ECLI:NL:RBLIM:2024:8945

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
ROE 23/1389
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en de beoordeling van de verwerking van persoonsgegevens door de Koninklijke Marechaussee

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de Minister van Defensie, betreffende een inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens (Wpg). Eiser, die in het verleden vrijgesproken is van ernstige strafbare feiten, ondervindt sinds 2016 hinder bij het reizen naar het buitenland. Hij heeft een informatieverzoek ingediend bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar) om inzage in zijn persoonsgegevens. De minister heeft echter gesteld dat er geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt, wat eiser betwist. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat het bestreden besluit van de minister niet deugdelijk gemotiveerd was en het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank oordeelt dat de minister de term 'verwerken' te strikt heeft opgevat en dat er mogelijk wel gegevens over eiser zijn verwerkt die niet zijn gedeeld. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt hem op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de minister ook verplicht om de proceskosten aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1389
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2024
in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Sabir),
en

de Minister van Defensie,

(gemachtigde: mr. P. Toonders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het rechtstreekse beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 11 mei 2023 op het informatieverzoek van eiser.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiser heeft ter zitting onweersproken gesteld dat hij als verdachte betrokken is geweest bij een grote strafzaak, waarbij hij werd verdacht van donateursfraude en het financieren van IS of andere terroristische groeperingen. Eiser is van deze strafbare feiten zowel in eerste aanleg (in 2021) als in hoger beroep (in 2023) vrijgesproken. Met het intrekken van het cassatieberoep door het Openbaar Ministerie is deze vrijspraak definitief geworden.
3. Eiser ondervindt sinds 2016 hinder en beperkingen bij het reizen naar het buitenland. Zo worden hij en zijn reisgenoten regelmatig ondervraagd voordat hij toegang krijgt. Ook wordt eiser anders bejegend direct na het inscannen van zijn paspoort bij een douanecontrole. Ter zitting gaf eiser aan dat dit iedere reis gebeurt, de zomer van 2024 voor het laatst. Eiser heeft bij brief van 12 januari 2023 een informatieverzoek ingediend bij de Koninklijke Marechaussee (Kmar). Hij heeft op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) gevraagd om inzage in zijn persoonsgegevens die door de Kmar zijn verwerkt. Hij verzoekt specifiek om inzage in:
  • welke persoonsgegevens van hem zijn verwerkt c.q. opgeslagen en gedeeld;
  • op basis van welke grondslag die persoonsgegevens zijn opgeslagen en gedeeld;
  • van welke instantie(s) en welke perso(o)n(en) de verwerkte gegevens afkomstig zijn;
  • waarom de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • wanneer de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • hoe de persoonsgegevens zijn verwerkt, opgeslagen en gedeeld;
  • met welke andere instantie(s) / derden de persoonsgegevens zijn gedeeld;
  • of er tussentijds persoonsgegevens zijn verwijderd. Zo ja: waarom, wanneer, hoe, en zijn alle derden op de hoogte gebracht van deze verwijdering;
  • gedurende welke periode zullen de persoonlijke gegevens zijn opgeslagen en worden gedeeld;
  • wanneer zijn de persoonsgegevens voor het laatst geactualiseerd, en waarom en door wie; En zo ja; wat hield deze actualisering in?
Verder verzoekt eiser of de minister op enig moment heeft geconstateerd dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiser op enig moment op enigerlei wijze onrechtmatig is geweest en op welke wijze hij bezwaar kan maken tegen de opslag en tegen verdere verwerking van zijn persoonsgegevens.
Besluitvorming
4. De minister heeft op 11 mei 2023 een besluit genomen op het informatieverzoek. In het besluit staat dat, na raadpleging van de systemen, is vastgesteld dat de KMar geen persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt. In het verweerschrift en ter zitting heeft de minister toegelicht dat hij daartoe op 7 maart 2023 zorgvuldig de systemen van de KMar heeft laten raadplegen. In de systemen is daarbij gezocht op de achternaam in combinatie met de geboortedatum van eiser in zowel de zoekfunctie voor personen als in de vrije tekst. Uit deze zoekslag kwam destijds geen informatie naar voren dat de KMar persoonsgegevens van eiser verwerkt. Daarbij is opgemerkt dat wellicht andere instanties zoals de politie informatie over eiser verwerkt die ervoor zorgen dat eiser problemen ervaart bij het reizen naar het buitenland.
Standpunt eiser
