ECLI:NL:RBLIM:2024:877

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/03/326268 / KG ZA 24-8
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in burenrechtelijke zaak met betrekking tot vermeende hinder door verbouwing

In deze zaak, die zich afspeelt in het burenrecht, heeft eiser in verzet, oorspronkelijk gedaagde in een eerdere procedure, verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 7 december 2023. Dit vonnis was uitgesproken in een kort geding waarin gedaagde in verzet, oorspronkelijk eiser, vorderde dat eiser in verzet de bouwwerkzaamheden aan zijn woning zou staken. De voorzieningenrechter had in het verstekvonnis geoordeeld dat de bouwwerkzaamheden onrechtmatige hinder zouden veroorzaken voor gedaagde in verzet, op basis van deskundigenrapporten die de bezonning en daglichttoetreding in de tuin van gedaagde in verzet negatief zouden beïnvloeden.

Eiser in verzet heeft in zijn verzet aangevoerd dat het verstekvonnis onterecht was, omdat er geen onrechtmatige hinder zou zijn. Hij heeft een eigen deskundigenrapport overgelegd waaruit blijkt dat de uitbreiding van zijn woning geen significante invloed heeft op de bezonning van de woning van gedaagde in verzet. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de vorderingen van gedaagde in verzet in een bodemprocedure zouden slagen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzet gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en de vorderingen van gedaagde in verzet afgewezen.

De proceskosten zijn toegewezen aan eiser in verzet, die in deze procedure in het gelijk is gesteld. De voorzieningenrechter heeft de kosten van het geding begroot en gedaagde in verzet veroordeeld tot betaling van deze kosten, inclusief wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 26 februari 2024 door mr. I.M. Etman.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/326268 / KG ZA 24-8
Vonnis in kort geding van 26 februari 2024
in de zaak van
[eiser in verzet],
te [woonplaats] ,
eiser in verzet,
oorspronkelijk gedaagde in de zaak met nummer C/03/324082 / KG ZA 23/413,
hierna te noemen: [eiser in verzet] ,
advocaat: mr. S.J.H.G.M. Schils,
tegen
[gedaagde in verzet],
te [woonplaats] ,
gedaagde in verzet,
oorspronkelijk eiser in de zaak met nummer C/03/324082 / KG ZA 23/413,
hierna te noemen: [gedaagde in verzet] ,
advocaat mr. W.J.F. Geertsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in de zaak met nummer C/03/324082 / KG ZA 23/413
  • het verstekvonnis in de hoofdzaak van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 7 december 2023
  • de verzetdagvaarding met producties 1 tot en met 10
  • de akte van [gedaagde in verzet] met productie 7
  • de akte overlegging productie 11 van [eiser in verzet]
  • de mondelinge behandeling van 20 februari 2024
  • de pleitnota van [gedaagde in verzet] .

