3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Naar aanleiding van het onderzoek naar Sky-account [accountnaam 1] en een onderzoek in de telefoon van de verdachte is aan hem een aantal verwijten gemaakt, te weten de onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend de feiten 1, 2 en 5 te hebben gepleegd. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 komt de rechtbank tot een vrijspraak, de motivering daarvan zal hierna worden uiteengezet. De verdediging heeft betoogd dat het proces-verbaal van bevindingen houdende “chats met betrekking tot de handel in verdovende middelen” onvolledig is en dat de politie selectief is geweest.
Daarnaast stelt de verdediging dat het onderzoek aan de telefoon van de verdachte onrechtmatig is uitgevoerd. De raadsman heeft om die redenen bepleit de daaruit voortgekomen bewijsmiddelen uit te sluiten van het bewijs. Omwille van de leesbaarheid van het vonnis heeft de rechtbank ervoor gekozen deze verweren eerst te bespreken, waarna de verdere beoordeling in de volgorde van de tenlastegelegde feiten zal plaatsvinden.
Verweer inzake de bewijsselectie en onvolledigheid
De raadsman heeft aangevoerd dat de processen-verbaal geen volledig beeld geven van de inhoud van het onderzoeksmateriaal, omdat de verbalisanten slechts een selectie van de Sky ECC-gegevens hebben opgenomen, waar die selectie exclusief is voorbehouden aan de rechter. Dit verweer vindt geen steun in het recht en mist feitelijke grondslag. Het behoort tot de taak van de politie om bij het opstellen van processen-verbaal een selectie te maken van de gegevens die relevant zijn voor het onderzoek. Het strafvorderlijk stelsel kent niet het uitgangspunt dat alle beschikbare data en onderzoeksresultaten integraal in het dossier moeten worden opgenomen. Op grond van artikel 149a Sv is het immers de officier van justitie die verantwoordelijk is voor de samenstelling en volledigheid van het procesdossier. Het onderzoek ter terechtzitting biedt vervolgens gelegenheid dit dossier te toetsen ten behoeve van de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, waaronder de bewijsvraag. Van enige onvolledigheid die de betrouwbaarheid van het bewijs raakt, is niet gebleken. Dit geldt temeer gezien het feit dat de raadsman reeds voorafgaand aan de regiezitting op 3 april 2024 de beschikking heeft gekregen over de volledige dataset van het Sky-ID dat aan de verdachte werd toegeschreven. Indien en voor zover de verdediging van oordeel was dat aanvullende gegevens relevant waren of relevante berichten ontbraken, had het op haar weg gelegen om dit aan de orde te stellen en toevoeging daarvan aan het dossier te verzoeken. Een dergelijk verzoek heeft de verdediging echter op geen enkel moment gedaan.
De rechtbank verwerpt om die reden het door de verdediging gevoerde verweer.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de dataset die aan het proces-verbaal ten grondslag ligt onvolledig is, omdat slechts een deel van de communicatie is ontsleuteld. Ook dit verweer slaagt niet. Niet alle data konden direct worden ontsleuteld. Gedurende het onderzoek zijn steeds meer berichten ontsleuteld en toegevoegd. Dat is inherent aan de technische mogelijkheden en de tijd die dergelijk onderzoek vergt. De methode waarmee de data zijn uitgelezen en verwerkt, is door het NFI als betrouwbaar aangemerkt.
Dat niet alle berichten konden worden ontsleuteld, betekent niet dat de beschikbare gegevens onbruikbaar zijn. Het is aan de rechter om bij de bewijswaardering te bepalen welk gewicht aan deze gegevens wordt toegekend. Weliswaar is enige voorzichtigheid daarbij geboden, maar dit doet niet af aan de bruikbaarheid van het materiaal als bewijsmiddel.
Van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv is daarom geen sprake.
De (on)rechtmatigheid van het onderzoek aan de telefoon van de verdachte
In het opsporingsonderzoek is de telefoon van de verdachte in beslag genomen op 15 juli 2022. Deze telefoon is met toestemming van de officier van justitie uitgelezen en onderzocht (pagina 35 van het overzichtsproces-verbaal). In het dossier is vervolgens voor de verdachte belastend bewijsmateriaal opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen van 12 oktober 2022 (pagina 573 e.v. van het dossier).