5. Eiser is ervan overtuigd dat er wel degelijk informatie is verwerkt door de Kmar. Volgens eiser is het aannemelijk dat er meer gegevens van hem bij de Kmar aanwezig moeten zijn, dan worden gedeeld. [1] Ook indien er een gedeeld systeem is waarbij andere instanties gegevens van eiser met de Kmar delen, gaat het om verwerken en moet de Kmar dit in het kader van dit verzoek aan eiser mededelen. De enkele mededeling van de minister dat de Kmar geen persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt is onvoldoende en doet geen recht aan de realiteit. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd waarom er geen informatie is verstrekt. Daarbij zijn de vragen die eiser in zijn informatieverzoek heeft gesteld, onbeantwoord gebleven. Het niet verstrekken van gegevens is volgens eiser in strijd met het recht op bewegingsvrijheid (artikel 2 van het Vierde Protocol van het EVRM), het recht op privéleven (artikel 8 van het EVRM) en het recht op (toegang tot) een daadwerkelijk rechtsmiddel en een eerlijk proces (artikel 6 van het EVRM). Volgens eiser heeft de Kmar, door het niet verstrekken van de gegevens en door het ongemotiveerd achter houden van informatie, althans antwoorden te geven op de gestelde vragen, in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het legalisatiesbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en vertrouwensbeginsel.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt het besluit van de minister op het informatieverzoek van eiser. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
-
Peildatum
8. In het verweerschrift heeft verweerder aangegeven dat hij op 11 september 2024 opnieuw de systemen van de KMar heeft laten raadplegen of er daadwerkelijk geen gegevens over eiser zijn verwerkt. Uit deze zoekslag blijkt dat er op dat moment wel persoonsgegevens over eiser zijn verwerkt. De registraties zijn echter vastgelegd nadat de systemen op 7 maart 2023 zijn geraadpleegd en dus ook na indiening van het inzageverzoek van eiser. De persoonsgegevens van eiser komen in twee mutaties voor in het systeem BPS. De registraties zien op bevragingen op Schiphol bij grenspassages van eiser op 11 april 2023 en 25 april 2023. In SUMM-IT komt eiser niet voor. Ter zitting heeft de rechtbank met partijen vastgesteld dat deze verwerking buiten de omvang van dit geding valt, omdat de peildatum het moment van het verzoek is, dus 12 januari 2023. Tussen partijen is in geschil of de stelling van verweerder dat op 12 januari 2023 nog geen gegevens zijn verwerkt juist is.
-
Verwerken
9. Tussen partijen is daarbij allereerst in geschil wanneer sprake is van het ‘verwerken’ van persoonsgegevens. Verweerder meent dat hij alleen inzage dient te verlenen in gegevens waarvoor hij zelf verantwoordelijk is. Indien er politiemutaties zichtbaar zijn die met verweerder worden gedeeld en die verweerder weliswaar in kan zien, maar waarvoor hij niet verantwoordelijk is, zijn dat volgens verweerder geen gegevens die vallen onder artikel 25 van de Wpg. [2] Eiser meent dat de term verwerken ruimer dient te worden gezien. Volgens eiser is het enkel zien van een gegeven in een gedeeld systeem al een vorm van verwerking. Eiser stelt bovendien te weten dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (de NCTV) de Kmar meeneemt in berichten die de NCTV met andere organisaties deelt. Die informatie valt volgens eiser ook onder de reikwijdte van artikel 25 van de Wpg. Daarnaast zou ook van iedere bevraging op Schiphol een verslaglegging moeten zijn, die vervolgens in het systeem terug te vinden zou moeten zijn. Ook deze gegevens vallen vervolgens onder de reikwijdte van artikel 25 van de Wpg.
10. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 25, eerste lid, van de Wpg is het volgende bepaald: de betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
11. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c van de Wpg wordt onder verwerken van politiegegevens verstaan: elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot politiegegevens of een geheel van politiegegevens, al dan niet uitgevoerd op geautomatiseerde wijze, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen,
opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen of vernietigen van politiegegevens.
12. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de wettelijke tekst van de Wpg dat verweerder de term ‘verwerken’ te strikt heeft opgevat. Ook indien de minister gegevens van de politie opvraagt, raadpleegt of gebruikt valt dit onder ‘verwerken’ als bedoeld in artikel 25 van de Wpg en zal de minister dit op verzoek van eiser met hem moeten delen (of weigeren indien een weigeringsgrond van toepassing is). Hoewel de minister uiteraard geen gegevens kan delen die er niet zijn, maakt alleen dit al dat de rechtbank het aannemelijk acht dat het onderzoek van verweerder niet volledig is geweest. Dit geldt te meer, nu eiser onweersproken heeft gesteld dat hij sinds 2016 bij grenscontroles bevraagd wordt en het de rechtbank bevreemdt dat hiervan kennelijk geen gegevens in de systemen van verweerder zijn terug te vinden, anders dan de mutaties op 11 april 2023 en 25 april 2023. Ook rijst de vraag wat de aanleiding voor laatstgenoemde bevragingen is geweest. De gedachte dat er meer over eisers’ persoonsgegevens zichtbaar is in de systemen van de Kmar dan de minister in het besluit van 11 mei 2023 aangeeft, komt dan op. Het beroep van eiser is dan ook gegrond en de rechtbank ziet aanleiding het bestreden besluit van 11 mei 2023 te vernietigen.