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in verzet] en [eiser in verzet] zijn buren. [gedaagde in verzet] is eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] en [eiser in verzet] is eigenaar van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] .
2.2.
Op 24 februari 2023 heeft [eiser in verzet] in verband met de uitbreiding van de eerste
verdieping van zijn woning een aanvraag omgevingsvergunning met bouwplan (productie 2
dagvaarding hoofdzaak) ingediend bij de gemeente [woonplaats] (hierna: “de gemeente”). De gemeente heeft bij besluit van 31 mei 2023 de omgevingsvergunning verleend. [gedaagde in verzet] heeft tegen dit besluit bewaar gemaakt. Door omstandigheden is hij niet verschenen bij de hoorzitting in de bestuursrechtelijke procedure. De gemeente heeft nog niet op het bezwaar beslist.
2.3.
[naam ingenieur] (bezonningsingenieur, hierna: [naam ingenieur] ) heeft in opdracht van [gedaagde in verzet] ter plekke bij de woning van [gedaagde in verzet] een bezonningsonderzoek verricht en zijn bevindingen dienaangaande, met inachtneming van het bouwplan van [eiser in verzet] , toegelicht in een rapport van 5 oktober 2023 (productie 4 dagvaarding hoofdzaak). In zijn rapport komt [naam ingenieur] (p. 8) tot de volgende conclusie:
“In de huidige situatie (zonder opbouw) is gebleken dat er met name in het voor- en najaar (4 van de 7 peildata) relatief weinig bezonning in de tuin kan toetreden hoewel zeker nog noemenswaardig. De schaduwvorming ten gevolge van het bouwplan is dan langdurig in verhouding tot de huidige bezonningsduur. De gridberekeningen die aanzienlijke tot excessieve procentuele afnames (-27% en -59%) laten zien bevestigen dit beeld. Er blijft weinig bezonning over en de negatieve impact is dan groot te noemen.
Op de resterende 3 peildata is er ook duidelijk sprake van invloed maar door de langere zonnebanen en daglengtes zijn de procentuele afnames minder hoog (-14 tot -17%). Dit neemt niet weg dat er in het gedeelte van de tuin nabij de achtergevel nauwelijks nog bezonning mogelijk is.”
2.4.
[gedaagde in verzet] heeft [eiser in verzet] bij brief van zijn advocaat van 11 oktober 2023 bericht over het bezonningsonderzoek en hem gesommeerd af te zien van uitbreiding van de eerste verdieping van de woning.
2.5.
[eiser in verzet] heeft op 6 november 2023 een voorstel tot mediation gedaan aan [gedaagde in verzet] met opschorting van de bouwplannen gedurende de looptijd van het mediationtraject (productie 5 verzetdagvaarding). Op 7 november 2023 heeft [gedaagde in verzet] aan hem laten weten dat hij niet aan mediation zal meewerken (productie 6 verzetdagvaarding).
2.6.
[eiser in verzet] heeft eveneens een bezonningsdeskundige, te weten iTX, opdracht gegeven een bezonningsstudie uit te voeren. De bevindingen zijn neergelegd in een rapport van
4 december 2023 (productie 8 verzetdagvaarding). iTX komt tot de conclusie (p. 3) als uitgegaan wordt van de TNO-norm “licht” dat de woning op nr. 53 ruimschoots voldoet aan de minimale TNO-eis “licht” van 120 minuten in de periode 19 februari-21 oktober. De voorgenomen uitbreiding van de eerste verdieping van de woning op nr. 51a heeft hierop geen invloed. Er is bezonning mogelijk van in totaal 457 minuten, een verschil van +337 minuten ten opzichte van de eis. Verder is uit onderzoek naar de zonafname in de tuin van de woning op nr. 53 naar voren gekomen dat de gemiddelde zonuren per dag van 01:13 uur terugloopt naar 00:57 uur. Dat is een afname van 22,1%, die voor een stedelijke omgeving met tal van bouwsels in de achtertuinen beperkt is te noemen. iTX heeft voorts geconcludeerd dat uitbreiding van de eerste verdieping het zicht op de vrije hemel (het zogenaamde “kokereffect”) op geen enkele wijze belemmert. Er is geen kokereffect. iTX heeft ten slotte opgemerkt dat [naam ingenieur] twee van de zeven peildata naar voren haalt met een negatiever beeld op basis waarvan hij zijn conclusies trekt. Gemeten over de gehele periode, zoals iTX deed, blijkt de zonafname voor een binnenstedelijke omgeving alleszins acceptabel is.
2.7.
Bij verstekvonnis in kort geding van 7 december 2023 (met nummer C/03/324082 /
KG ZA 23/413) heeft de voorzieningenrechter als volgt op de eis van [gedaagde in verzet] beslist:
“4.1. veroordeelt gedaagde [toevoeging voorzieningenrechter: [eiser in verzet] ] om, na betekening van dit vonnis aan hem, per direct de (beoogde) bouwwerkzaamheden aan de [adres 2] te [woonplaats] te staken en gestaakt te houden, voor zover die bouwwerkzaamheden zien op de bouw of renovatie van of aan de nieuwe aanbouw, nader aangeduid in het bij de aanvraag omgevingsvergunning van gedaagde overgelegde bouwplan (productie 2 dagvaarding), totdat in een te entameren bodemprocedure een vonnis of arrest is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan,
4.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser [toevoeging voorzieningenrechter: [gedaagde in verzet] ] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat hij niet aan de hiervoor onder 4.1 uitgesproken veroordeling voldoet, met een maximum van € 50.000,00,
4.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.522,86, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.”
2.8.
Bij exploot van 19 december 2023 (productie 3 verzetzaak) is het voornoemde vonnis aan [eiser in verzet] betekend.
2.9.
Op 15 januari 2024 heeft [eiser in verzet] verzet tegen het voornoemde verstekvonnis ingesteld.
2.10.
Op 2 februari 2024 heeft [naam ingenieur] gereageerd op het rapport van iTX (productie 7 [gedaagde in verzet] ).
2.11.
Op 17 februari 2024 heeft iTX gereageerd op de voornoemde reactie van [naam ingenieur] (productie 11 [eiser in verzet] ).