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoek aan de telefoon en de daarin opgeslagen gegevens onrechtmatig is geweest en dat de onderzoeksresultaten niet gebruikt mogen worden voor het bewijs. Op 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie immers in de zaak CG/Bezirkhauptmannschaft Landeck uitspraak gedaan over het onderzoek aan gegevensdragers en de inbreuk die zo’n onderzoek oplevert op de grondrechten die door artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgd worden (hierna te noemen: de Landeck-uitspraak). Daaruit volgt dat toestemming van een officier van justitie niet volstaat: een rechter of een onafhankelijke bestuurlijke autoriteit moet een voorafgaande toetsing doen en een machtiging afgeven zodra sprake is van meer dan een beperkt onderzoek aan de gegevensdrager. De Hoge Raad is vervolgens ingegaan op de betekenis van deze uitspraak voor de Nederlandse opsporingspraktijk met het arrest van 18 maart 2025, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2025:409. De Hoge Raad heeft in dit arrest eerdere rechtspraak bijgesteld. Uit deze jurisprudentie volgt dat in de onderhavige zaak sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. De officier van justitie had (achteraf bezien) de rechter-commissaris om een toetsing moeten vragen en diens machtiging moeten hebben voor het onderzoek. Er is dus geen rechterlijke toestemming gegeven voor het onderzoek aan de telefoon van de verdachte, terwijl het onderzoek aan die telefoon meer dan beperkt was. Dat kan niet achteraf worden gecorrigeerd.
De vraag is vervolgens in welk belang de verdachte is geraakt en in hoeverre een consequentie aan het vormverzuim moet worden verbonden. Uit de Nederlandse uitspraken naar aanleiding van de Landeck-uitspraak volgt dat het enkele gegeven dat de privacy zonder voorafgaande rechterlijke toets is geschonden niet leidt tot bewijsuitsluiting. Volstaan kan worden met het enkele constateren van het vormverzuim.
In deze zaak is het belang van privacy van de verdachte geraakt, maar dit nadeel is alleen in algemene zin door de verdediging onderbouwd en niet gebleken is dat er zich een zodanige concrete schending van de privacy van de verdachte heeft voorgedaan dat niet volstaan kan worden met het enkele constateren van het vormverzuim. De rechtbank ziet dus geen aanleiding een verdergaand gevolg aan het verzuim te verbinden.
De raadsman heeft erop gewezen dat de Hoge Raad in voornoemd arrest ook heeft overwogen dat het aan de wetgever is een wettelijke regeling op te stellen die in haar algemeenheid voldoet aan alle in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde eisen. Deze wetgeving zal naar verwachting nog enige tijd op zich laten wachten. Volgens de raadsman betekent dit dat voor het gebruik van het proces-verbaal van 12 oktober 2022 in het geheel geen wettelijke basis is geweest en ook om die reden dit bewijsmiddel buiten beschouwing moet blijven.
De rechtbank deelt dit standpunt niet en verwerpt het verweer, nu die conclusie niet uit het arrest van de Hoge Raad kan worden getrokken. In het arrest van 18 maart 2025 geeft de Hoge Raad de huidige wettelijke grondslag weer in rechtsoverwegingen 5.2.2 tot en met 5.2.6. (onder 9 wordt dit juridische kader door de Hoge Raad samengevat). In afwachting van een wettelijke regeling die in haar algemeenheid voldoet aan alle in de rechtspraak van het Hof van Justitie van Europese Unie, biedt het huidige stelsel van het Wetboek van Strafvordering voldoende basis, met in achtneming van de door de Hoge Raad gegeven bijstelling van de normering van het onderzoek aan een telefoon. Er is dus ook zonder nadere regeling voldoende wettelijke grondslag voor dit type onderzoek.
