ECLI:NL:RBLIM:2025:10138

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
C/03/345159 / KG ZA 25-344
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het exclusieve gebruik van een huurwoning in kort geding met voorwaarden voor een bodemprocedure

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 16 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die samen huurder zijn van een woning. De vrouw vorderde het exclusieve gebruik van de huurwoning, terwijl de man in reconventie vorderde dat het gebruik aan hem zou worden toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er een spoedeisend belang was, gezien de onhoudbare situatie tussen de partijen, die een affectieve relatie hadden en vier minderjarige kinderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw, als hoofdopvoeder van de kinderen, zwaarder woog in de belangenafweging en dat het waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure zou worden beslist dat zij in de woning mocht blijven. De man werd veroordeeld om de woning te verlaten en de sleutels af te geven, met een dwangsom voor het geval hij hier niet aan voldeed. De vrouw moest binnen zes weken een bodemprocedure starten om de definitieve huurrechtkwestie te beslechten. De vorderingen van de man in reconventie werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/345159 / KG ZA 25-344
Vonnis in kort geding van 16 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. M.W.M. van Doorn,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. D.G.A. Rossi.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met productie 1,
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 1 en 2,
- de (beter leesbare versie van de reeds overgelegde) productie 1 van de man,
- de mondelinge behandeling van 2 oktober 2025.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben vier, op dit moment nog minderjarige, kinderen. Ze zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
Partijen zijn samen huurder van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). Partijen verblijven op dit moment met de kinderen in de woning.
2.3.
Na bemoeienis van Veilig Thuis op 29 augustus 2025 heeft de man enkele dagen elders verbleven. De vrouw heeft de man verzocht de woning permanent te verlaten. De man heeft dit geweigerd.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De vrouw vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik en bewoning van de huurwoning, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ;
II. de man veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde sub I te verlaten met al het zijne en de zijnen met afgifte van alle nog in zijn bezit zijnde sleutels aan de vrouw;
III. de man veroordeelt om zich binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te laten uitschrijven op het huuradres, staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] , zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
De man vordert dat de rechtbank, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend
gebruik en bewoning van de huurwoning, staande en gelegen te [woonplaats] aan het adres [adres] ;
II. veroordeelt de vrouw om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het
gehuurde te verlaten met al het hare en tot afgifte van alle nog in haar bezit zijnde sleutels aan de man, desnoods met behulp van de sterke arm alsmede onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat zij daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 20.000,00;
III. Kosten rechtens.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vorderingen in reconventie zullen deze gezamenlijk worden behandeld.
Spoedeisend belang
4.2.
Voldoende aannemelijk is dat partijen niet meer samen in de woning kunnen verblijven en de huidige situatie onhoudbaar is. Dit wordt bevestigd door het incident van 29 augustus 2025 waar Veilig Thuis bij betrokken was. Het spoedeisend belang van de vorderingen is hiermee gegeven.
Uitsluitend gebruik woning en verlaten gehuurde met afgifte sleutels
4.3.
De voorzieningenrechter ziet voldoende aanleiding om te oordelen dat het voorlopig gebruik van de woning aan één van partijen moet worden toegekend. Uit de stellingen van partijen kan namelijk worden vastgesteld dat er geruime tijd veel spanningen in de relatie van partijen zijn en dat dit heeft geresulteerd in fysiek geweld (ook) in het bijzijn van de kinderen. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat partijen op zijn minst andere ideeën hebben over hoe hun contact er op dit moment uit zou behoren te zien. De vrouw wenst kennelijk geen enkel contact, aan welke wens de man, al dan niet bewust, niet steeds tegemoet is gekomen. Dat heeft klaarblijkelijk geleid tot de – ten tijde van de zitting – meest recente ruzie, waar de politie bij is moeten komen.
4.4.
