ECLI:NL:RBLIM:2024:8900

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
ROE 21/1594
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wetswijziging AOW en gevolgen voor schuldig nalatigheid bij premiebetaling

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 3 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de schuldig nalatig verklaring van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de jaren 2013 en 2014 behandeld. De Svb had eerder vastgesteld dat eiser schuldig nalatig was met het betalen van AOW-premies, maar na een wetswijziging per 1 januari 2024, die artikel 13 van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wijzigde, is het niet langer mogelijk om een korting op het AOW-pensioen toe te passen op basis van schuldig nalatigheid. Eiser, die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, heeft hierdoor geen procesbelang meer, omdat de wetswijziging betekent dat zijn toekomstige AOW-uitkering niet zal worden verlaagd door de vastgestelde schuldig nalatigheid over de jaren 2013 en 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet op de zitting is verschenen, ondanks een correcte uitnodiging, en dat hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep dan ook niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen griffierecht terug en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De rechtbank wijst er wel op dat eiser verplicht blijft om de AOW-premies te betalen en dat de Belastingdienst een boete kan opleggen bij niet-betaling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1594

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 december 2024

in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de schuldig nalatig verklaring van eiser over de jaren 2013 en 2014.
1.1.
Bij twee afzonderlijke primaire besluiten van 27 augustus 2020 heeft de Svb de schuldig nalatigheid over beide jaren vastgesteld op 100%. Met het bestreden besluit van 12 mei 2021 heeft de Svb de bezwaren van eiser gegrond verklaard waar het de percentages van de schuldige nalatigheid betreft (die zijn verlaagd naar 42% voor 2013 en naar 74% voor 2014).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de Svb deelgenomen. Eiser is daar niet verschenen, hoewel hij op juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting.

Standpunt van eiser

2. Eiser stelt zich – kort samengevat – op het standpunt dat hij niet op de hoogte is van besluiten van de Belastingdienst over de premieschuld over de tegengeworpen jaren 2013 en 2014. Hij heeft toegelicht dat hij na een detentieperiode weliswaar op diverse adressen heeft gewoond, maar steeds officieel op die adressen ingeschreven heeft gestaan.

Beoordeling door de rechtbank

3. In de eerste plaats overweegt de rechtbank dat zij uit het beroepschrift opmaakt dat dit vooral gericht lijkt te zijn tegen de belastingschuld over 2013 en 2014. Daarover gaat het bestreden besluit echter niet: dat gaat alleen over het schuldig nalatig verklaren door de Svb, waarbij de Svb uitgaat van de informatie van de Belastingdienst. De belastingschuld is door de Belastingdienst vastgesteld; niet door de Svb. Als eiser het met de belastingschulden over 2013 en 2014 niet eens is, dan moet hij bij de Belastingdienst zijn en dus niet bij de Svb. Dat heeft de Svb ook geschreven in het bestreden besluit. In dit beroep is alleen aan de orde de gedeeltelijke schuldig nalatigheid (met het betalen van AOW-premies) over 2013 en 2014 die de Svb heeft vastgesteld.
4. De rechtbank ziet zich daarbij voor de vraag gesteld of eiser nog voldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep daarover. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is van belang of hetgeen eiser met zijn beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en of het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
5. De rechtbank wijst gelet op het voorgaande op de wijziging van de AOW per
1 januari 2024 [2] . Door een wijziging van artikel 13 van de AOW per die datum is het schuldig nalatig zijn (met het betalen van premie) geen grondslag meer voor het toepassen van een korting op het AOW-pensioen. Ook al is deze wetswijziging van na het bestreden besluit, die is wel van invloed op het beroep van eiser.
6. De rechtbank stelt namelijk vast dat eiser de AOW-gerechtigde leeftijd nu nog niet heeft bereikt: hij is geboren in 1969. De wetswijziging betekent voor eiser dat hij te zijner tijd niet (meer) op zijn AOW-uitkering zal worden gekort omdat hij niet volledig aan zijn premieplicht over 2013 en 2014 heeft voldaan. Met andere woorden: eisers toekomstige AOW-uitkering wordt niet verlaagd door de vastgestelde schuldige nalatigheid over die jaren. Dat heeft de Svb op de zitting bevestigd. Daarbij is toegelicht dat eiser hiervan ook persoonlijk met een brief van 29 mei 2024 op de hoogte is gesteld. Voor zover eiser met zijn beroep wilde bereiken dat de belastingschuld over 2013 en 2014 – via schuldig nalatigheid – niet zal doorwerken in het AOW-bedrag waar hij bij het bereiken van zijn AOW-gerechtigde leeftijd recht op heeft, is dat doel dus nu bereikt door de wetswijziging. Op de zitting heeft de Svb verklaard dat er verder – naast de nu dus vervallen verlaging van de AOW-uitkering – geen ander gevolg of belang is verbonden aan het schuldig nalatig verklaren. Eiser is niet op de zitting verschenen en heeft dus ook niet toegelicht welk belang hij nog heeft bij zijn beroep daarover. Ook de rechtbank is niet gebleken dat eiser nog een belang heeft daarbij.
7. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het procesbelang van eiser ontbreekt. Het heeft geen toegevoegde waarde dat de rechtbank de inhoud van het bestreden besluit nog op juistheid beoordeelt. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. De rechtbank wijst eiser ter informatie en voor zijn begrip wel erop dat hij verplicht blijft de premies voor de AOW te betalen en dat de Belastingdienst een boete kan opleggen als hij die premies niet betaalt. Als eiser zijn belastingaanslag en/of premies niet direct kan betalen, kan hij zich wenden tot de Belastingdienst om te kijken of een betalingsregeling mogelijk is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzitter, en mr. P.H. Broier en
mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. W.A.M. Bocken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 december 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wetgeving

Algemene ouderdomswet
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b (zoals dat gold tot 1 januari 2024)
Degene die verwijtbaar geen premie heeft betaald over bepaalde jaren wordt voor die jaren schuldig nalatig verklaard. Op diens uitkering wordt per niet betaald premiejaar een korting toegepast van 2 procent.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 24 november 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO4946, en 13 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2824.
2.Wet tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Invorderingswet 1990 in verband met het afschaffen van de mogelijkheid om schuldig nalatig te verklaren bij het niet of niet geheel betalen van de premie voor de volksverzekeringen.