De beoordeling van de feiten
Ten aanzien van feit 1:
Aangezien de verdachte feit 1 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkerij van 15 april 2022;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het aantreffen van sporendragers;
- de deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek d.d. 21 april 2022;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025;
Gelet op het grote aantal stekken en mede gelet op hetgeen hierna ten aanzien van feit 2 wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat sprake was van de uitoefening van een beroep of bedrijf.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
De
verdachteverklaarde ter terechtzitting van 22 oktober 2025 - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
U vraagt mij of ik bijnamen heb. Ik word ook wel ‘ [bijnaam 1] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ genoemd. U vraagt mij of ik de gebruiker was van het Sky-ECC account met SKY-ID [accountnaam 1] . Het klopt dat ik de gebruiker was van dat account. Ik was betrokken bij de handel in hennepstekken. Voor de communicatie hierover gebruikte ik het account met Sky-ID [accountnaam 1] . U vraagt mij of ik wil verklaren inzake de hennepplantage op de [adres 2] in Heerlen. Ik wil eerlijk toegeven dat ik betrokken was bij deze hennepplantage.
De
verbalisant [naam 1]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
De gebruiker van het SKY-ID [accountnaam 1] had via SkyECC contact met andere SkyECC gebruikers. Uit onderzoek is gebleken dat het SKY-ID [accountnaam 1] in gebruik was bij: [verdachte] .
De gebruiker van het Sky-ID [accountnaam 2] is geïdentificeerd als zijnde [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] . [medeverdachte 1] betreft de broer van [verdachte] . Uit de gesprekken blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een zeer nauwe samenwerkingen hebben bij de handel in de hennep stekken. Uit de gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] onder anderen het telen / onderhouden van de hennepstekken en stekken plantage regelt. De rol van [verdachte] blijkt meer in het handelen van deze hennepstekken. Zo geeft hij zeer geregeld de hoeveelheden van stekken door welke hij nodig heeft voor klanten.
Enkele voorbeelden uit de chatberichten zijn:
Op 24 juni 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] :
Morge 3100 jonge komt om kwart voor 4 na de gamma . Pak je zijn auto . Laat je hem in jou auto wagte en gooi je de stekke af. Zijn allemaal partijtjes ma staat erop geschreven . Zijn mooie stekke . Ik geef je Zijn naam stel hij staat in de file ofso kan je hem berichte
Hun gaan jou toevoegen Hij kan ons 2000 a 3000 per 5 dage Levere
Op 27 juni 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 3] :
Ik maak 15000 stekke elke 10 dagen met me broer.
Op 10 juli 2020:
[accountnaam 4] aan [accountnaam 1] : Wat kosten de stekken.
[accountnaam 1] aan [accountnaam 4] : 3,50. (..) Als je stekke kan krijgen onder die prijs koop ik ze allemaal. (..) Ik maak 13000 op dit moment met me broer. (..) Dus haha geloof me elke shop is van mij in Maastricht kwa stekke.
Op 5 september 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : Als nix mis gaat 20. 000 stekke en heb [naam 2] een plek geregeld in België. 100 vierkante meter wij krijgen alle stekke terug voor 3 euro
Op 7 september 2020:
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : België had ik eg dikke plek. Weg gegeve
[accountnaam 1] aan [accountnaam 2] : Jaa Belgie is ook kut.
[accountnaam 2] aan [accountnaam 1] : Nee heb ik [naam 2] gegeve die gaan da moeders make krijge wij die stekke
[accountnaam 1] aan [accountnaam 2] : Komt goed gaan zwz een afbloei bouwen.
Op 8 september 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 5] :
Ik ga zelf een plekje bouwen. Ik zelf, komen zo 2000/2500 stekke af. Mag je hebbe van me voor 1,25
. Later diezelfde dag: Ik ga alleen over bestellingen. Ik doe alles weg qua stekke en wiet. Verder regel ik niets.
Op 9 september 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 6] : My brother make the baby’s. I sell the baby's.
Op 24 januari 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 7] :
Jow, wat heb je morgen denk je. Aan stekke klaar? Anders neem ik die van jullie en vul ik die wel aan. Heb 1100 nodig. Maar wat is de prijs zwz. (..) 3,50 kan ik [naam 3] geve. Krijg zelf 4. Moet gwn me 50c hebbe. (..) Ik kijk ze naar zijn ze goed betaal ik ze direct ja. En of je nu 500 maakt of 10000 ik neem alles met garantie af. En heb je zelf bestellingen. Kan je bij mij ook stekke krijgen. 3,50. Dus kennen mekaar helpen met nemen en leveren.
