ECLI:NL:RBLIM:2025:10993

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
11930586 CV EXPL 25-4159
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en contractsoverneming van huurovereenkomst bij verkoop stacaravan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 7 november 2025, draait het om een kort geding waarin eiser, [eiser], vordert dat gedaagde, [gedaagde], meewerkt aan de overdracht van de huurovereenkomst voor een standplaats van een stacaravan. De kwestie ontstond na de verkoop van de stacaravan door [gedaagde] aan [eiser], waarbij de vraag centraal staat of de huurovereenkomst voor de standplaats was inbegrepen in de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat het aannemelijk is dat de partijen de overdracht van de huurovereenkomst bij de verkoop hebben bedoeld. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe, waarbij [gedaagde] wordt veroordeeld tot medewerking aan de contractsoverneming. Tevens wordt een dwangsom van € 500,00 per dag opgelegd indien [gedaagde] niet binnen zeven dagen na betekening van het vonnis meewerkt. De vordering tot schadevergoeding van [eiser] wordt afgewezen, omdat deze niet als spoedeisend wordt beschouwd. De proceskosten worden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11930586 \ CV EXPL 25-4159
Vonnis in kort geding van 7 november 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2. [eiseres sub 2],
beiden te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. J.J.L. van Beijsterveldt,
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] (eisers gezamenlijk, in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 24 oktober 2025 met zestien producties;
- de mondelinge behandeling van 3 november 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt die aan het procesdossier zijn toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft zijn stacaravan op perceel [nummer] op recreatiepark Camping [naam camping] te koop gezet door een briefje op de stacaravan te plakken met de volgende tekst:
“Te koop
Stacaravan met aanbouw 6.7m x 11m. De caravan is van 2008 en de aanbouw van Aluminium en Kunststoff kozijnen van kömmerling.
De hele aanbouw staat op een stalen constructie van 8x8cm profielen. De caravan is ingericht met 2 slaapkamers, een bad kamer en een wc en woonkamer met keuken in een. De aanbouw heeft een washok, slaapkamer en een zitkamer. De plaats is 21x 13m en heeft dubbel stroom (2x16 amp). De hele plaats is bestraat, ook onder de caravan.(…)”.
2.2.
De stacaravan van [gedaagde] wordt ook vermeld op een lijst van de campingbeheerder van 20 mei 2025 en van 22 juli 2025. Op die lijst is vermeld: “het kopen van een caravan met behoud van plaats is gebonden aan verkoopvoorwaarden en geldende bouwvoorschriften. Verkoop met behoud van plaats kan uitsluitend geschieden bij voorafgaande verkregen toestemming van de directie.(…)”. De campingbeheerder heeft in een e-mail van 3 augustus 2025 aan [eiser] verklaard dat alle caravans die op de lijst worden vermeld, inclusief overname van de standplaats zijn.
2.3.
In de “regels bij verkoop van een vakantieverblijf met behoud van standplaats” van de campingbeheerder is – kort gezegd – opgenomen dat bij verkoop van een vast vakantieverblijf met behoud van standplaats is opgenomen dat de verkoper verplicht is een keuring en taxatie van het te verkopen vakantieverblijf te laten uitvoeren indien het verblijf ouder is dan acht jaar.
2.4.
[gedaagde] heeft een taxatie laten uitvoeren. Uit het taxatierapport volgt dat de waarde van de stacaravan is getaxeerd op € 10.500,00.
2.5.
[eiser] heeft de stacaravan van [gedaagde] gekocht. In artikel 2 van de op 22 juni 2025 gesloten koopovereenkomst is opgenomen dat de eigendom van de stacaravan met aanbouw overgaat op koper op 22 juni 2025. In artikel 3 van de koopovereenkomst is een koopprijs van € 31.000,00 bepaald, waarvan € 5.000,00 te betalen bij ondertekening van de overeenkomst en € 26.000,00 uiterlijk te betalen op 25 juni 2025. [eiser] heeft de aanbetaling zoals overeengekomen voldaan op 22 juni 2025.
2.6.
In artikel 4 van de koopovereenkomst is als volgt opgenomen:
“Koper verklaart het object voorafgaand aan de overdracht te hebben geïnspecteerd en accepteert uitsluitend de op dat moment zichtbare gebreken.