Conclusie en gevolgen

13. Het onderzoek van verweerder is niet volledig geweest. Het bestreden besluit zal in zoverre worden vernietigd op grond van artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een gebrek in de motivering vloeit hieruit voort. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit dat wordt vernietigd in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Dit omdat het aan verweerder is om opnieuw onderzoek te doen naar gegevens van eiser in de desbetreffende systemen. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
14. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
15. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht (ad € 184,00) en de proceskosten aan eiser vergoeden. Het gaat om een bedrag van € 1.750,00.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 11 mei 2023;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,00 aan proceskosten aan eiser.
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,00 aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.C.A. Wilschut, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 4 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Wet politiegegevens

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet Politiegegevens

Artikel 1. (definities)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
politiegegeven:elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van:
– de uitvoering van wettelijke voorschriften anders dan de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;
– de bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 opgedragen taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, onder 1° en artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Politiewet 2012;
b.
persoonsgegeven:alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;
c.
verwerken van politiegegevens:elke bewerking of elk geheel van bewerkingen met betrekking tot politiegegevens of een geheel van politiegegevens, al dan niet uitgevoerd op geautomatiseerde wijze, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen of vernietigen van politiegegevens;
d.
verstrekken van politiegegevens:het bekend maken of ter beschikking stellen van politiegegevens;
e.
ter beschikking stellen van politiegegevens:het verstrekken van politiegegevens aan personen die overeenkomstig deze wet zijn geautoriseerd voor het verwerken van politiegegevens;
f.
verwerkingsverantwoordelijke:dit is bij:
1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
2°. de rijksrecherche: het College van procureurs-generaal;
3°. de Koninklijke marechaussee: Onze Minister van Defensie;
4°. een gemeenschappelijke verwerking van politiegegevens met het oog op een gemeenschappelijk doel door twee of meer organisaties als bedoeld in dit onderdeel: de verwerkingsverantwoordelijke die door de betrokken verwerkingsverantwoordelijken is belast met de feitelijke zorg voor de verwerking en het treffen van de maatregelen, bedoeld in de artikelen 4 en 4a;
g.
betrokkene:degene op wie een politiegegeven betrekking heeft;
h.
Autoriteit persoonsgegevens:de autoriteit, bedoeld in artikel 6 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;
i.
verwerker:de natuurlijke persoon of rechtspersoon, overheidsinstantie, dienst of enig ander orgaan die of dat ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke politiegegevens verwerkt. Indien een verwerker in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde de doeleinden en middelen van de verwerking bepaalt, wordt die verwerker met betrekking tot die verwerking als verwerkingsverantwoordelijke aangemerkt;
j.
Onze Ministers:Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Defensie gezamenlijk;
k.
ambtenaar van politie:de ambtenaar, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 2012, alsmede de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee voor zover werkzaam ter uitvoering van de politietaak, bedoeld in onderdeel a, en indien artikel 46 wordt toegepast, de ambtenaar, werkzaam bij de in dat artikel genoemde dienst en de ambtenaar, bedoeld in artikel 142, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
l.
