ECLI:NL:RBLIM:2024:8511

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
ROE 24 / 4291 en ROE 24 / 4290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens overtreding van de Opiumwet en de beoordeling van de evenredigheid van deze maatregel

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 22 november 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de sluiting van hun woning op grond van de Opiumwet behandeld. De burgemeester van Sittard-Geleen had op 6 februari 2024 besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor een periode van drie maanden, nadat er een hennepplantage met 196 planten was aangetroffen. Verzoekers, die in de woning verblijven, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 29 oktober 2024 behandeld en concludeert dat de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot sluiting van de woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen, gezien de ernst van de overtreding en de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de sluiting van de woning kan doorgaan. De voorzieningenrechter benadrukt dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting noodzakelijk is en dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren. De gevolgen van de sluiting voor verzoekers, waaronder de medische situatie van verzoekster 2, zijn niet voldoende onderbouwd om de sluiting onterecht te achten. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de sluiting van de woning voor de duur van drie maanden heeft mogen opleggen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4291 (verzoek) en ROE 24/4290 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] (verzoeker).

[naam](verzoekster 1),
[naam](verzoekster 2),
allen wonende te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
gezamenlijk te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. J.K.T. Schoffelen),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen

(gemachtigde: mr. P.M. Hellenbrand).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de aangezegde woningsluiting op grond van de Opiumwet voor de duur van drie maanden. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van verzoekers daartegen. Artikel 8:86 van de Awb [1] maakt dat mogelijk.
1.1.
Met het bestreden besluit van 27 augustus 2024 op het bezwaar van verzoekers is de burgemeester bij dat besluit (van 6 februari 2024) gebleven.
1.2.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en verzoekster 1, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker en verzoekster 1 zijn gehuwd en verblijven samen in het woonhuis aan de [adres] te [plaats] , gemeente [naam gemeente] . Verzoekster 2, de moeder van verzoekster 1, woont aan de achterzijde van het woonhuis in een mantelzorgwoning (hierna: het chalet). Woningcorporatie ZOwonen (de verhuurder) is eigenaar van de woning.
3. Aanleiding voor het bestreden besluit is dat na een anonieme melding (MMA-melding) op 16 december 2023 een onderzoek in de woning heeft plaatsgevonden. In de slaapkamer van de woning op de eerste verdieping werd een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen met 196 hennepplanten en op de keldertrap van de woning werd een zak met 1,17 kilo bruto henneptoppen aangetroffen. Gebleken is dat er meerdere opbrengsten uit eerdere oogsten hebben plaatsgevonden waardoor er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel. Ook heeft Enexis geconstateerd dat er sprake is van diefstal van elektriciteit. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een bestuurlijke rapportage van 3 januari 2024.
4. Met het besluit van 6 februari 2024 heeft de burgemeester verzoekers gelast om hun woning aan de [adres] te [plaats] binnen twee weken te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van drie maanden. De burgemeester heeft daarbij vermeld dat de woning op 16 februari 2024 om 10:00 uur onder toepassing van bestuursdwang zal worden gesloten.
5. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 februari 2024.
6. Een hangende bezwaar ingediend verzoek om voorlopige voorziening is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank met de uitspraak van 18 april 2024 toegewezen. [2] Het besluit van 6 februari 2024 is daarbij geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7. De burgemeester heeft met het bestreden besluit na heroverweging het besluit van 6 februari 2024 herroepen, in die zin dat de last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting enkel ziet op het woonhuis en niet op het chalet waar verzoekster 2 in woont. Het bestreden besluit is voor het overige in stand gelaten. De burgemeester heeft daarbij opgemerkt dat de woning op 8 oktober 2024 zal worden gesloten voor de duur van drie maanden.
8. Naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester toegezegd dat de woning niet wordt gesloten voordat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