Verkoper verklaart dat alle aanwezige faciliteiten en installaties in de stacaravan en aanbouw, waaronder maar niet beperkt tot gas, water, elektriciteit, verwarming, sanitair, keukenapparatuur en overige technische voorzieningen, zich op het moment van overdracht in goede en deugdelijke werkende staat bevinden.
Indien binnen een periode van zes (6) maanden na de datum van overdracht gebreken of defecten aan genoemde voorzieningen blijken, welke op het moment van overdracht niet zichtbaar waren voor koper, komen de kosten van herstel of vervanging geheel voor rekening van de verkoper, tenzij deze gebreken zijn ontstaan door onjuist gebruik, opzet of grove nalatigheid van de koper.(…)”
2.7.
In artikel 5 van de koopovereenkomst is bepaald:
“Verkoper verklaart dat alle parkkosten en staangelden met betrekking tot het perceel en gebruik van het recreatiepark voor de periode 2025-2026 volledig zijn voldaan. Koper is derhalve pas voor het eerst verantwoordelijk voor parkkosten met ingang van het seizoen 2026 of een latere periode, tenzij anders overeengekomen met de parkbeheerder.”
2.8.
In artikel 6 zijn partijen overeengekomen:
“(…) De verkoop wordt ongedaan gemaakt indien de directie van Camping [naam camping] , na het verplichte kennismakingsgesprek met de koper, geen toestemming geeft voor overname van de plaats en/of stacaravan.”
2.9.
De campingbeheerder heeft voornoemde toestemming gegeven en heeft [gedaagde] verzocht in te stemmen met overdracht van de huur voor de plaats aan [eiser] middels ondertekening van een overdrachtsformulier.
2.10.
[eiser] heeft bij het verwijderen van wand- en vloerafwerking in de caravan diverse gebreken ontdekt. Hij heeft [gedaagde] hierover per Whatsappbericht van 25 juni 2025 geïnformeerd en aangekondigd dat hij de betaling van het restantbedrag opschortte totdat partijen het eens zouden zijn over de kosten van herstel van de gebreken. [gedaagde] is daarmee akkoord gegaan.
2.11.
[eiser] heeft vervolgens een offerte opgevraagd voor het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden. In een offerte van 2 juli 2025 zijn de herstelkosten geschat op € 5.493,40. [eiser] heeft vervolgens aan [gedaagde] aangekondigd € 6.000,00 voor de herstelkosten te verrekenen met het restant van de koopprijs. Hij heeft het resterende bedrag van de koopprijs van € 20.000,00 aan [gedaagde] voldaan.
2.12.
[gedaagde] weigert het overdrachtsformulier voor de overname van de huurovereenkomst van de standplaats te ondertekenen, ook na diverse verzoeken daartoe van [eiser] en diens gemachtigde.
2.13.
Omdat [eiser] geen gebruik kon maken van de stacaravan heeft hij een andere stacaravan gehuurd op dezelfde camping om in juli 2025 alsnog zijn vakantie daar te kunnen doorbrengen. De kosten daarvan bedroegen € 2.008,00.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te veroordelen tot het, in de breedste zin van het woord, volledig meewerken aan de overdracht van het huurrecht voor perceel [nummer] op recreatiepark Camping [naam camping] aan [eiser] , door ten minste het daartoe bestemde overdrachtsformulier te ondertekenen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of een gedeelte daarvan als [gedaagde] daaraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
- te bepalen dat, als het maximum van de dwangsommen is verbeurd, dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] in het overdrachtsformulier voor overdracht van het huurrecht voor perceel [nummer] op recreatiepark Camping [naam camping] aan [eiser] ;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 2.008,00 aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] legt hieraan ten grondslag dat de stacaravan inclusief overname van de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats is verkocht en vordert daarom nakoming van de overeenkomst, in die zin dat [gedaagde] wordt veroordeeld om mee te werken aan die contractsoverneming. Indien [gedaagde] niet aan die veroordeling voldoet, vordert [eiser] dat dit vonnis, op grond van artikel 3:300 lid 2 BW, in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] in het overdrachtsformulier van de campingbeheerder die verhuurder is van de standplaats. Omdat [eiser] door het niet nakomen van de koopovereenkomst extra kosten heeft moeten maken om zijn vakantie in een andere stacaravan te vieren, vordert hij de kosten daarvan als schadevergoeding van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Hij voert daartoe aan dat hij alleen akkoord kon gaan met een betaling van € 25.000,00 als de caravan van de standplaats verwijderd zou worden omdat, zo begrijpt de kantonrechter, de overdracht van de huurovereenkomst van de standplaats niet was inbegrepen in de koop.
