Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
toepassing schuldsaneringsregeling
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft verzoekster op 8 november 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2025, waarna de rechtbank op 28 januari 2025 uitspraak deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoekschrift voldoet aan de eisen en dat verzoekster voldoet aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ambtshalve toepassing gegeven aan artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet, waardoor de termijn van de schuldsaneringsregeling kan aanvangen vanaf de datum van de eerste aflossing in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster vanaf 11 april 2024 heeft gespaard en heeft de datum van de eerste aflossing op deze datum bepaald, waardoor de schuldsaneringsregeling in beginsel eindigt op 11 oktober 2025. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het spaarbedrag op korte termijn op de boedelrekening moet worden gestort om een boedelachterstand te voorkomen. De regels van de schuldsanering zijn met verzoekster besproken en een ondertekend exemplaar is aan het vonnis gehecht. De rechtbank heeft de termijn van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 18 maanden, te rekenen vanaf 11 april 2024, en heeft mr. G.M. Drenth benoemd tot rechter-commissaris en E.M. van Ooijen tot bewindvoerder. Tevens is bepaald dat alle gelegde bijzondere beslagen met onmiddellijke ingang komen te vervallen.