bevoegde autoriteit:iedere overheidsinstantie die bevoegd is voor de taken, bedoeld in onderdeel a, of ieder ander orgaan dat of iedere andere entiteit die is gemachtigd openbaar gezag en openbare bevoegdheden uit te oefenen met het oog op de taken, bedoeld in onderdeel a;
m.
gerelateerde gegevens:de politiegegevens die bij de vergelijking van gegevens, bedoeld in de artikelen 8, tweede lid, 11, eerste en tweede lid, 12, vierde lid en 24, eerste en tweede lid, overeenkomen en de erbij behorende gegevens alsmede de politiegegevens waarmee bij het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in de artikelen 8, derde lid, en 11, vierde lid, verband blijkt te bestaan;
n.
afschermen:het markeren van opgeslagen politiegegevens met als doel de verwerking ervan in de toekomst te beperken;
o.
bestand:elk gestructureerd geheel van politiegegevens dat volgens bepaalde criteria toegankelijk is, ongeacht of dit geheel van gegevens gecentraliseerd of gedecentraliseerd is, dan wel verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde wijze;
p.
ontvanger:de natuurlijke persoon aan wie of de rechtspersoon of overheidsinstantie waaraan politiegegevens worden verstrekt;
q.
inbreuk op de beveiliging:een inbreuk op de beveiliging met de vernietiging, het verlies, de wijziging, de bekendmaking of de ter beschikkingstelling van of de ongeoorloofde toegang tot doorgezonden, opgeslagen of anderszins verwerkte politiegegevens tot gevolg;
r.
genetische gegevens:persoonsgegevens met betrekking tot de overgeërfde of verworven genetische kenmerken van een natuurlijke persoon die unieke informatie verschaffen over de fysiologie of de gezondheid van die persoon en die met name voortkomen uit een analyse van een biologisch monster van die persoon;
s.
biometrische gegevens:persoonsgegevens die het resultaat zijn van een specifieke technische verwerking met betrekking tot de fysieke, fysiologische, of gedragskenmerken van een natuurlijke persoon op grond waarvan de eenduidige identificatie van die persoon mogelijk is of bevestigd wordt, zoals afbeeldingen van het gezicht of dactyloscopische gegevens;
t.
gegevens over gezondheid:persoonsgegevens met betrekking tot de fysieke of mentale gezondheid van een natuurlijke persoon, waaronder gegevens over verleende gezondheidsdiensten, waarmee informatie over zijn gezondheid wordt gegeven;
u.
profilering:elke vorm van geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waarbij aan de hand van die gegevens bepaalde persoonlijke aspecten van een natuurlijke persoon worden geëvalueerd, met de bedoeling met name aspecten betreffende zijn beroepsprestaties, economische situatie, gezondheid, persoonlijke voorkeuren, interesses, betrouwbaarheid, gedrag, locatie of verplaatsingen te analyseren of te voorspellen;
v.
derde land:ieder land of gebied dat geen lidstaat is of daarvan geen onderdeel uitmaakt;
w.
internationale organisatie:een organisatie en de daaronder ressorterende internationaalpubliekrechtelijke organen of andere organen die zijn opgericht bij of op grond van een overeenkomst tussen twee of meer landen;
x.
richtlijn:Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van het Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad;
y.
lidstaat:lidstaat van de Europese Unie die de richtlijn heeft geïmplementeerd.

Artikel 25. (recht op inzage)

1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
2. De verwerkingsverantwoordelijke kan zijn beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken indien blijkt dat bij verschillende regionale eenheden of bij de landelijke eenheid van de politie politiegegevens over de verzoeker worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 27. (uitzonderingen)

1. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ter bescherming van de nationale veiligheid;
f. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 24a, vierde lid.
2. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.
3. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, en 28, eerste lid, wordt afgewezen als het verzoek de gegevens betreft, die worden verwerkt bij of krachtens artikel 12.

Voetnoten

2.De betrokkene heeft op grond van artikel 25, eerste lid, van de Wpg het recht om op diens schriftelijke verzoek