3.Het geschil

in de oorspronkelijke hoofdzaak
3.1.
[gedaagde in verzet] heeft in de oorspronkelijke hoofdzaak gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis in kort geding, bij wijze van een voorlopige voorziening, tot er een andere beslissing in een bodemprocedure zou worden gewezen en voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde [toevoeging voorzieningenrechter: [eiser in verzet] ] te veroordelen c.q. te gelasten dat per direct de (beoogde) bouwwerkzaamheden aan de [adres 2] te [woonplaats] worden gestaakt en gestaakt worden gehouden voor zover deze bouwwerkzaamheden zien op de bouw of renovatie van of aan de nieuwe aanbouw nader aangeduid in productie 2, totdat in de bodemprocedure een vonnis of arrest is gewezen dat in kracht van gewijsde is gegaan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat hij in gebreke blijft in deze beoordeling te voldoen, met een maximum van
€ 50.000,00 alsook iedere voorziening te treffen in het belang van [gedaagde in verzet] die de voorzieningenrechter in goede justitie van toepassing acht;
II. gedaagde te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met salaris advocaat en de nakosten een en ander te voldoen binnen een termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen een gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Bij verstekvonnis van 7 december 2023 (zie rov. 2.7.) heeft de voorzieningenrechter hierop beslist.
in verzet
3.3.
[eiser in verzet] vordert in verzet dat de voorzieningenrechter:
- het vonnis in kort geding, gewezen door de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, op
7 december 2023 tussen [gedaagde in verzet] als eiser en [eiser in verzet] als gedaagde (hierna: de hoofdzaak), vernietigt, althans vervallen verklaart;
- opnieuw recht doet en de rechtbank [lees: de voorzieningenrechter] in dezen onbevoegd te verklaren althans [gedaagde in verzet] alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen, hetzij hem deze te ontzeggen,
- [gedaagde in verzet] (eveneens voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad) veroordeelt in de kosten van het geding, met inbegrip van de nakosten zoals genoemd in artikel 237 lid 4 Rv, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip dat [gedaagde in verzet] in verzuim is deze kosten te voldoen.
3.4.
[gedaagde in verzet] voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in verzet
4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiser in verzet] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Ingevolge art. 147 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt
de instantie heropend en geldt het exploot van verzet als conclusie van antwoord in de hoofdzaak met nummer C/03/324082 / KG ZA 23/413.
in de oorspronkelijke hoofzaak
Spoedeisend belang
4.3.
Het gaat in deze zaak om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [gedaagde in verzet] ten tijde van dit vonnis bij
de gevorderde voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.4.
Het spoedeisend belang is voldoende door [gedaagde in verzet] onderbouwd, nu hij heeft gesteld dat als [eiser in verzet] de beschikking krijgt over de door hem beoogde vergunning, hij in staat zal zijn om zonder bestuursrechtelijke belemmeringen over te gaan tot het uitvoeren van de door hem beoogde werkzaamheden. Dat de verleende vergunning (nog) niet onherroepelijk is en [eiser in verzet] heeft laten weten niet te zullen starten met de bouwwerkzaamheden in afwachting van de bestuursrechtelijke vergunning, doet hieraan niet af.
Inhoudelijke beoordeling
4.5.
De voorzieningenrechter moet vervolgens in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.6.
[gedaagde in verzet] heeft - kort gezegd - gesteld onrechtmatige hinder (ex art. 5:37 BW juncto art. 6:162 BW) te (zullen) ondervinden van de uitbreiding door [eiser in verzet] , aldus dat er ernstige kokerbouw bij zijn woning ontstaat en dat de bezonning en daglichttoetreding in de tuin van zijn woning aanzienlijk wordt verminderd. De hinder zal permanent zijn. [gedaagde in verzet] heeft hierbij verwezen naar het rapport van [naam ingenieur] (productie 4 en rov. 2.3.). Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2005 (ECLI:NL:HR:2005: AT8823) heeft [gedaagde in verzet] gesteld dat niet is gebleken dat [eiser in verzet] enige bereidheid heeft om maatregelen te nemen ter voorkoming van hinder. [gedaagde in verzet] heeft voorts verwezen naar diverse jurisprudentie over hinder door het onthouden dan wel het belemmeren van lichtinval.
