ECLI:NL:RBLIM:2024:8760

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
ROE 22/1492
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunning voor wit- en bruingoedwinkel in Maastricht

Op 29 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de omgevingsvergunning voor de vestiging van een wit- en bruingoedwinkel in Maastricht in stand blijft. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar deze werd afgewezen op basis van het bestemmingsplan en de Dienstenrichtlijn. De rechtbank oordeelde dat eiseres nog steeds procesbelang had, ondanks dat zij geen eigenaar meer was van het perceel waarop de winkel zou komen. De rechtbank concludeerde dat de geweigerde omgevingsvergunning niet in strijd was met de Dienstenrichtlijn en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om de afwijzing te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat de weigering van de vergunning in overeenstemming was met het gemeentelijk beleid en dat er geen reden was om aan te nemen dat de situatie was veranderd sinds eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1492

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam 1] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigden: E.J.M.W. Waterval en mr. M.E.J.M. Vorstermans-Rompelberg).

Procesverloop

1. Bij besluit van 14 februari 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een wit- en bruingoedwinkel aan de [adres] in [vestigingsplaats] afgewezen.
1.1.
Met het besluit van 20 juni 2022 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Hierna zijn door verweerder en eiseres nog nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder.

Achtergrond en voorwerp van geschil

2. Eiseres was tot 30 december 2022 eigenaar van het perceel aan de [adres] in [vestigingsplaats] . Het perceel waarop het bouwplan is gelegen heeft op grond van het bestemmingsplan “Maastricht-West”, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 september 2012 (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming ‘Gemengd’ met onder meer de functieaanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel-meubelzaak’. Dit, in samenhang met artikel 7.1, aanhef en onder g, van de regels van het bestemmingsplan betekent dat op het perceel detailhandel in volumineuze goederen mag plaatsvinden, zij het dat de voorziene detailhandel daarbij is beperkt tot meubels.
3. Bij besluit van 20 april 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Maastricht (hierna: de raad) het verzoek om herziening van het bestemmingsplan wat betreft het perceel aan de [adres] afgewezen, omdat het perceel volgens de raad een solitaire locatie is die niet tot de hoofdstructuur detailhandel van Maastricht behoort. Beleidsmatig wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden/winkelgebieden en solitaire/verspreid liggende winkels. Het is volgens de raad, kort gezegd, provinciaal en gemeentelijk beleid om detailhandelsvestigingen of vormen van brancheverruiming buiten de hoofdstructuur zoveel mogelijk te beperken. Hij wijst daarbij in het bijzonder op de gemeentelijke detailhandelsvisie 2016. Op basis van de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg uit 2017 (hierna: de SVREZL 2017) is brancheverruiming buiten de hoofdstructuur volgens de raad zelfs helemaal niet toegestaan. Volgens de raad voldoet het planologische regime voor het perceel aan artikel 15 van de Dienstenrichtlijn, zoals volgens hem ook blijkt uit de adviezen van BRO van 9 maart 2021 en 11 augustus 2021. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1143, is het hiertegen ingestelde beroep ongegrond verklaard, omdat hetgeen is aangevoerd geen aanleiding biedt voor het oordeel dat de planregel waarvan herziening is verzocht in strijd is met artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn. De raad mocht de gevraagde herziening van het bestemmingsplan dus weigeren. Bij uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2493, is het verzoek om herziening afgewezen, omdat ter onderbouwing van het verzoek om herziening geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn aangevoerd.