Een vordering strekkende tot toekenning van het exclusieve huurrecht van de gezamenlijk gehuurde woning, waarbij de andere huurder de woning derhalve moet verlaten, kan ook in geval van contractuele medehuurders tevens samenwoners – zoals partijen – worden gegrond op artikel 7:267 lid 7 BW. Deze bepaling ziet weliswaar op samenwoners waarvan de niet-contractuele huurder op grond van voormeld artikel medehuurder is geworden, maar kan naar analogie worden toegepast wanneer contractuele medehuurders een geschil hebben over wie van hen het gehuurde moet verlaten en wie daarin mag blijven. [1] De voorzieningenrechter gaat om die reden voorbij aan de stelling van de man dat er geen grondslag zou zijn (gesteld) voor de vordering om het voorlopig gebruik van de woning aan een van partijen toe te kennen.
4.5.
In onderhavige procedure zal de vraag centraal staan wie van partijen het meeste belang heeft om voorlopig het exclusief gebruiksrecht van de woning toegewezen te krijgen in afwachting van een aanhangig te maken bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal een belangenafweging moeten maken. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
4.6.
Volgens de vrouw wegen haar belangen om in de woning te kunnen blijven zwaarder dan het belang van de man om in de woning te verblijven. De vrouw voert aan dat zij de hoofdopvoeder is van de kinderen en nagenoeg alle zorgtaken op zich neemt, waardoor het van belang is dat zij met de kinderen in de woning kan blijven. De vrouw stelt dat zij financieel in staat is om de maandlasten van de woning te voldoen, mede omdat zij – op het moment dat de man zich uitschrijft op het adres van de woning – in aanmerking komt voor de maximale huurtoeslag en de alleenstaande ouderkop. Er zijn voor haar geen financiële beletselen om in de woning te blijven wonen en daarbij heeft zij ook geen mogelijkheid om elders tijdelijk te gaan wonen. Dat de man tijdens de relatie de vaste lasten betaalde doet daar niets aan af, omdat partijen de afspraak hadden dat de vrouw met haar uitkering de incidentele lasten van het gezin voldeed. De vrouw vindt het belangrijk dat de kinderen rust krijgen en niet telkens geconfronteerd worden met de spanningen die de man volgens de vrouw veroorzaakt.
4.7.
Volgens de man weegt zijn belang om met de kinderen in de woning te verblijven zwaarder dan de belangen van de vrouw om in de woning te verblijven. De man vordert daarom in reconventie dat het uitsluitend gebruik van de woning aan hem toekomt. De man betwist niet dat de spanningen tussen partijen vaak hoog oplopen, maar wel dat dit alleen aan hem te wijten is. Voorts betoogt de man dat hij ook een belangrijke rol speelt in de verzorging en opvoeding van de kinderen, omdat hij ook helpt bij de verzorging, hen haalt en brengt en ook bij afspraken omtrent de kinderen aanwezig is. Daarbij heeft de man geen mogelijkheden om elders tijdelijk te gaan wonen. De man betwist verder dat de vrouw in staat is om de maandlasten van de woning te voldoen. De man heeft altijd de vaste lasten van de woning betaald. Bovendien stelt de man dat hij een hogere uitkering dan de vrouw ontvangt, waardoor hij financieel in staat is om de maandlasten van de woning te voldoen.
4.8.
De voorzieningenrechter kan niet vaststellen wie op dit moment de hoofdverzorger van de kinderen is. De man betwist namelijk de stelling van de vrouw dat zij de hoofdopvoeder van de kinderen is en betoogt ook dat hij de verzorging en opvoeding van de kinderen voor zijn rekening neemt. Deze omstandigheid is dus niet doorslaggevend. Partijen hebben beiden gesteld dat de ander bij diens moeder kan gaan wonen, maar beiden ook gemotiveerd toegelicht waarom dat in hun geval niet zou kunnen. Volgens de vrouw heeft haar moeder namelijk geen mogelijkheid dat zij bij haar kan intrekken, omdat zij een partner met hartproblemen heeft. De man stelt dat zijn moeder ook geen kamer vrij heeft waar hij tijdelijk kan verblijven. Gelet op het voorgaande, is het voor de voorzieningenrechter van belang wie van partijen geacht moet worden de beste mogelijkheden te hebben om woonruimte elders te vinden. Tussen partijen staat hierbij niet ter discussie dat de uitkering die de man ontvangt hoger is dan de uitkering die de vrouw ontvangt. Hoewel de voorzieningenrechter begrijpt dat het voor beide partijen niet eenvoudig zal zijn om andere woonruimte te vinden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man – vanwege zijn hogere inkomen – grotere kansen heeft om een nieuwe woning te vinden. Op basis van deze afweging vindt de voorzieningenrechter het meest waarschijnlijk dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat de vrouw in de woning mag blijven wonen. Dat betekent dat de man voorlopig de woning uit moet. De man moet zijn sleutels van de woning aan de vrouw afgeven en hij mag de woning voorlopig niet meer betreden.