Verder voert hij aan dat de oorspronkelijke vraagprijs van de stacaravan € 35.000,00 was maar dat die, vanwege zichtbare gebreken, verlaagd is naar € 31.000,00. [eiser] heeft in de offerte die hij heeft laten maken ook die zichtbare gebreken, waarvoor dus al een korting op de koopprijs was toegepast, meegenomen zodat niet nog eens € 6.000,00 aan herstelkosten in mindering zou mogen strekken op de koopprijs. Omdat nog niet de gehele koopsom is voldaan, is geen sprake van eigendomsoverdracht van de stacaravan, aldus [gedaagde] . Tot slot voert [gedaagde] aan dat hij nooit de gelegenheid heeft gekregen om zelf de gebreken te herstellen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Medewerking verlenen overdracht van de huur van de standplaats
4.1.
Een voorziening in kort geding kan slechts worden gegeven als sprake is van een spoedeisende zaak waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] ten aanzien van het verlenen van medewerking aan de contractsoverneming van de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats van de stacaravan aannemelijk gemaakt dat sprake is van een spoedeisend belang.
4.2.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. De kantonrechter dient daarbij uit te gaan van de feiten met de beperkte onderzoeksmogelijkheden die het kort geding hem biedt, aangezien bewijslevering in deze procedure in beginsel niet plaatsvindt.
4.3.
In artikel 6:159 BW is bepaald dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij met medewerking van deze laatste kan overdragen aan een derde bij een tussen haar en de derde opgemaakte akte. [eiser] heeft gesteld, en [gedaagde] heeft dit niet betwist, dat de verhuurder van de standplaats al toestemming heeft gegeven voor de contractsoverneming van de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats zodat [gedaagde] en [eiser] enkel nog de in artikel 6:159 BW bedoelde akte moeten opmaken en ondertekenen. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat het bij Camping [naam camping] gebruikelijk is dat dit door ondertekening van een overdrachtsformulier (in dit geval dus de akte) gebeurt.
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is, zo begrijpt de kantonrechter, dat de overdracht van de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats niet in de koopovereenkomst van de stacaravan was inbegrepen en dat hij daarom niet gehouden is aan het verlenen van zijn medewerking daaraan. De kantonrechter stelt voorop dat de overname van de huurovereenkomst van de standplaats weliswaar niet expliciet in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst is opgenomen maar dat de vraag hoe in een contract de verhouding van partijen is geregeld, en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract; voor de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn van beslissende betekenis alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar wat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen [1] .
4.5.
De kantonrechter is, bij gebrek aan enige onderbouwing van het verweer van [gedaagde] , van oordeel dat [eiser] aannemelijk heeft gemaakt dat het steeds de bedoeling van partijen is geweest om ook de huurovereenkomst van de standplaats over te dragen bij de verkoop van de stacaravan. De kantonrechter neemt daarbij in overweging dat de stacaravan is aangeboden met een omschrijving van de standplaats, dat deze ook is aangeboden via een verkooplijst van de camping waarop alleen stacaravans inclusief standplaats zijn vermeld, dat de verkoopvoorschriften voor verkoop inclusief standplaats zijn gevolgd nu de campingbeheerder toestemming heeft gegeven voor de verkoop en contractsoverneming en [gedaagde] een taxatie van de stacaravan heeft laten uitvoeren, dat in artikel 5 van de koopovereenkomst is bepaald dat [eiser] pas voor het eerst verantwoordelijk zou worden voor de parkkosten met ingang van het seizoen 2026 of later (hetgeen de overdracht van de huur van de standplaats impliceert) en, tot slot, dat de stacaravan, met aanbouw, evenmin voor verplaatsing bedoeld is, zodat bezwaarlijk kan worden aangenomen dat partijen bedoeld kunnen hebben dat de overdracht van de standplaats geen onderdeel van de transactie zou zijn.
4.6.
