ECLI:NL:RBLIM:2024:9777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11377445 \ CV EXPL 24-5434
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van onder bewind gestelde goederen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een gehuurde woning. De procedure is gestart door [eiser], vertegenwoordigd door E.F.M. Baert van JARI Rechtspraktijk B.V., die vorderde dat de kantonrechter de huurovereenkomst zou ontbinden en toestemming zou verlenen voor ontruiming van het gehuurde. [eiser] stelde dat [gedaagde] in strijd met de huurovereenkomst handelde door illegale activiteiten te verrichten en overlast te veroorzaken voor andere huurders.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de goederen van [gedaagde] sinds 1 december 2015 onder bewind zijn gesteld. Dit bewind is op 17 november 2015 gepubliceerd in het Centrale Curatele- en Bewindregister. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] bekend had moeten zijn met het bewind en dat de dagvaarding aan de bewindvoerder had moeten worden betekend, en niet aan [gedaagde] zelf. De gemachtigde van [eiser] voerde aan dat hij de dagvaarding had betekend aan het kantooradres van de gemachtigde van [gedaagde], maar de kantonrechter verwierp deze redenering.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, omdat hij niet de juiste procespartij had betrokken. De proceskosten werden voor rekening van [eiser] gesteld, die ongelijk kreeg in deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde] werden vastgesteld op nihil.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11377445 \ CV EXPL 24-5434
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: E.F.M. Baert van JARI Rechtspraktijk B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 12,
- de brief van mr. Nijsten van 30 oktober 2024 waarin hij zich stelt als gemachtigde van [gedaagde] en uitstel vraagt voor het nemen van de conclusie van antwoord,
- de e-mail van [Bewindvoering] van 10 december 2024,
- de e-mail van mr. Baert van 11 december 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 17 november 2015 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de (toekomstige) goederen van [gedaagde] vanaf 1 december 2015 onder bewind gesteld. Bij beschikking van 6 september 2023 is [Bewindvoering] met ingang van 16 september 2023 tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
2.2.
Dit bewind is op 17 november 2015 gepubliceerd in het openbare Centrale Curatele-en Bewindregister.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt,
toestemming tot ontruiming van het gehuurde verleent,
[gedaagde] veroordeelt tot de noodzakelijke kosten van ontruiming,
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] in strijd handelt met de bepalingen in de huurovereenkomst. Zij pleegt illegale activiteiten in het gehuurde en veroorzaakt overlast voor overige huurders.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de (toekomstige) goederen van [gedaagde] sinds 1 december 2015 onder bewind zijn gesteld. Artikel 1:441 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat tijdens het bewind de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte vertegenwoordigt.
4.2.
Op grond van vaste rechtspraak (zie Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525) heeft ook een vordering strekkende tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde betrekking op de onder bewind staande goederen. In die uitspraak neemt de Hoge Raad tot uitgangspunt dat, in een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed, de bewindvoerder, en dus niet de rechthebbende, in rechte dient te worden betrokken. Indien een wederpartij die niet met het bewind bekend was of had behoren te zijn, een geding tegen de rechthebbende zelf aanhangig heeft gemaakt, kan de bewindvoerder in rechte verschijnen om als formele procespartij de procedure over te nemen.
4.3.
Nu vast staat dat het bewind op 17 november 2015 bekend is gemaakt in het Centraal Curatele- en Bewindregister, en [eiser] bovendien in de dagvaarding gewag maakt van het bewind, wordt [eiser] geacht bekend te zijn geweest met het bewind, zodat hij de dagvaarding aan de bewindvoerder had moeten betekenen en niet aan [gedaagde] zelf.
4.4.
In reactie op de e-mail van [Bewindvoering] van 10 december 2024, waarin hij aangeeft dat de dagvaarding niet aan hem betekend is, stelt (de gemachtigde van) [eiser] dat hij als gevolg van een domiciliekeuze door de bewindvoerder de dagvaarding heeft laten betekenen aan het kantooradres van mr. Nijsten en derhalve niet gehouden was de dagvaarding ook aan de bewindvoerder te betekenen. Deze redenering gaat echter niet op, omdat een domiciliekeuze, dat slechts ziet op het adres alwaar de dagvaarding betekend kan worden, verder niets zegt over de in de procedure te betrekken (rechts)personen.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal [eiser] dan ook niet in de gelegenheid worden gesteld om de bewindvoerder alsnog in het geding op te roepen. De conclusie is dat de kantonrechter [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot vandaag begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.
RJ