Op 24 december 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 8] :
[accountnaam 1] stuurt een foto van een hennepstek en schrijft: Dit stuurde je vriend vandaar. Als dit ze zijn is het goed. Hebben jullie eenmalig of altijd? Want ik heb elke week minimaal 2/3000 nodig.
Op 27 december 2020:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 8] :
Ben een grote afnemer (..). Niet een van 100/500 stuks. Maar va 2/5000 elke week.
Heb bijna elke maandag 3000 nodig.
Op 4 februari 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 9] :
Stekjes is mijn handel.
Op 6 maart 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Wordt tijd die Corona onzin weg gaat eh
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Normaal 1000 per dag doe ik weg. Nu 1/2 per week. Spaanse krijg ik moeilijk binnen. Alles gaat na klote met dit onze.
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Luik heb ik een rek dus België. Luik Maasmechelen Lanaken en omstreek lever ik ook.
Op 8 maart 2021:
[accountnaam 1] aan [accountnaam 10] : Kijk voor stekke Heb er veel daarom
De
verbalisant [naam 1]relateerde – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Op donderdag 6 oktober 2022 deed ik, [naam 1] , onderzoek aan de uitgelezen data van de telefoon van verdachte [verdachte] , te weten een Iphone 7 met telefoonnummer + [telefoonnummer 1] . Ik bekeek de whats-app gesprekken met het contact [medeverdachte 3] , [telefoonnummer 2] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is bij de politie bekend als zijnde het telefoonnummer van [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] . Uit deze gesprekken blijkt dat de gebruiker samenwerkt in de stekkenhandel met
[verdachte] . Zo worden verschillende chatberichten gestuurd in de periode van: 09-09-2021 t/m 29-03-2022. Enkele voorbeelden uit dit gesprek zijn:
Op 09 september 2021
[medeverdachte 3] : ‘Heb vrijdag 150 voor je’
[verdachte] : ‘S. goed’ ‘140 staat op’
Op 27 september 2021
[medeverdachte 3] :
‘Hey man er zijn nu al 2 man die me 4.50 hebben aangeboden’
’kun je ook beetje omhoog gaan’
‘Doe ze het liefste aan jou geven’
[verdachte] :
‘4.50 kan ik niet doen’
‘jaa weet je wat het is. Ik ben lange terrein werker, ik zal nooit met handel blijven zitten, of het nu 10000 is of 500. 2 maanden in het jaar is er een crisis tijd dat is nu. Nu vakantietijd voorbij is. Maar over 2 maand is alles vol. En krijg je 3 euro of bent bmij ze weg zijn. En dat is bij mij niet. Maar ik snap als je denkt is euro meer dan mag je ze gwn weg doen’
‘maar ik pak niet alleen van jou pak bij 3 mensen en ik kan niet mijn handel kapot maken door met prijzen te schommelen heb veel afspraken met klanten Belgen en Fransen zo als je weet’
‘Ben zelf nu plek aan bouwen en me broer ook 2. Kom der duizenden te kort per week’
Op 17-2-2022 stuurt [verdachte] een spraakbericht naar [medeverdachte 3] . Ik, [naam 1] , herken de stem van [verdachte] in dit spraakbericht. In het spraakbericht geeft [verdachte] het volgende aan:
‘ Ja is niet erg, maar pik ik heb vandaag 2100 stuks weggedaan. Morgen gaan er ook 2500 stuks weg. We kunnen elke dag zeker 2000 stuks erdoor knallen. Ik heb die jongens van Eindhoven weer bericht, ik heb die jongens van Heerlen weer. We hebben zelf die van jou. Alleen uh.. moeten even gaan praten wel want uh dit moet wel serieus genomen worden. Want ik val dadelijk weg, ik heb een nieuwe telefoon gehaald, alles gaat op één telefoon. Maar het moet. het moet wel gewoon echt actief blijven. Want uh als ik dadelijk wegval [naam 4] moet gewoon elke maand 3 /4 duizend euro hebben daarom. Die heb jij dan ook, misschien nog wel meer. Maar uh.. laat maar weten wat je wil, anders kom ik zo naar je toe praten we dan erover. Maar moet wel effe duidelijkheid hebben. “
Opmerking verbalisant:
[verdachte] stond vanaf 17-01-2022 gesignaleerd voor een vrijheidsstraf van 62 dagen. Mogelijk dat [verdachte] daarom aangeeft dat hij dadelijk weg valt.