4.7.
[eiser in verzet] heeft - kort gezegd - onder verwijzing naar diverse jurisprudentie betwist dat er sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van art. 5:37 BW juncto 6:162 BW. Volgens [eiser in verzet] volgt uit het rapport van iTX dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder door verlies van licht en lucht in de achtertuin van [gedaagde in verzet] . Evenmin is volgens [eiser in verzet] gebleken van kokerbouw of dat het bouwplan van [eiser in verzet] de bezonning en daglicht toetreding in de woning aanzienlijk zou verminderen. Het bezonningsonderzoek van [naam ingenieur] is onvolledig, omdat het niet vermeldt dat er tussen het terras boven en het terras onder een hoogte verschil met trappen en een struik aanwezig is (productie 9 en rov. 2.6.). Ook is het onderzoek van [naam ingenieur] subjectief. [eiser in verzet] heeft verder opgemerkt dat het bouwplan zodanig opgesteld is dat de eerste (nieuwe) verdieping ten opzichte van de bebouwing op de begane grond teruggetrokken wordt gebouwd, dat wil zeggen dat al rekening wordt gehouden met de bezonningsbelangen van [gedaagde in verzet] (productie 10). [eiser in verzet] heeft belang bij het creëren van meer woonruimte. Hij wil een slaapkamer en kantoor- dan wel hobbyruimte realiseren. Ook heeft hij een grote wens om aan de achterzijde van de woning te gaan slapen. Het huidige bouwplan houdt rekening met de belangen van beide partijen. Ten slotte heeft [eiser in verzet] aangevoerd dat zolang een vonnis of arrest in een bodemprocedure niet in kracht van gewijsde is gegaan een bouwverbod hem onevenredig benadeelt, nu dit jaren kan gaan duren. Het eigendomsrecht van [eiser in verzet] wordt daarmee gefrustreerd, terwijl de aannemelijkheid van het toewijzen van de vorderingen van [gedaagde in verzet] in een bodemprocedure onvoldoende zeker is. In de garage van [eiser in verzet] ligt allerlei materiaal opgeslagen, waardoor de garage als zodanig niet meer is te gebruiken, aldus [eiser in verzet] .
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt dat beide partijen een gemotiveerd deskundigenbericht in het geding gebracht hebben, die elkaar tegenspreken. Wat betreft de gehanteerde methodiek en uitleg van de bevindingen in die rapporten staan partijen lijnrecht tegenover elkaar. Volgens [gedaagde in verzet] blijkt uit het rapport van [naam ingenieur] dat er na de verbouwing sprake is van onvoldoende bezonning en een kokereffect, wat [eiser in verzet] onder verwijzing naar het rapport van iTX gemotiveerd betwist. Bij deze stand van zaken is in dit kort geding niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat een bodemrechter hetgeen [gedaagde in verzet] met betrekking tot de volgens hem evidente hinder heeft gesteld als onrechtmatige hinder zal kwalificeren. Gelet op het in art. 256 Rv bepaalde en vaste jurisprudentie dienaangaande (zie onder meer HR 4 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0986 en
HR 15 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1919), is de voorzieningenrechter van oordeel dat in het kader van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld zonder bewijslevering - waartoe deze kortgedingprocedure zich niet leent - niet valt vast te stellen wie van partijen gelijk heeft, en dat daartoe de bodemprocedure noodzakelijk is. De voorzieningenrechter zal om die reden het verzet gegrond verklaren, het verstekvonnis vernietigen en het gevorderde afwijzen.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde in verzet] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in verzet] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.605,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart het verzet gegrond,
5.2.
vernietigt het vonnis dat door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op
7 december 2023 onder zaaknummer C/03/324082 / KG ZA 23-413 gewezen is en ontheft [eiser in verzet] van de daarbij uitgesproken veroordelingen,
opnieuw beslissend:
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde in verzet] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser in verzet]
begroot op € 1.605,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde in verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [gedaagde in verzet] in de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.6.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2024.
JC