9. De voorzieningenrechter beoordeelt of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten om enkel tot woningsluiting (en niet tot sluiting van het chalet) over te gaan. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van verzoekers.
9.1.
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Beroepsgronden
10. Betoogd wordt dat door sluiting van de woning geen mantelzorg verleend kan worden aan verzoekster 2 die in het chalet woont. Verzoekster 2 is diabetespatiënt en krijgt hiervoor meerdere keren per dag een injectie toegediend van de mantelzorger. Daarnaast is zij als gevolg van een val en een mislukte operatie aan een arm verlamd geraakt waardoor zij diverse problemen heeft tijdens het verrichten van de normale dagelijkse bezigheden en haar persoonlijke verzorging. De situatie van verzoekster 2 is inmiddels verslechterd. Overgelegd wordt informatie van de huisarts waarin staat dat verzoekster 2 bekend is met Polycythemia Vera waarvoor zij immunotherapie ontvangt (twee maals daags tabletten) en daarnaast ontvangt zij oncologsiche behandeling in het ziekenhuis. Door de huisarts wordt aangegeven dat verzoekster 1 haar mantelzorger is. Verzoekster 2 heeft 24 uur per dag zorg nodig. Ook ten aanzien van verzoeker wordt een medisch overzicht verstrekt.
Verder wordt betoogd dat er geen andere woonoplossing beschikbaar is. Er is een tekort aan plekken in een verpleeghuis en er is geen oplossing beschikbaar voor alternatieve intensieve zorg. Door verzoekers wordt de noodzaak van sluiting betwist. Vanuit de woning zijn geen drugs verkocht of verhandeld en er is geen sprake van overlast geweest. Daarnaast zijn er geen eerdere antecedenten geweest. Ook door het tijdsverloop sinds het aantreffen van de hennepkwekerij bestaat er geen noodzaak meer tot sluiting van de woning. Tot slot wordt gesteld dat sluiting van de woning niet evenwichtig is omdat verzoekster 2 geen verwijt kan worden gemaakt en gelet op haar persoonlijke omstandigheden (haar lichamelijke beperkingen). Nu sluiting van de woning beëindiging van de huur tot gevolg heeft, zal verzoekster 2 ook het chalet moeten verlaten. Voor verzoekster 2 is er sprake van een bijzondere binding met de woning. Verder is van belang dat verzoekers, in tegenstelling tot eerdere berichtgeving, de betreffende woning niet kunnen kopen. Verweerder heeft de belangenafweging onvoldoende inzichtelijk gemaakt en het bestreden besluit op onjuiste uitgangspunten gebaseerd.
Is de burgemeester bevoegd om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de woning te sluiten?
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekers de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester op zichzelf niet betwisten. Verzoekers betwisten wel dat de sluiting noodzakelijk en evenredig is. Hierop zal de voorzieningenrechter verderop in de uitspraak nader in gaan.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
12. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat er geen noodzaak tot sluiting bestaat. Zij voeren daartoe aan dat er geen sprake is van drugshandel vanuit de woning. Ook is er geen sprake van “loop naar de woning”. Verder zijn er geen meldingen of andere signalen van overlast rond de woning of dat feitelijke handel in of rondom de woning is waargenomen. Ook zijn er geen handelsattributen aangetroffen, zoals verpakkingsmateriaal. Daarnaast staan noch op de woning noch op verzoekers eerdere antecedenten met betrekking tot de Opiumwet geregistreerd.
12.1.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [3] volgt dat als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, de volgende vraag is of er ook een noodzaak is om een pand te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. [4] Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [5]
12.2.
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. Verder kunnen ook andere omstandigheden van belang zijn, zoals het aantreffen van harddrugs, een recidive situatie of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
12.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en om de openbare orde te herstellen. De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het in het geval van verzoekers gaat om een ernstige situatie in de zin van het beleid. Vast staat dat – na een anonieme melding – in de slaapkamer op de eerste verdieping 196 hennepplanten zijn aangetroffen. Dit is een ruime overschrijding van de ondergrens van 5 hennepplanten voor eigen gebruik. Het betrof hier een professionele in werking zijnde hennepkwekerij van een behoorlijke omvang. Bij een hennepplantage van deze omvang en professionaliteit is aannemelijk dat de woning van verzoekers een schakel heeft gevormd in de productie van drugs, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. [6] Ook werd er illegaal stroom afgetapt. Verder bevindt de woning zich in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk heeft mogen achten.
12.4.
