ECLI:NL:RBLIM:2025:11636

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
03.220173.25 en 03.189571.25 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en poging tot doodslag in uitgaansgeweld met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 25 november 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en poging tot doodslag. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 21 juli 2025 en 22 juni 2025, waarbij de verdachte betrokken was bij uitgaansgeweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juli 2025 met een glas een andere man, [naam slachtoffer 1], in de hals heeft gestoken, wat resulteerde in een zware snijwond. De verdachte heeft ook een andere man, [naam slachtoffer 2], mishandeld op 22 juni 2025. Tijdens de zitting op 11 november 2025 zijn de verdachte en zijn raadsman verschenen, en is de officier van justitie met bewijsvoering gekomen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [naam slachtoffer 1], voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.220173.25 en 03.189571.25 (ter terechtzitting gevoegd)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 november 2025
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
gedetineerd in [detentieadres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. R.W.P. Krijnen, advocaat, kantoorhoudende te Geleen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 november 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [naam slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, bijgestaan door mr. H. Celik. De benadeelde partij is op de terechtzitting gehoord. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
Feit 1:op 21 juli 2025 heeft geprobeerd om [naam slachtoffer 1] te doden (primair) dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (subsidiair) dan wel heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (meer subsidiair).
Feit 2:op 21 juli 2025 [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld.
In de zaak met parketnummer 03.189571.25
Feit 1:op 22 juni 2025 [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Feit 2:op 22 juni 2025 opzettelijk cocaïne en amfetamine aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
De officier van justitie acht poging tot doodslag (feit 1 primair) bewezen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Voorts acht de officier van justitie feit 2 bewezen.
In de zaak met parketnummer 03.189571.25
De officier van justitie acht feit 1 bewezen. Feit 2 acht zij bewezen voor zover betreft het aanwezig hebben van 0,59 gram cocaïne. Voor het overige, het opzettelijk aanwezig hebben van 2 gram amfetamine, dient vrijspraak te volgen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat poging tot doodslag (feit 1 primair) niet kan worden bewezen omdat er geen aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer door te handelen van de verdachte zou komen te overlijden. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken. Omdat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (feit 1 subsidiair) dient de verdachte ook van dit feit te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (feit 1 meer subsidiair) heeft de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Wat betreft feit 2 heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
In de zaak met parketnummer 03.189571.25
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft feit 1 en feit 2 voor zover het betreft het voorhanden hebben van cocaïne. Voor het overige dient vrijspraak te volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 03.220173.25 [1]
De bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
[naam slachtoffer 1]deed op 21 juli 2025 aangifte en verklaarde - zakelijk weergegeven - als volgt: [2]
Ik ben in mijn nek gestoken met een stuk glas op maandag 21 juli 2025 omstreeks 3:00 uur in Maastricht.
De
verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2]rapporteerden over de beschikbare camerabeelden als volgt: [3]
Ik, verbalisant [naam verbalisant 1] , bekeek de CTR-camerabeelden afkomstig van de camera die gepositioneerd is aan de gevel Achter het Vleeshuis [perceel nummer] . De beelden vanuit deze camerapositie hebben zicht op het Sint Amorsplein.
Op de beelden zag ik omstreeks 03:06:32 uur, twee personen in beeld verschijnen waarvan één het slachtoffer en de ander de verdachte betrof.
Ik zag dat de verdachte, in zijn rechterhand een glas, mogelijk een wijnglas, hield. Ik zag dat de verdachte dit glas overnam in zijn linkerhand en kort daarna gaf hij een vuistslag tegen het slachtoffer. Ik zag dat het slachtoffer hierbij ter hoogte van zijn linkerkaak werd geraakt en daardoor uit balans raakt tegen de gevel van snackbar [naam snackbar] belandde.
Ik, [naam verbalisant 1] , zag dat de verdachte vervolgens naar achter liep en het glas weer in zijn rechterhand nam. Ik zag dat het slachtoffer weer in de richting van de verdachte liep. Op het moment dat verdachte en slachtoffer weer dicht bij elkaar stonden, zag ik dat de verdachte zijn rechterarm, met in zijn hand het glas, achterwaarts bewoog en vervolgens met kracht richting de hals van het slachtoffer gooide. Op foto 4 is een lichtkleurig deel te zien ter hoogte van de linkerschouder van slachtoffer. Dit betreft zeer waarschijnlijk de inhoud van het glas dat de verdachte in zijn rechterhand hield voordat hij hiermee uithaalde naar slachtoffer.
Ik zag dat enkele seconden na deze klap de verdachte een trap gaf in de richting van het slachtoffer. De voet van verdachte belandde hierbij ter hoogte van de buik van het slachtoffer.