4. Eiseres heeft op 10 november 2021 een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwplan ingediend ten behoeve van de vestiging van een wit- en bruingoedwinkel. De gevraagde omgevingsvergunning is een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), respectievelijk voor het bouwen en voor het gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag geweigerd, omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en verruiming van de bestemming niet gewenst is aangezien (1) de branchebeperking voldoet aan de Dienstenrichtlijn, (2) verruiming een groot risico op onaanvaardbare effecten op de detailhandelsstructuur en leegstand betekent en (3) verruiming op de onderhavige solitaire locatie leidt tot precedentwerking en er voor zorgt dat de gemeente niet langer coherent en systematisch handelt. In het bestreden besluit heeft verweerder, onder aanvulling van de motivering, het primaire besluit gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de geweigerde omgevingsvergunning voor het bouwplan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Hierbij overweegt de rechtbank dat de beroepsgronden over het bestemmingsplan, te weten dat de planregel niet is toegelicht in de plantoelichting en dat de planregel - inhoudende dat een wit- en bruingoedwinkel is verboden - evident in strijd is met de Dienstenrichtlijn, niet ter beoordeling voorliggen, omdat de beoordeling van het geschil enkel gaat over de geweigerde omgevingsvergunning. Niet betwist is dat eiseres een solitaire locatie heeft en niet in de hoofdstructuur valt.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 10 november 2021. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wabo, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Machtiging
8. Verweerder heeft ter zitting vraagtekens gezet bij de bevoegdheid van [naam 1] om op te treden namens eiseres. Verweerder heeft erop gewezen dat aanvankelijk een machtiging van 25 juni 2022 is afgegeven door [naam bv] In de loop van de procedure heeft [naam 1] vervolgens een machtiging door [naam 2] van 10 juni 2023 ingediend, die volgens verweerder vaag is, omdat niet wordt omschreven om welke omgevingsvergunning het gaat. Tevens stelt verweerder dat deze machtiging op 11 oktober 2024 is ingetrokken en dat er geen herroeping is van deze intrekking.
9. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingesteld namens eiseres, [eiseres] De machtiging van [naam 1] van 25 juni 2022 om het beroep in te stellen, is afgegeven door [naam 3] . Blijkens de uittreksels uit het handelsregister was ten tijde van het afgeven van de machtiging om het beroep in te stellen [naam 3] enig bestuurder van [naam bv] en was [naam bv] enig aandeelhouder van eiseres.
9.1.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [naam 1] bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Eiseres heeft de rechtbank niet bericht dat zij de machtiging heeft ingetrokken, zodat in deze procedure eiseres is vertegenwoordigd door [naam 1] . Dat aan [naam 1] op 10 juni 2023 ook een machtiging is verleend door [naam 2] die volgens verweerder onduidelijk zou zijn, maakt dit, wat door ook van zij, niet anders, omdat dit een andere machtiging betreft en deze niet ziet op het beroep door eiseres tegen het bestreden besluit. Het betoog slaagt niet.
Procesbelang
10. Verweerder heeft bij brief van 26 september 2024 gesteld dat uit het kadaster blijkt dat eiseres vanaf 30 december 2022 geen eigenaar meer is van het pand aan de [adres] . Volgens verweerder betekent dit dat eiseres geen zeggenschap meer heeft over het perceel, omdat zij geen eigenaar (meer) is van het perceel waarop onderhavige aanvraag voor een omgevingsvergunning ziet en daarom ook niet (meer) als belanghebbende bij de aanvraag en het beroep kan worden aangemerkt. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat het voorgaande betekent dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij haar beroep. Ook heeft verweerder in genoemde brief aangegeven dat er sprake is van een nieuwe ontwikkeling waarbij in het pand aan de [adres] een keuken- en/of badkamerzaak, al dan niet in combinatie met [naam 4] , gevestigd zal worden. Deze ontwikkeling past volgens verweerder en BRO in het bestemmingsplan.
11. De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres belanghebbende is, omdat zij in beroep is gekomen tegen het aan haar gerichte bestreden besluit. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe het volgende. Niet betwist is en de rechtbank stelt vast dat blijkens de gegevens van het kadaster de eigendom van het perceel aan de [adres] per 30 december 2022 is overgedragen aan [naam 2] . Blijkens het door eiseres overgelegde uittreksel uit het handelsregister van 2 oktober 2024 was [naam 2] op dat moment enig bestuurder van eiseres. Gelet op deze band tussen de eigenaar van het perceel en eiseres is de rechtbank met eiseres van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat zij niet meer de mogelijkheid heeft om de gevraagde omgevingsvergunning te realiseren. Dit betekent dat eiseres nog procesbelang heeft bij deze procedure.