Op 29 maart 2022:
[verdachte] :
‘Tsjaa ik hoop ik vrijdag ook genoeg klaar heb’
‘Ben er bang voor Maja wie weet’
[medeverdachte 3] :
‘Zal bij jou ook vanaf morgen toch wel langzaam beginnen denk ik’
‘ja die beginnen nu langzaam beetje uit te drogen’
[verdachte] :
‘jaa 670 zou top zijn’
‘Die 850 doen we dan ook zelf jij helf ik helft ofzo anders weet ik ook niet’
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt:
De raadsman heeft aangevoerd dat de pleegperiode korter is dan in de tenlastelegging is opgenomen. Dit verweer vindt echter geen steun in het dossier. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode samen met zijn broer en gedurende een kortere periode ook samen met [medeverdachte 2] heeft beziggehouden met de handel in hennepstekken. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij [medeverdachte 1] verantwoordelijk was voor het maken van de stekken en de verdachte de contacten met afnemers en leveranciers van hennepstekken onderhield en als het ware de boekhouding deed. De bewijsmiddelen laten een doorlopende periode van handelen zien, aanvankelijk via de chatgesprekken, vervolgens via de WhatsApp-berichten en ten slotte het aantreffen van de hennepstekkerij in Heerlen. De inhoud van deze communicatie laat zien dat verdachte voortdurend en intensief contact onderhield over de handel in stekken. Gezien de omvang van de handel, zoals uit de gesprekken blijkt, en de intensiteit van de communicatie ligt het niet voor de hand dat verdachte deze activiteiten gedurende enkele maanden zou hebben gestaakt en daarna weer opgepakt. In een handel van deze schaal zouden de benodigde contacten en afzetkanalen dan immers verloren gaan. Ook de grote aantallen stekken die door de verdachte en zijn broer werden aangeboden en afgenomen, wijzen op een voortdurende handelsstroom. Indien de verdachte deze stekken niet zou hebben doorverkocht, zou voortzetting van de inkoop immers niet logisch zijn. Dat er geen direct zicht is op de feitelijke transacties doet hier niet aan af: de structurele, inhoudelijke communicatie over aantallen, prijzen en leveringen duidt op een continue handelsactiviteit gedurende de gehele ten laste gelegde periode. Het verweer dat de pleegperiode korter zou zijn, wordt dan ook verworpen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen is tenlastegelegd onder feit 2.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3:
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, zodat hij moet worden vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van feit 4:
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte niet de gebruiker was van het SkyECC account met SKY-ID [accountnaam 1] op de momenten dat werd gecommuniceerd over verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, dan wel over grondstoffen daarvoor. Degene die daarover via dit account communiceerde, betrof namelijk een familielid over wie de verdachte niet wil verklaren, nu hem een verschoningsrecht toekomt. De rechtbank is van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte, die intensief communiceerde in het kader van hennepstekken, ook de gebruiker van de telefoon was op die momenten. Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank zal hierop echter niet verder ingaan, nu zij om andere redenen tot vrijspraak van het tenlastegelegde feit komt. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Enkel het tonen van belangstelling voor of het informeren naar bepaalde stoffen is onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van op het delict gerichte voorbereidingshandelingen. Uit de inhoud van de chatgesprekken blijkt niet dat daadwerkelijk levering van grondstoffen heeft plaatsgevonden, noch dat concrete stappen zijn gezet richting de productie van of handel in middelen die vallen onder lijst I van de Opiumwet. Bovendien vertonen de in de tenlastelegging genoemde middelen geen zodanige samenhang dat daaruit kan worden afgeleid dat zij gezamenlijk zien op voorbereidingshandelingen die op een specifiek verdovend middel zijn gericht. Nu enkel is gebleken van een zekere belangstelling van de verdachte voor de genoemde middelen, maar niet van concrete, op het delict gerichte voorbereidingshandelingen, is geen sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte zal daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
Aangezien de verdachte feit 5 ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2022 betreffende tekstberichten uit SkyECC data;
- het proces-verbaal aangifte van [naam 5] d.d. 16 juli 2020;
- het proces-verbaal identiteitsonderzoek voertuig d.d. 4 mei 2022;
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 oktober 2025;