De rechtbank heeft in aanvulling op de hiervoor beschreven camerabeelden uit eigen waarneming op de beelden het volgende waargenomen:
De verdachte staat op korte afstand van het slachtoffer. Hij stapt met zijn rechterbeen naar voren, gaat met zijn linkerbeen omhoog en draait zijn rechterschouder mee richting het slachtoffer. Vervolgens maakt hij een krachtige bovenwaartse zwaaibeweging waarbij zijn hand richting de hals/het gezicht van het slachtoffer beweegt.
De
verdachteverklaarde ter terechtzitting van 11 november 2025 - zakelijk weergegeven - als volgt:
Ik had een wijnglas in mijn hand en dat heb ik naar het slachtoffer gegooid.
In de forensisch medisch letselrapporrage is het volgende opgenomen omtrent het letsel van [naam slachtoffer 1] : [4]
Beschrijving letselOp de linkerzijde van de hals, onder de onderste haargrens van de baard, is een gebogen streepvormige, verheven huidbeschadiging zichtbaar van circa 13 cm lang. Er zijn 16 zwarte hechtdraden zichtbaar. Aan de onderzijde van deze huidbeschadiging tot aan de haargrens van de borst is een onscherp begrensde, gele huidverkleuring zichtbaar [foto 9 t/m 13].
Soort verwonding
Het beschreven letsel betreft, mede op basis van de medische informatie, een steek- of snijverwonding. Bij een steekverwonding is de diepte groter dan de lengte en bij een snijverwonding is de lengte van de wond groter dan de diepte. Een steekverwonding kan door tal van voorwerpen worden aangebracht, zoals een mes, schaar, vorken, schroevendraaiers. Een snijverwonding wordt veroorzaakt door een scherprandig of puntig voorwerp.
Op 30 juli 2025 ontving ik de medische gegevens vanuit het MUMC+. Het betreft een brief van de spoedeisende hulp (SEH), een opname brief van de chirurgie en een operatie verslag.
Betrokkene is op 21 juli 2025 beoordeeld op de SEH. In de linker hals is een verwonding van 3-4 cm zichtbaar die diep is. Een CT-scan van de hals met contrast middel liet een actieve bloeding zien uit waarschijnlijk de vena jugularis anterior links (dit betreft een bloeding van de voorste halsader links) met rondom de actieve bloeding een onderhuidse bloeduitstorting. Betrokkene werd vanuit de SEH naar de operatiekamer gebracht en geopereerd aan de hals. Hierbij is de oorspronkelijke verwonding groter gemaakt. De schede van de halsslagader (carotisschede) is niet gepenetreerd. Het geraakte bloedvat is zowel aan de boven als onderzijde onderbonden (afsluiten van een bloedvat) waarna het bloeden is gestopt.
De verwachte genezingsduur betreft circa 2-3 maanden.
Er zal sprake zijn van een blijvend litteken in zijn hals.
De bewijsoverweging
Feit 1 primair - poging doodslag
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte opzettelijk gepoogd heeft het slachtoffer te doden.
De rechtbank is van oordeel dat het procesdossier geen aanknopingspunten bevat voor de conclusie dat de verdachte met vol opzet heeft gehandeld. Dat wil zeggen dat er geen bewijs is voor de conclusie dat de verdachte willens en wetens het slachtoffer van zijn leven wilde beroven.
Dan de vraag of er sprake is van voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip 'aanmerkelijke kans' afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
De rechtbank is van oordeel dat in casu geen aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer, door het handelen van de verdachte, het leven had kunnen laten. Het enkel van dichtbij met kracht gooien van een glas in de richting van vitale delen van het lichaam van het slachtoffer -in dit geval zijn halsgebied- is daarvoor niet voldoende. Dit oordeel zou anders kunnen luiden bij bijkomende omstandigheden, bijvoorbeeld indien vastgesteld zou kunnen worden dat het glas gebroken was en scherpe randen bevatte tijdens het gooien. Aanknopingspunten hiervoor ontbreken echter in het procesdossier. Daarom luidt het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende ingrediënten zijn voor de conclusie dat het slachtoffer zijn leven had kunnen verliezen door het handelen van de verdachte.
