ECLI:NL:RBLIM:2024:8146

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
ROE 23/1018
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking omgevingsvergunning beperkte milieutoets en niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang

Op 14 januari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht een verzoek om handhavend op te treden tegen eiser afgewezen. Eiser, huurder van een perceel waar hij een autodemonteringsbedrijf exploiteert, had eerder een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm) verkregen. Op 12 april 2023 heeft het college het bezwaar van [naam 1] deels gegrond verklaard, de obm ingetrokken en het verzoek om handhaving afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 heeft de rechtbank het beroep behandeld, maar verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat de obm niet meer bestaat sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Eiser kan zijn doel, het herstellen van de ingetrokken obm, niet meer bereiken. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van het beroep gedaan en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, in aanwezigheid van griffier mr. P.M. van den Brekel. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/1081

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. M.C.W. Ploum).

Procesverloop

1. Bij besluit van 14 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van [naam 1] om handhavend op te treden tegen eiser afgewezen.
1.1.
Bij het bestreden besluit van 12 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van [naam 1] deels gegrond verklaard, de omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna: obm) van 26 juni 2014 ingetrokken en het verzoek om handhaving voor het overige afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Verweerder heeft een nader stuk ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 18 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder en ing. [naam 2] (ba) van de Omgevingsdienst Zuid-Limburg.
1.5.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

Achtergrond geschil
2. Eiser is huurder van het perceel [adres 1] in [vestigingsplaats] (hierna: het perceel). Op dit perceel heeft hij een auto demontagebedrijf, type B inrichting, waarvoor verweerder op 26 juni 2014 een obm (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)) heeft verleend. De obm ziet op het demonteren van autowrakken conform artikel 2.2a, tweede lid, onder d, van het Besluit omgevingsrecht (Bor). [naam 1] is de verhuurder van het perceel en hij woont aan de [adres 2] in [woonplaats] . Op 30 november 2020 heeft [naam 1] een handhavingsverzoek ingediend, omdat het bedrijf van eiser in strijd met het bestemmingsplan “Maastricht Zuidoost” (hierna: het bestemmingsplan) onder categorie 3.2 zou vallen.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen, omdat - voor zover van belang - de activiteiten volledig vallen onder de obm en er volgens verweerder geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan. [naam 1] heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt, waarbij tevens is verzocht om de obm in te trekken.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aan eiser verleende obm ingetrokken en het verzoek om handhaving voor het overige afgewezen. Volgens verweerder bestaat er geen aanleiding om een handhavingsbesluit te nemen ten aanzien van het bestemmingsplan en brandveiligheid. De obm is ingetrokken, omdat verweerder vanwege het ontbreken van een vloeistofdichte voorziening (artikel 3.27c van de Activiteitenregeling milieubeheer) en de strijdigheid van autodemonteren met het bestemmingsplan, wil voorkomen dat autodemontage zonder vergunning(aanvraag) weer zou kunnen worden hervat.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om een omgevingsvergunning in te trekken is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op dat verzoek onherroepelijk wordt.
Procesbelang
6. De rechtbank is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een beroep, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Daarbij gaat het erom of het doel dat de indiener voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem van feitelijke betekenis is. De vraag of er procesbelang is, wordt beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep.
7. Het doel dat eiser voor ogen staat, namelijk het herstellen van de ingetrokken obm, is niet meer mogelijk, aangezien sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet de obm niet meer bestaat. Voor het demonteren van autowrakken is geen vergunningplicht in plaats van de obm gekomen, maar gelden de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving. De ter zitting gestelde schade van € 500.000 betreft schade die is ontstaan in een civiele procedure tussen eiser met de verhuurder, zie de uitspraak van rechtbank Limburg van 5 juni 2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:4895, waar verweerder ter zitting naar heeft verwezen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er geen verband is tussen deze schade en het intrekken van de obm, zodat hierin geen procesbelang gelegen is. Gelet hierop heeft eiser geen belang meer bij een inhoudelijke behandeling van het door hem ingestelde beroep.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is gedaan op 18 oktober 2024 door
mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier is verhinderd
het proces-verbaal te ondertekenen
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 14 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is toegezonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.