12. Ten aanzien van de door verweerder gestelde recente ontwikkeling waarbij het pand aan de [adres] op korte termijn verhuurd zal gaan worden aan Mandemakers als keuken- en/of badkamerzaak, overweegt de rechtbank dat dit onvoldoende concreet is om aan te nemen dat eiseres geen belang meer zou hebben bij de beoordeling van de weigering van de omgevingsvergunning voor een wit- en bruingoedwinkel. Uit de door eiseres ingebrachte mail van 13 september 2024 blijkt namelijk dat voor Mandemakers nog een officiële stempel van goedkeuring van de gemeente Maastricht nodig is voordat Mandemakers een handtekening zet onder het verhuurcontract.
Dienstenrichtlijn
13. Volgens eiseres is artikel 7.1, aanhef en onder g, van het bestemmingsplan in strijd met de Dienstenrichtlijn, omdat aan de vereisten van artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn is voldaan.
14. De rechtbank overweegt dat de gronden van het beroep gelijkluidend zijn aan de gronden van beroep die zijn aangedragen bij de Afdeling naar aanleiding van het besluit van de raad tot weigering van het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan voor de [adres] . Weliswaar gaat deze procedure over een ander besluit, namelijk de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan Maastricht-West en dus niet over de weigering om het bestemmingsplan te wijzigen, maar het onderwerp is hetzelfde, namelijk de weigering om medewerking te verlenen aan de komst van een wit- en bruingoedwinkel aan de [adres] vanwege het gemeentelijke beleid. De Afdeling heeft bij genoemde uitspraak van 22 maart 2023 het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling heeft daarbij in overweging 11 geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat artikel 7.1, aanhef en onder g, van de planregel in strijd is met artikel 15, derde lid, van de Dienstenrichtlijn.
15. Eiseres stelt in haar aanvullende gronden van 23 juni 2023 dat nu de verdere ontwikkeling van Retailpark Belvédère is stopgezet er geen sprake meer kan zijn van strijdigheid van de vestiging van een wit- en bruingoedwinkel op het perceel [adres] met het door de gemeente Maastricht nagestreefde doel. Verweerder heeft namelijk de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd met als argument dat Retailpark Belvédère beleidsmatig is aangewezen als het concentratiegebied voor perifere detailhandel. Verweerder heeft volgens eiseres daarom ten onrechte de omstandigheid dat de ontwikkeling van Retailpark Belvédère op het moment van het nemen van het bestreden besluit al op losse schroeven stond, niet betrokken bij de beoordeling van de zogenoemde dwingende reden van algemeen belang.
16. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 9 mei 2023 heeft besloten tot het beëindigen van de voorbereiding van een bestemmingsplan voor de vervolgfase van het Retailpark Belvédère en het stopzetten van de verwerving van eigendommen van derden die voor de realisatie van het Retailpark nodig waren. Beide procedures zijn beëindigd op grond van de uitkomsten van het meest recente stikstofonderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit niet dat het beleid van verweerder ter versterking van de hoofdstructuur zou zijn gewijzigd. Ook in de door eiseres overgelegde raadsinformatiebrief van 9 mei 2023 staat niet aangegeven dat de hoofdstructuur wordt gewijzigd of dat met het stoppen van het Retailpark Belvédère ruimte ontstaat voor brancheverruiming buiten de hoofdstructuur.
17. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de (tijdelijke) stopzetting van de verdere ontwikkeling van Retailpark Belvédère geen reden voor het oordeel dat de weigering van de omgevingsvergunning voor een wit- en bruingoedwinkel in strijd is met de Dienstenrichtlijn. De rechtbank verwijst daarbij naar het oordeel van de Afdeling in de uitspraak van 22 maart 2023. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de geweigerde omgevingsvergunning in stand wordt gelaten. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.