Op grond van het voorgaande spreekt de rechtbank de verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onderfeit 1 subsidiairtenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Feit 1 subsidiair - toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Voor de rechtbank staat vast dat het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen, als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd dient te worden. Uit de medische stukken en de daarbij behorende foto’s blijkt immers dat het slachtoffer een lange en diepe snijwond had in zijn hals. Een operatie en 16 hechtingen waren noodzakelijk ter behandeling van zijn verwonding. Het slachtoffer heeft hier een blijvend litteken van 13 centimeter aan overgehouden. Daarmee beantwoordt dit letsel aan de criteria van zwaar lichamelijk letsel, zoals door de Hoge Raad gesteld in zijn uitspraak van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051).
De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte dit zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer opzettelijk heeft toegebracht. De verdachte heeft met een krachtige bovenwaartse zwaaibeweging een glas richting de hals van het slachtoffer gegooid. Op het moment dat hij gooide stond hij op korte afstand van het slachtoffer. Gelet op deze uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, kan het niet anders dan dat de verdachte op dat moment willens en wetens zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan het slachtoffer.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling.
Feit 2
Aangezien de verdachte feit 2 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359 derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] van 21 juli 2025; [5]
- Het proces-verbaal van de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] ; [6]
- De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
In de zaak met parketnummer 03.189571.25 [7]
Feit 1
Aangezien de verdachte feit 1 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359 derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- Het proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] van 22 juni 2025; [8]
- Het proces-verbaal van de verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] ; [9]
- De bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2025.
Feit 2
De rechtbank heeft geconstateerd dat niet middels de zogenoemde SIN nummers vastgesteld kan worden dat het bij de onderzochte stoffen ging om stoffen die in beslag werden genomen. Daarmee is de zogeheten
chain of evidenceonderbroken. Gelet daarop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
Feit 1 subsidiair
op 21 juli 2025 te Maastricht, aan een ander, te weten [naam slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe en lange snijwond in de hals, heeft toegebracht, door met kracht een wijnglas tegen de hals van die [naam slachtoffer 1] te gooien;
Feit 2
op 21 juli 2025 te Maastricht [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] in het gezicht te slaan en in zijn buik te trappen.
In de zaak met parketnummer 03.189571.25
Feit 1
op 22 juni 2025 te Maastricht [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
Ten aanzien van feit 1 subsidiair: zware mishandeling
Ten aanzien van feit 2: mishandeling
In de zaak met parketnummer 03.189571.25
Ten aanzien van feit 1: mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met dien verstande dat het meewerken aan middelencontrole om het gebruik te beheersen wordt gewijzigd in een controle op het verbod op middelengebruik. Voorts dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de heer [naam slachtoffer 1] te worden opgenomen. Het advies van de reclassering inzake de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden dient, met de aanpassing zoals gevorderd, te worden overgenomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren bepleit, gecombineerd met een taakstraf van 240 uur, dan wel een gevangenisstraf van 28 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren bepleit. Met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en aangevuld door de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een 22-jarige man in de openbare ruimte in een uitgaansgebied in het centrum van Maastricht zwaar mishandeld door met kracht een glas richting zijn hals te gooien. Hierdoor heeft het slachtoffer een lange en diepe snijwond opgelopen, hetgeen geresulteerd heeft in een blijvend litteken van 13 centimeter in zijn hals. Het slachtoffer is hierdoor letterlijk en figuurlijk getekend voor het leven. Omdat het litteken zich in de hals bevindt, zal het ook altijd zichtbaar blijven voor de buitenwereld. Naast deze zware mishandeling heeft de verdachte het slachtoffer mishandeld door hem in het gezicht te slaan en in zijn buik te trappen. De verdachte heeft door zo te handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met alle pijn, ongemak en psychisch leed tot gevolg.
Ongeveer een maand daarvoor heeft de verdachte een eveneens 22-jarige man in het uitgaansgebied van Maastricht mishandeld door hem met een vuist in zijn gezicht te slaan, waardoor hij op de grond viel. Ook hier is de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. In beide gevallen was de verdachte onder invloed van middelen.
Bij de bepaling van de straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de LOVS richtlijnen (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Daarin wordt, bij opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen), een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vermeld van zeven maanden. Een taakstraf van 120 uur wordt vermeld bij een mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het navolgende.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in 2023 in België is veroordeeld voor een fors geweldsdelict. Er is aldus sprake van recidive.
Verder werkt in strafverzwarende zin mee het gegeven dat de feiten gepleegd zijn in de nachtelijke uren en nabij en in een uitgaansgelegenheid. Hierdoor waren verschillende mensen ongevraagd getuige van het uitgaansgeweld. Daar komt bij dat de verdachte, ten tijde van het plegen van de feiten, onder invloed was van verdovende middelen.
