ECLI:NL:RBLIM:2024:9141
Rechtbank Limburg
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht bij verdeling van onroerend goed tussen ex-partners
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De vrouw, die in Nederland woont, heeft de man, die in Duitsland verblijft, gedagvaard om de woning aan haar toe te delen. De rechtbank moest allereerst beoordelen of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien het internationale karakter van de zaak. De vrouw stelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was op basis van de EEX-Vo II, die regels geeft over de rechterlijke bevoegdheid in internationale geschillen. De rechtbank concludeerde dat zij bevoegd was, omdat de vorderingen van de vrouw betrekking hadden op de ontvlechting van hun gemeenschappelijk eigendom van de woning, die zich in Nederland bevindt. De rechtbank oordeelde dat de man, die niet verschenen was, geen medewerking verleende aan de ontvlechting en dat zijn afwezigheid niet mocht leiden tot onredelijke proceskosten voor de vrouw. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen, waaronder de toedeling van de woning aan haar tegen een bindende taxatiewaarde, en heeft de man veroordeeld tot medewerking aan de eigendomsoverdracht. Tevens zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd.