ECLI:NL:RBLIM:2025:1026

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/03/25/4 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling met toepassing van artikel 349a Faillissementswet

In deze zaak heeft verzoekster op 8 november 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2025, waarna de rechtbank op 28 januari 2025 uitspraak deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen en dat verzoekster voldoet aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ambtshalve toepassing gegeven aan artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet, waardoor de termijn van de schuldsaneringsregeling kan aanvangen vanaf de datum van de eerste aflossing in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster vanaf 11 april 2024 heeft gespaard en heeft de datum van de eerste aflossing op deze datum bepaald, waardoor de schuldsaneringsregeling in beginsel eindigt op 11 oktober 2025. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het spaarbedrag op korte termijn op de boedelrekening moet worden gestort om een boedelachterstand te voorkomen. De regels van de schuldsanering zijn met verzoekster besproken en een ondertekend exemplaar is aan het vonnis gehecht. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 18 maanden, te rekenen vanaf 11 april 2024, en heeft mr. G.M. Drenth benoemd tot rechter-commissaris en E.M. van Ooijen tot bewindvoerder. Tevens is bepaald dat alle gelegde bijzondere beslagen met onmiddellijke ingang komen te vervallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
toepassing schuldsaneringsregeling
Toezicht / insolventies
insolventienummer: C/03/25/4 R
Vonnis van 28 januari 2025
in de zaak van
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [woonplaats] , [adres] ,
verzoekster.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 8 november 2024 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het betreft een hoofdinsolventieprocedure (artikel 3 lid 1 Insolventieverordening).
2.2.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Voldoende aannemelijk is dat ten aanzien van verzoekster is voldaan aan artikel 288 lid 1 Faillissementswet. Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
2.3.
Artikel 349a lid 1 Fw biedt de mogelijkheid om de termijn van de schuldsaneringsregeling te laten aanvangen vanaf de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in art. 285, eerste lid, onder f, Fw.
Toepassing van artikel 349a lid 1 FW dient ambtshalve te geschieden (HR 20 december 2024, nr. 23/05009, ECLI:NL:HR:2024:1913, r.o. 3.7). Hierbij heeft te gelden dat een (resterende) termijn van zes maanden vanaf datum vonnis als uitgangspunt kan worden aangenomen als zijnde de termijn die een schuldsaneringsbewindvoerder nodig heeft om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren (zie voormelde uitspraak van de HR, r.o. 3.6.3.).
2.4.
Voldoende is aangetoond dat verzoeker in het kader van genoemde schuldregeling maximaal heeft gespaard, en wel reeds vanaf 11 april 2024. Om die reden zal de rechtbank - voorgaande overwegingen in acht nemend - de dag waarop de eerste aflossing is gedaan als bedoeld in art. 285, eerste lid, onder f, Fw bepalen op
11 april 2024, zodat de schuldsaneringsregeling in beginsel eindigt op 11 oktober 2025.
2.5.
Wel merkt de rechtbank in dit verband nog op dat het spaarbedrag op korte termijn op de boedelrekening moet worden gestort, omdat er anders een boedelachterstand ontstaat. Dit kan tot gevolg hebben dat de schuldsaneringsregeling wordt verlengd of zelfs voortijdig -zonder schone lei- wordt beëindigd.
2.6.
De regels van de schuldsanering zijn met verzoekster besproken. Een door verzoekster ondertekend exemplaar van deze regels is aan dit vonnis gehecht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [woonplaats] , [adres] ,
3.2.
stelt de termijn van deze schuldsaneringsregeling vast op 18 maanden, te rekenen
van 11 april 2024
3.3.
benoemt tot rechter-commissaris mr. G.M. Drenth,
en tot bewindvoerder E.M. van Ooijen,
correspondentieadres: Postbus 6212, 5600 HE Eindhoven;
3.4.
geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen voor de duur van dertien maanden of zoveel korter als de schuldsaneringsregeling duurt;
3.5.
verstaat dat alle gelegde bijzondere beslagen ten tijde van dit vonnis op het aan saniet toekomend loon en/of de uitkering(en) met onmiddellijke ingang komen te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2025 in aanwezigheid van mr. R.H. Kessels, griffier.