De rechtbank heeft verder in algemene zin acht geslagen op het rapport van de reclassering van 22 oktober 2025. De reclassering maakt zich zorgen over het middelengebruik en de agressieregulatie van de verdachte. Zij adviseren een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole. Om een gedragsverandering en de kans op herhaling te verkleinen, adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de genoemde voorwaarden en het toezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, een passende sanctie is voor de door de verdachte gepleegde feiten. De rechtbank deelt de zorgen van de reclassering en zal de adviezen overnemen, met dien verstande dat ook een verbod op middelengebruik aan de voorwaarden zal worden toegevoegd. Tevens wordt een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer 1] opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij vordert schadevergoeding tot een bedrag van 2.368,64 euro ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
eigen risico zorgverzekering: 354,74 euro
littekencrème: 103,90 euro
immateriële schade: 19.910 euro
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om een contactverbod zodra de verdachte vrijkomt.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is, mede gelet op artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de posten:
eigen risico zorgverzekering: 354,74 euro;
littekencrème: 103,90 euro.
De schade is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging niet weersproken. De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar.
Immateriële schade
Vergoeding van immateriële schade is op grond van art. 6:106 sub b BW onder meer mogelijk als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval staat vast dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van het door de verdachte gepleegde strafbare feit. Hij heeft letsel aan zijn hals opgelopen welk letsel door medisch ingrijpen geresulteerd heeft in een groot litteken in zijn hals. Gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend als schadevergoeding, is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 10.000 euro billijk is. De rechtbank wijst daarom de vordering van de benadeelde partij tot dat bedrag toe. De rechtbank wijst het meer gevorderde af.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 juli 2025.
De rechtbank ziet tot slot aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder vier tenlastegelegde feit.
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd.
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt
a. De veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij
Verslavingsreclassering Limburg Mondriaan op het adres [adres reclassering] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
De veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Alcohol en Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
De veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
De veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan Verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk of aansluitend na het afronden van de gedragsinterventies. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
De veroordeelde gebruikt geen drugs en/of alcohol en werkt mee aan een controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [naam slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zolang de reclassering dit verbod nodig vindt.
  • geeft aan Verslavingsreclassering Limburg Mondriaan de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] ten aanzien van feit 1 gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • wijst de vordering ten aanzien van het meergevorderde aan immateriële schadevergoeding af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot op heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] van een bedrag van 10.458,64 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 21 juli 2025 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 87 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. D. Osmić en
mr. dr. W. Kieboom, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 november 2025.
BIJLAGE I:De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03.220173.25
1.
primairhij op of omstreeks 21 juli 2025 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ander, te weten [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, met kracht, althans met een uithaal en/of zwaaiende beweging een (wijn)glas in/tegen de hals/nek van die [naam slachtoffer 1] (kapot) heeft gegooid en/of geslagen en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 21 juli 2025 te Maastricht, aan een ander, te weten [naam slachtoffer 1] ,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe en/of lange snijwond in de hals/nek, heeft toegebracht, door met kracht, althans met een uithaal en/of zwaaiende beweging een (wijn)glas in/tegen de hals/nek van die [naam slachtoffer 1] (kapot) te gooien en/of te slaan en/of te snijden;
meer subsidiairhij op of omstreeks 21 juli 2025 te Maastricht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met kracht, althans met een uithaal en/of zwaaiende beweging een (wijn)glas in/tegen de hals/nek van die [naam slachtoffer 1] (kapot) heeft gegooid en/of geslagen en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 juli 2025 te Maastricht [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer 1] in het gezicht te slaan en/of in zijn buik althans tegen zijn lichaam te trappen.

In de zaak met parketnummer 03.189571.25

1.
hij op of omstreeks 22 juni 2025 te Maastricht [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld, door hem te slaan;
2.
hij op of omstreeks 22 juni 2025 te Maastricht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of amfetamine(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2025121532, gesloten op 3 september 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 129.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 1] van 21 juli 2025, pagina 10 tot en met 11.
3.Proces-verbaal van beschrijving camerabeelden Sint Amorsplein van 25 juli 2025, pagina 67 tot en met 80.
4.Letselrapportage GGD Forensische Dienst Limburg van 5 augustus 2025, pagina 32 tot en met 45.
5.Proces-verbaal van aangifte van 21 juli 2025, pagina 10 tot en met 11.
6.Proces-verbaal van beschrijving camerabeelden Sint Amorsplein van 25 juli 2025, pagina 67 tot en met 80.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2025103281, gesloten op 8 september 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 41.
8.Proces-verbaal van aangifte van [naam slachtoffer 2] van 22 juni 2025, pagina 5 en 6.
9.Proces-verbaal van bevindingen, van 22 juni 2025 pagina 9 tot en met 11.