ dient restrictief te worden uitgelegd.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de restrictieve uitleg van het begrip bedrijfs- en fabricagegegevens, de looptijd van de overeenkomst en de staat van oplevering geen concurrentiegevoelige gegevens zijn die de ‘financiële bedrijfsvoering’ van eiseres betreffen. Het gaat hier niet om gegevens die betrekking hebben op de technische bedrijfsvoering of het productieproces, om gegevens met betrekking tot de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers. Hierbij is ook van belang dat concurrentiegevoelige informatie, waaronder de huurprijs niet openbaar wordt gemaakt door verweerder.
10. Over het beroep van eiseres op het besluit van de gemeente Utrecht in een soortgelijk Woo-verzoek van belanghebbende, waarin staat dat sprake is van gegevens over sensitieve en confidentiële informatie, overweegt de voorzieningenrechter dat uit het besluit van deze gemeente niet kan worden afgeleid waarom sprake zou zijn van bedrijfs- en fabricage gegevens als bedoeld in de Woo. Hierbij is ook van belang dat op grond van vaste rechtspraakhet ene bestuursorgaan het andere bestuursorgaan niet kan binden door zijn wijze van uitvoeren van een wettelijke regeling.
11. Dit betekent dat verweerder het beroep van eiseres op de ‘absolute uitzonderingsgrond’ van artikel 5.1, eerste lid, onder c, terecht heeft verworpen. Nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen sprake is van bedrijfs- en fabricage gegevens, komt zij niet meer toe aan een beoordeling van de vraag of de looptijd van de overeenkomst en de staat van oplevering vertrouwelijk door eiseres aan verweerder zijn verstrekt en ook niet aan een beoordeling van de ‘relatieve uitzonderingsgrond’ van artikel 5.1, tweede lid, onder f, van de Woo.
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten tot openbaarmaking van de duur van de huur/exploitatieovereenkomst en de afspraken omtrent de oplevering aan het einde van de huur. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegezegd dat tot twee weken na de uitspraak van de voorzieningenrechter zal worden gewacht met openbaarmaking, zodat eiseres een verzoek om een voorlopige voorziening kan indienen bij de hogerberoepsrechter om openbaarmaking te voorkomen.
13. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen
.De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening dan ook af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.