Met betrekking tot het tijdsverloop overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 8 december 2021 [7] overwogen dat tijdsverloop ertoe kan leiden dat sluiting van een pand op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester kunnen stellen dat het tijdsverloop in dit geval niet maakt dat geen noodzaak meer bestond om tot sluiting van verzoekers woning over te gaan. Na het onderzoek in de woning op 16 december 2023 heeft de burgemeester op 9 januari 2024 van de politie een bestuurlijke rapportage ontvangen. Vervolgens is het besluit tot sluiting van de woning genomen op 6 februari 2024. Daartegen is bezwaar gemaakt en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Het verzoek is op 18 april 2024 toegewezen. De burgemeester heeft vervolgens de bezwaarprocedure afgerond op 27 augustus 2024. Bij brief van 29 augustus 2024, verzonden op 30 augustus 2024, is de sluiting van de woning aangezegd voor
8 oktober 2024. De voorzieningenrechter stelt ook vast dat de lange duur niet volledig aan de burgemeester te wijten is. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter opnieuw verzocht om een voorziening te treffen op 6 oktober 2024. De voorzieningenrechter acht het tijdsverloop behoorlijk (lang), maar ook weer niet zodanig dat als gevolg daarvan met sluiting geen doel meer zou worden gediend.
Is de sluiting evenredig?
13. De voorzieningenrechter beoordeelt ook of de sluiting van de woning evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid van verzoekers en de gevolgen van de sluiting van belang.
13.1.
Allereerst is van belang of er sprake was van verwijtbaarheid. Dat wordt enkel voor verzoekster 2 betwist. In dat kader achter de voorzieningenrechter van belang dat het chalet van verzoekster 2 niet worden gesloten. De verwijtbaarheid van verzoeker en verzoekster 1 wordt niet betwist waardoor dit geen verdere bespreking behoeft.
13.2.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat niet in geschil is dat verzoekster 2 ernstige medische klachten heeft en dat haar medische problematiek verslechterd is, hetgeen ook blijkt uit de recentere medische stukken. Het betoog van verzoekers dat de bij het chalet liggende woning niet gesloten mag worden in verband met de 24 uurs zorg die verzoekster 2 vanuit haar chalet nodig zou hebben, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onderbouwd met medische stukken. Verder biedt de overgelegde medische informatie onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat verzoekster 2 vanwege haar medische situatie enkel en alleen aan dit chalet gebonden is en 24 uur zorg nodig heeft die alleen verzoekster 1 haar kan bieden. De burgemeester heeft terecht opgemerkt dat ook professionele partijen extra zorg kunnen leveren en dat een alarmknop ook gefaciliteerd kan worden als verzoekster 1 tijdelijk op een ander adres woont. Evenmin is gebleken dat verzoeker, van wie de medische problematiek ook ernstig is, gebonden zou zijn aan de woning. Met de burgemeester ziet de voorzieningenrechter niet in dat de zorg die verzoekster 2 nodig heeft niet geboden kan worden ófwel vanuit een andere woning door verzoekster ófwel door een zorginstelling die ingeschakeld kan worden. De lichtknop waarop verzoekster 2 nu drukt voor haar hulpvraag kan vervangen worden door een alarmknop zoals de burgemeester ter zitting heeft aangegeven. Ook de verzorging van maaltijden kan – indien verzoekster 1 dit niet vanuit een tijdelijke woning kan verzorgen – door een externe partij geregeld worden. Verder behoort tot de mogelijkheden dat verzoekers allemaal gezamenlijk elders een woning betrekken zodat verzoekster 2 de mantelzorg van verzoekster 1 kan blijven ontvangen. Het netto inkomen (WAO en AOW) van respectievelijk € 1.621,10 en € 1.278,98 is niet op voorhand onvoldoende om andere (tijdelijke) woonruimte te kunnen vinden. Verzoekers hebben de mogelijkheid van verblijf op een vakantiepark niet onderzocht. Verzoekers hebben ook niet onderbouwd dat het volstrekt onmogelijk is om andere (tijdelijke) woonruimte te vinden.
Verzoekers hebben ook niet onderbouwd dat ZOwonen van plan is de huurovereenkomst van verzoekers te beëindigen en of in dat kader ook de huur van verzoekster 2 kan en wordt opgezegd. Verzoekers hebben ter zitting aangevoerd dat zij van ZOwonen nog geen bericht hebben ontvangen dat de huurovereenkomst wordt opgezegd.
14. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in de door verzoekers gestelde omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien een minder ingrijpende maatregel aan hen op te leggen. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester bij het bestreden besluit de sluitingsduur van 3 maanden voldoende kenbaar en deugdelijk heeft gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
de griffier
De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 22 november 2024.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage

Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in de gemeente Sittard-Geleen tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid Sittard-Geleen (het beleid). In dit beleid staat dat bij een eerste constatering van handel in softdrugs in de woning, de woning in ieder geval voor de duur van drie maanden wordt gesloten als sprake is van meer dan
10 hennepplanten. [8]

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
3.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
8.Zie artikel 20 van het beleid.