ECLI:NL:RBLIM:2025:10988

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
C/03/346391 / KG ZA 25-404
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming woning in kort geding met afwijzing vordering tot schorsing van tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 november 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en STICHTING WOONPUNT. De zaak betreft een executiegeschil over de ontruiming van een woning. [eiseres] had een huurovereenkomst met Woonpunt, maar kwam in betalingsproblemen, wat leidde tot een ontruimingsvonnis van de kantonrechter op 4 mei 2022. Woonpunt heeft na een periode van opschorting van de executie op 23 september 2025 het vonnis betekend aan [eiseres], die vervolgens een kort geding heeft aangespannen om de tenuitvoerlegging te schorsen. [eiseres] stelde dat er nieuwe feiten waren die een noodtoestand opleverden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze feiten niet nieuw waren en dat de executie niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt dat de executie van een ontruimingsvonnis na een lange periode niet automatisch misbruik van recht oplevert, en dat de belangen van de verhuurder bij executie zwaarwegend zijn.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/346391 / KG ZA 25-404
Vonnis in kort geding van 7 november 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. T.R.S. Franssen,
tegen
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: mr. L.P. Paffen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 oktober 2025, met de producties 1 t/m 6,
- het verweerschrift, met de producties 1 t/m 11,
- de mondelinge behandeling van 24 oktober 2025,
- de pleitaantekeningen van [eiseres] .

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen heeft een huurovereenkomst gegolden, waarbij Woonpunt, als verhuurder, aan [eiseres] , als huurder, de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) verhuurde tegen een vooruit te betalen huurprijs van laatstelijk € 646,67 per maand.
2.2.
Woonpunt heeft [eiseres] bij dagvaarding van 14 juni 2021 in rechte betrokken, vanwege een huurachterstand van in totaal € 3.538,96. In die procedure heeft Woonpunt – samengevat – gevorderd ontbinding van de huurovereenkomst met veroordeling van [eiseres] tot ontruiming van de woning onder betaling van huurachterstand en kosten, en betaling van € 646,67 per maand aan huur c.q. gebruikersvergoeding, tot en met de ingegane maand van de ontruiming.
2.3.
Bij vonnis van de kantonrechter van 4 mei 2022 (zaak/rolnummer 9285105 VC EXPL 21-3031) zijn de vorderingen van Woonpunt toegewezen [1] : de kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en [eiseres] veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand en de gebruiksvergoeding. Tegen het vonnis van de kantonrechter is geen rechtsmiddel aangewend.
2.4.
Bij brief van 12 januari 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder namens Woonpunt aan [eiseres] bericht dat haar dossier is opgeschort tot en met 22 april 2022, omdat zij gedupeerde is van de toeslagenaffaire [2] . Die opschorting is verlengd.
2.5.
Op 23 september 2025 heeft Woonpunt de grosse van het vonnis van 4 mei 2022 aan [eiseres] betekend. Aan [eiseres] is het bevel gedaan om binnen twee dagen in totaal € 6.920,76 (hoofdsom, kosten en verdere termijnen tot 31 oktober 2025) te betalen, de woning binnen twee weken te ontruimen en te verlaten en (indien aan de orde) de gebruiksvergoeding vanaf 1 oktober 2025 tot ontruiming te betalen [3] . Daarbij is aangezegd dat bij niet tijdige voldoening aan het bevel op 29 oktober 2025 zal worden overgegaan tot de gerechtelijke ontruiming van de woning.
2.6.
[eiseres] had op 16 oktober 2025 [4] de gebruiksvergoedingen van de maanden augustus tot en met oktober 2025 niet (bij vooruitbetaling) voldaan en zij heeft de woning niet ontruimd. Op 20 oktober 2025 heeft [eiseres] de vergoeding voor de maand oktober 2025 aan Woonpunt betaald en bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een aanvraag kort geding ingediend.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na vermindering van eis op de mondelinge behandeling – dat de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 mei 2022 schorst, althans zal bepalen dat de aangekondigde ontruiming van de woning, aangezegd tegen 29 oktober 2025, geen doorgang mag vinden, althans een maatregel treft zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, onder veroordeling van Woonpunt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Zij stelt – samengevat – dat de tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 mei 2022, met name de ontruiming, misbruik van recht oplevert en in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Er is volgens [eiseres] namelijk sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die niet zijn betrokken bij het wijzen van het vonnis van 4 mei 2022, die maken dat ontruiming leidt tot een onredelijke en disproportionele uitkomst. [eiseres] stelt in dit verband dat zij gedupeerde is van de toeslagenaffaire en dat zij haar huurschuld kan inbrengen bij Sociale Banken Nederland (hierna: SBN). Op dit moment is nog niet beoordeeld of de schulden van [eiseres] door SBN worden overgenomen. Ontruiming zou onomkeerbare gevolgen hebben: als later blijkt dat de schuld door de Staat wordt overgenomen is het leed al geschied en staat [eiseres] op straat. Het belang van Woonpunt weegt niet op tegen deze onherstelbare gevolgen.
