ECLI:NL:RBLIM:2025:1025

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/03/25/2 R
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de schuldsaneringsregeling met toepassing van artikel 349a Faillissementswet en verlenging van de termijn

In deze zaak heeft verzoeker op 27 november 2024 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 januari 2025, waarna de rechtbank op 28 januari 2025 uitspraak deed. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift voldeed aan de eisen en dat verzoeker aan de voorwaarden van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet voldeed. De rechtbank paste artikel 349a lid 1 Fw toe, waardoor de termijn van de schuldsaneringsregeling kan aanvangen vanaf de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank bepaalde dat de eerste aflossing op 28 juli 2023 moet worden vastgesteld en verlengde de termijn van de schuldsaneringsregeling met zes maanden, waarbij verzoeker gedurende deze verlenging ontheven werd van een verdere afdrachtplicht. De rechtbank benoemde mr. P. Hoekstra tot rechter-commissaris en A.T.M. Brekelmans tot bewindvoerder. Tevens werd bepaald dat alle gelegde bijzondere beslagen op het loon en/of de uitkering van de saniet met onmiddellijke ingang komen te vervallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
toepassing schuldsaneringsregeling
Toezicht / insolventies
insolventienummer: C/03/25/2 R
Vonnis van 28 januari 2025
in de zaak van
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [woonplaats] , [adres] ,
verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 27 november 2024 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Het betreft een hoofdinsolventieprocedure (artikel 3 lid 1 Insolventieverordening).
2.2.
Het verzoekschrift voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Voldoende aannemelijk is dat ten aanzien van verzoeker is voldaan aan artikel 288 lid 1 Faillissementswet. Van een grond voor afwijzing van het verzoek is niet gebleken.
2.3.
Artikel 349a lid 1 Fw biedt de mogelijkheid om de termijn van de schuldsaneringsregeling te laten aanvangen vanaf de dag waarop de eerste aflossing is gedaan in het kader van de buitengerechtelijke schuldregeling als bedoeld in art. 285, eerste lid, onder f, Fw.
Toepassing van artikel 349a lid 1 FW dient ambtshalve te geschieden (HR 20 december 2024, nr. 23/05009, ECLI:NL:HR:2024:1913, r.o. 3.7). Hierbij heeft te gelden dat een (resterende) termijn van zes maanden vanaf datum vonnis als uitgangspunt kan worden aangenomen als zijnde de termijn die een schuldsaneringsbewindvoerder nodig heeft om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren (zie voormelde uitspraak van de HR, r.o. 3.6.3.).
2.4.
Voldoende is aangetoond dat verzoeker in het kader van genoemde schuldregeling maximaal heeft gespaard, en wel reeds vanaf 18 maanden geleden vanaf heden. Om die reden zal de rechtbank - voorgaande overwegingen in acht nemend - de dag waarop de eerste aflossing is gedaan als bedoeld in art. 285, eerste lid, onder f, Fw bepalen op 28 juli 2023, waarbij dan wel te gelden heeft dat de termijn wordt verlengd met zes maanden vanaf heden, waarmee wordt aangesloten bij het uitgangspunt ter zake zoals door de HR geformuleerd in zijn voornoemd arrest van
20 december 2024. Gedurende deze verlenging is verzoeker ontheven van een verdere afdrachtplicht (zie eveneens voormelde uitspraak van de HR, r.o. 3.6.3.).
2.5.
In dit geval is de eerdere ingangsdatum het gevolg van afdrachten aan een beslaglegger. Voor zover er in aanvulling hierop een bedrag is gespaard, dient dit op korte termijn op de boedelrekening te worden gestort, omdat er anders een boedelachterstand ontstaat. Dit kan tot gevolg hebben dat de schuldsaneringsregeling wordt verlengd of zelfs voortijdig - zonder schone lei- wordt beëindigd.
2.6.
De regels van de schuldsanering zijn met verzoeker besproken. Een door verzoeker ondertekend exemplaar van deze regels is aan dit vonnis gehecht.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
spreekt de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
woonadres: [woonplaats] , [adres] ;
3.2.
stelt de termijn van deze schuldsaneringsregeling vast op 18 maanden, te rekenen
vanaf 28 juli 2023;
3.3.
verlengt deze schuldsaneringsregeling met zes maanden vanaf heden en bepaalt dat verzoeker gedurende deze termijn is ontheven van een verdere afdrachtplicht;
3.4.
benoemt tot rechter-commissaris mr. P. Hoekstra,
en tot bewindvoerder A.T.M. Brekelmans,
correspondentieadres: Postbus 3023, 5902 RA Venlo;
3.5.
geeft last aan de bewindvoerder tot het openen van aan de schuldenaar gerichte brieven en telegrammen voor de duur van dertien maanden of zoveel korter als de schuldsaneringsregeling duurt;
3.6.
verstaat dat alle gelegde bijzondere beslagen ten tijde van dit vonnis op het aan saniet toekomend loon en/of de uitkering(en) met onmiddellijke ingang komen te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2025 in aanwezigheid van mr. R.H. Kessels, griffier.