[gedaagde] voert voorts aan dat geen sprake is geweest van eigendomsoverdracht van de stacaravan omdat [eiser] niet de volledige koopsom heeft voldaan. Uit artikelen 2 en 3 van de koopovereenkomst blijkt echter het tegendeel nu partijen daarin expliciet zijn overeengekomen dat de eigendom overging van [gedaagde] op [eiser] op 22 juni 2025, na betaling van de eerste termijnbetaling. Tot slot heeft [gedaagde] , voor zover van belang voor de vorderingen van [gedaagde] , aangevoerd dat hij het niet eens was met het bedrag aan herstelkosten dat [eiser] in mindering heeft gebracht op de overeengekomen koopprijs en dat hij niet de gelegenheid heeft gekregen om zelf de gebreken te herstellen. De kantonrechter is van oordeel dat partijen in artikel 4 van de koopovereenkomst de heldere afspraak hebben opgenomen dat de herstelkosten met betrekking tot gebreken aan de stacaravan die [eiser] binnen zes maanden na de datum van overdracht zou constateren voor rekening van [gedaagde] zouden komen. Dat in de offerte die [eiser] heeft laten opmaken ook de herstelkosten van de al bij aankoop van de stacaravan zichtbare gebreken zijn opgenomen blijkt bovendien niet uit die offerte en is door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd.
4.7.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het toewijzen van het gevorderde in dit kort geding. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen tot het verlenen van zijn medewerking aan de contractsoverneming van de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats.
4.8.
Gelet op de weigerachtige houding van [gedaagde] acht de kantonrechter het redelijk om aan voornoemde veroordeling een dwangsom te verbinden van € 500,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00, indien [gedaagde] niet binnen zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis tot het verlenen van voornoemde medewerking is overgegaan.
4.9.
De kantonrechter zal, op de voet van artikel 3:300 lid 2 BW, eveneens bepalen dat deze uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling zoals in die bepaling bedoeld. Dit houdt in dat, als [gedaagde] blijft weigeren mee te werken aan de overname van de huurovereenkomst, en het maximumbedrag aan dwangsommen verbeurd is, dit vonnis in de plaats van zijn toestemming en/of handtekening treedt.
Schadevergoeding
4.10.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding is het de kantonrechter niet gebleken dat de betaling daarvan zodanig spoedeisend is dat een onmiddellijke voorziening vereist is. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Volgens vaste rechtspraak is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. [eiser] heeft betoogd dat door de verwantschap met de hoofdvordering ook het spoedeisende belang voor deze nevenvordering is gegeven. De kantonrechter stelt voorop dat de Hoge Raad [2] weliswaar heeft geoordeeld dat indien de hoofdvordering voldoende spoedeisend is om in kort geding te kunnen worden beoordeeld, de proceseconomie ermee gebaat is dat in hetzelfde geding ook over een daarmee nauw verwante nevenvordering kan worden beslist. Daaruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat het betalen van een als nevenvordering gevorderde schadevergoeding, ook als ‘nauw verwante nevenvordering’ moet worden gezien. Dit is ten opzichte van de vordering tot het meewerken aan de contractsoverneming van de huurovereenkomst te beschouwen als een zelfstandige geldvordering waarvoor een afzonderlijk spoedeisend belang vereist is. Een dergelijk afzonderlijk spoedeisend belang heeft [eiser] echter niet gesteld zodat deze vordering zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Heemwonen als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.351,45
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het, in de breedste zin van het woord, volledig meewerken aan de overdracht van het huurrecht voor perceel [nummer] op recreatiepark Camping [naam camping] aan [eiser] , door ten minste het daartoe bestemde overdrachtsformulier te ondertekenen, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of een gedeelte daarvan, met een maximum van € 5.000,00, als [gedaagde] niet binnen zeven kalenderdagen na betekening van dit vonnis tot het verlenen van zijn medewerking is overgegaan,
5.2.
bepaalt dat, zodra het maximum van voornoemde dwangsommen is verbeurd, dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [gedaagde] in het overdrachtsformulier (de akte) voor overname van de huurovereenkomst ten aanzien van perceel [nummer] op recreatiepark Camping [naam camping] aan [eiser] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van € 1.351,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze niet tijdig zijn betaald en te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025.
LC

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
2.ECLI:NL:HR:2007: BA1522