Bovendien is volgens [eiseres] sprake van misbruik van recht, dan wel rechtsverwerking omdat Woonpunt het vonnis van 4 mei 2022 meer dan 3,5 jaar heeft laten liggen en in die periode niet het voornemen heeft geuit dat vonnis te executeren. In de rechtspraak is uitgemaakt dat executie van een ontruimingsvonnis na één jaar misbruik van recht oplevert, aldus [eiseres] .
Tot slot stelt [eiseres] , onder verwijzing naar artikel 7:230 BW, dat de huurovereenkomst stilzwijgend tussen partijen is verlengd en dat zij ook gelet daarop mocht vertrouwen dat niet werd ontruimd.
3.3.
Woonpunt voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afspraak partijen
4.1.
Op de mondelinge behandeling van 24 oktober 2025 hebben partijen – na een korte onderbreking voor overleg – verklaard dat zij zijn overeengekomen dat Woonpunt de woning niet zal ontruimen vóór 3 december 2025. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Woonpunt die afspraak zal nakomen en overweegt nog het volgende.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening staat tussen partijen niet ter discussie en volgt uit de aangezegde ontruiming van de woning.
Dient de tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 mei 2022 te worden geschorst?
4.3.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een vordering in kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Hiervan is sprake indien de rechter van oordeel is dat de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard (HR 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575). Ook kunnen zich andere situaties voordoen waarin in verband met na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten sprake is van misbruik van bevoegdheid overeenkomstig de in art. 3:13 BW genoemde maatstaf.
4.4.
Niet is gesteld of gebleken dat het vonnis van 4 mei 2022 op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag berust die ertoe kan leiden dat executie van het vonnis misbruik van bevoegdheid oplevert.
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van na het vonnis van 4 mei 2022 voorgevallen of aan het licht gekomen omstandigheden die een noodtoestand aan de zijde van [eiseres] opleveren waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 mei 2022 niet kan worden aanvaard. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe het volgende.
4.5.1.
De omstandigheden dat [eiseres] haar woning dreigt te verliezen en gedupeerde is van de toeslagenaffaire zijn al naar voren gebracht bij de kantonrechter en meegewogen bij zijn beslissingen in het vonnis van 4 mei 2022. Dit zijn dus geen omstandigheden die pas na het vonnis zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen. Het verlies van de woning is bovendien inherent aan de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter.
4.5.2.
De stelling dat [eiseres] haar oude huurschuld alsnog, met hulp van een bewindvoerder, kan inbrengen bij SBN en dat SBN deze schuld vervolgens mogelijk zal overnemen wordt verworpen, omdat deze stelling onvoldoende concreet en onvoldoende onderbouwd is. [eiseres] heeft niet met stukken onderbouwd dat de oude huurschuld bij Woonpunt alsnog (de dato eind 2025) met succes kan worden ingebracht bij SBN. Uit de door [eiseres] overgelegde producties lijkt juist het tegendeel van die stelling te volgen. In de producties 4 en 4A is immers te lezen dat [eiseres] haar schulden had moeten indienen voor 2 januari 2024, respectievelijk dat er een einddatum geldt voor het indienen van schulden, namelijk tot zes maanden nadat vaststaat dat de desbetreffende persoon gedupeerde is. Uit productie 3 blijkt dat [eiseres] in 2021 een vergoeding van € 30.000,00 heeft ontvangen van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen.