4.9.
De vordering van de vrouw wat betreft het voorlopig toekennen van het huurrecht van de woning aan haar behoort wel in tijd te worden beperkt en wordt daarom toegewezen voor de periode totdat in een bodemprocedure is besloten wie van partijen de woning definitief mag blijven huren. De vrouw heeft kenbaar gemaakt dat zij voornemens is om dit verzoek in een bodemprocedure aanhangig te maken, maar heeft dit tot op heden nog niet gedaan. De voorzieningenrechter verbindt om die reden aan de veroordeling de voorwaarde dat de vrouw binnen zes weken na vandaag (dus uiterlijk 27 november 2025) een bodemprocedure moet starten met als inzet de vraag wie van partijen de woning definitief mag blijven huren. De vordering I en II van de vrouw in conventie worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing staat vermeld en de vorderingen van de man in reconventie worden afgewezen.
Uitschrijving bij de gemeentelijke basisregistratie en dwangsom
4.10.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat vordering III in conventie in het petitum van de dagvaarding berust op een kennelijke verschrijving en dat bedoeld is om de man te veroordelen zich te laten uitschrijven op het adres van de woning van partijen, te weten de [adres] [woonplaats] . De voorzieningenrechter is het met de vrouw eens dat het een kennelijke verschrijving betreft, nu in het lichaam van de dagvaarding wel het juiste adres van de woning staat vermeld.
4.11.
Duidelijk is dat de vrouw belang heeft dat de man zich uitschrijft op het adres van de woning en de man belang heeft om ingeschreven te blijven op het adres. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de vrouw zwaarder weegt, nu zij en de kinderen voorlopig het exclusief gebruiksrecht van de woning hebben en het om die reden van belang is dat zij voorlopig de toeslagen krijgt die horen bij die situatie, waaronder de een ouderkop en de maximale huurtoeslag. De man behoort daaraan mee te werken omdat het in de gegeven omstandigheden onrechtmatig zou zijn als hij dat niet doet. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de tevens gevorderde dwangsom toe te wijzen. Het is namelijk van belang dat de man de veroordeling nakomt, zodat de vrouw kan voorzien in het levensonderhoud van haarzelf en de kinderen. Mocht het huurrecht in de bodemprocedure alsnog aan de man worden toegewezen, dan kan hij zich uiteraard opnieuw aldaar inschrijven.
Proceskosten
4.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
staat de vrouw toe om met uitsluiting van de man in de woning aan het adres de [adres] te [woonplaats] te wonen totdat in een bodemprocedure is besloten wie van partijen de woning definitief mag blijven huren, onder de voorwaarde dat die bodemprocedure uiterlijk op 27 november 2025 aanhangig is gemaakt door middel van het uitbrengen van een dagvaarding door de vrouw aan de man,
5.2.
veroordeelt de man om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde onder 5.1. te verlaten met al het zijnde en de zijnen met afgifte van alle nog in zijn bezit zijnde sleutels aan de vrouw,
5.3.
veroordeelt de man om zich binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te laten uitschrijven op het huuradres, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat hij hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van de man af,
in conventie en in reconventie
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, de voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2025.
type: FL
coll:

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2021:1964 r.o. 3.5.2.