Daar komt bij dat [eiseres] opnieuw, aanvankelijk drie, en na betaling op 20 oktober 2025 nog twee, maanden achterstand in de gebruiksvergoeding heeft laten ontstaan en Woonpunt in het ongewisse liet voor de reden van die achterstand. Woonpunt heeft onbetwist gesteld dat deze recente achterstand in ieder geval niet in aanmerking komt voor overname door SBN, aangezien SBN alleen vorderingen overneemt uit de periode tussen 2006 en 2021. Dat [eiseres] stelt dat zij de achterstand over augustus en september alsnog wil betalen maakt het voorgaande niet anders: [eiseres] wist op grond van het vonnis van 4 mei 2022 dat ook de toekomstige gebruiksvergoedingen op tijd moesten worden betaald en dat er al een titel voor ontruiming lag. Betaling naderhand neemt niet weg dat zij niet tijdig aan haar betalingsverplichting heeft voldaan.
4.5.3.
Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat niet is gebleken dat vanwege nieuwe feiten en omstandigheden een onverwijlde tenuitvoerlegging van het vonnis van 4 mei 2022 niet kan worden aanvaard.
4.6.
Ook op andere gronden kan niet worden geoordeeld dat Woonpunt misbruik van bevoegdheid maakt door het vonnis van de kantonrechter te executeren, of dat zij haar recht daartoe heeft verwerkt. De stelling van [eiseres] dat tenuitvoerlegging van een vonnis na verloop van een jaar zonder meer misbruik van recht oplevert, behalve wanneer de executant (herhaaldelijk) aan de schuldenaar laat weten dat hij zal gaan ontruimen als de achterstand niet wordt ingelopen, vindt geen steun in het recht. Een dergelijke ‘harde regel’ volgt niet uit de jurisprudentie; de beoordeling of sprake is van misbruik van recht door tenuitvoerlegging van een vonnis moet plaatsvinden op grond van de concrete omstandigheden van het geval. In dit geval heeft Woonpunt onweersproken aangevoerd dat zij sinds het vonnis van de kantonrechter regelmatig contact heeft gehad met [eiseres] . [eiseres] wist dat Woonpunt de uitvoering van haar dossier had geschorst vanwege het feit dat zij gedupeerde is van de toeslagenaffaire en dat haar rust werd gegund. Daarbij gold dat [eiseres] de gebruikersvergoeding tot augustus 2025 voldeed en tot augustus 2025 geen nieuwe, relevante achterstand had laten ontstaan. Van stilzitten door Woonpunt, dan wel van andere feiten of omstandigheden die maken dat het ervoor moet worden gehouden dat Woonpunt met de nu voorgenomen executie misbruik van recht maakt, is derhalve niet gebleken. Het beroep op rechtsverwerking faalt op grond van deze omstandigheden eveneens.
4.7.
Op het voorgaande ketst tot slot ook het beroep van [eiseres] op stilzwijgende verlenging van de huurovereenkomst af. Nadat een huurovereenkomst door opzegging of ontbinding is geëindigd mag niet snel worden aangenomen dat de verhuurder instemt met hernieuwde verhuur aan de huurder. Er bestaat dan immers bij uitstek reden om een ‘andere bedoeling’ als bedoeld in artikel 7:230 BW te veronderstellen. Gelet hierop, mede in het licht van de hiervoor (in rov. 4.6) genoemde feiten en omstandigheden gaat het wettelijk vermoeden van artikel 7:230 BW niet op. Eerder is door de stellingen van Woonpunt aannemelijk geworden dat sprake is van een zogenoemde ‘tweede of laatste kansovereenkomst’ waarbij de voormalig huurder onder strikte voorwaarden voor een beperkte tijd het gebruik mag voortzetten en de tenuitvoerlegging van een ontruimings- of ontbindingsvonnis wordt opgeschort (als stok achter de deur). Specifieke feiten of omstandigheden waaruit het tegendeel zou kunnen blijken zijn door [eiseres] niet gesteld, noch anderszins gebleken.
4.8.
Gelet op het vorenoverwogene is geen sprake van rechtsverwerking en kan niet worden vastgesteld dat Woonpunt misbruik maakt van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter. Voor een verdere belangenafweging is in het kader van dit executiegeschil geen plaats. Woonpunt heeft een evident en rechtens te respecteren belang bij executie van het vonnis van de kantonrechter van 4 mei 2022. De door [eiseres] gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonpunt worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E.C.M. Hurkens en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025.
CM

Voetnoten

1.productie 1 bij dagvaarding
2.productie 2 bij verweerschrift
3.productie 2 bij dagvaarding
4.facturen en betalingsoverzicht, productie 1 bij verweerschrift