ECLI:NL:RBLIM:2024:8110

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
ROE 24/4407
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning voor zes maanden wegens overtreding van de Opiumwet en afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, die eigenaar zijn van de woning, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren, dat hen een last onder bestuursdwang oplegde om hun woning en perceel voor zes maanden te sluiten vanwege overtredingen van de Opiumwet. De burgemeester had op basis van een politieonderzoek, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs en hennepplanten werd aangetroffen, besloten tot sluiting. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting te bevelen. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, en dat de sluiting evenredig is, ondanks de gevolgen voor de verzoekers en hun minderjarige dochter. De verzoekers hebben niet aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor zes maanden gehandhaafd blijft.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4407

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 november 2024 in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

[naam], verzoekster
samen verzoekers
(gemachtigde: mr. D.N. Lavain),
en

de Burgemeester van de gemeente Echt-Susteren

(gemachtigde: mr. R. Engelen en C.I. Stoks).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van 9 oktober 2024. In dit besluit is aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd [1] die ertoe strekt dat de woning en het bijbehorende perceel gesloten dienen te worden voor de duur van zes maanden.
1.1.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De burgemeester heeft per e-mailbericht van 17 oktober 2024 bericht dat met sluiting van de woning en het perceel wordt gewacht.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen en of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekers.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming besluit
4. Verzoeker en verzoekster zijn eigenaar van de woning. De woning wordt bewoond door verzoekers en hun minderjarige dochter van 15 jaar. Tevens zijn er twee ondernemingen gevestigd op het adres, namelijk het bedrijf van verzoekster [naam] (detailhandel) en het stratenmakersbedrijf van verzoeker.
4.1.
De politie heeft de woning op 26 maart 2024 doorzocht. De burgemeester is op
11 juli 2024 door middel van een bestuurlijke rapportage in kennis gesteld van de bevindingen van de politie. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat op verzoek van de politie een netmeting gestart is op het adres van de woning. De meting gaf aan de hand van het schakelpatroon aan dat er waarschijnlijk een hennepplantage aanwezig was. Dit bleek ook uit dronebeelden waarbij een warmtebron zichtbaar was in een bijgebouw achter de woning. Tijdens de doorzoeking is er een ruime handelshoeveelheid van 1.368 gram harddrugs, 2.959 gram softdrugs en 190 hennepplanten in een in werking zijnde hennepstekkerij aangetroffen. Volgens de politie was direct duidelijk dat er eerder was geoogst omdat er plantenresten en gebruikte potten (waarin de stam van de plant nog zichtbaar was) werden aangetroffen. Ook trof de politie in de kledingkast van de ouderlijke slaapkamer een geldbedrag aan van € 14.150,- en € 224,- op het aanrecht van de keuken. Uit het onderzoek rijst de verdenking dat de hennepstekkerij sinds 20 juni 2023 in bedrijf is, waardoor er € 265.500,- aan wederrechtelijk voordeel verkregen is. Verder is er nog een onderzoek geweest bij de bedrijfspanden van verzoeker. Daar is onder andere een stof aangetroffen dat na onderzoek MAPA bleek te zijn. MAPA is een grondstof voor de vervaardiging van BMK en BMK wordt vervolgens gebruikt voor de productie van (met)amfetamine. Daarnaast werden er onder andere geknipte hennepplanten, canacutters, lege gasflessen, lege flessen groeimiddelen welke bestemd zijn voor hennepteelt en gebruikte stekstrays aangetroffen. De burgemeester heeft ook besloten de bedrijfspanden van verzoeker te sluiten, maar dit wordt in een separate procedure behandeld en staat los van de onderhavige procedure.
5. De burgemeester heeft na ontvangst van de bestuursrechtelijke rapportage verzoekers op 24 juli 2024 laten weten het voornemen te hebben de woning en het perceel te sluiten. Verzoekers hebben schriftelijk hun zienswijze kenbaar gemaakt op 30 augustus 2024. Vervolgens heeft de burgemeester het bestreden besluit genomen waarbij is besloten om de woning en het perceel te sluiten voor zes maanden per 22 oktober 2024.
6. Verzoekers hebben - kort samengevat - de bevoegdheid, noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting betwist. Verzoekers betogen dat volstaan kan worden met een waarschuwing. Verder voeren zij aan dat de sluiting beperkt dient te worden tot drie maanden danwel dat alleen de aanbouw gesloten kan worden en niet het woonhuis. De noodzaak van sluiting ontbreekt ook gelet op het tijdsverloop. Verder is aangevoerd dat sluiting van de woning grote gevolgen heeft voor het gezin en meer specifiek voor de minderjarige dochter die aan de woning gebonden is. Overgelegd wordt een verklaring van de systeemtherapeute van Zorgen & Zo, een deel uit het kinddossier en een evaluatieverslag van Koraal. De belangen van de dochter dienen bij de besluitvorming te worden betrokken. Dat belang dient zwaarder te wegen dan het belang van de burgemeester bij sluiting van de woning. Zij hebben geprobeerd om alternatieve woonruimte te vinden, maar dat is niet gelukt.
Is er een spoedeisend belang?
7. In artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, de rechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang aanwezig is. Het bestreden besluit houdt in dat de woning en het perceel spoedig zullen worden gesloten en heeft dus tot gevolg dat verzoekers de woning zullen moeten verlaten. De voorzieningenrechter vindt daarom dat sprake is van onverwijlde spoed.
Is de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
8. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij softdrugs is dat het geval als er meer dan 5 gram wordt aangetroffen.
8.1.
Niet in geschil is dat de politie tijdens de doorzoeking van de woning een grote hoeveelheid harddrugs, softdrugs en 190 hennepplanten in een in werking zijnde hennepstekkerij heeft aangetroffen. De burgemeester heeft de aangetroffen hoeveelheid als een handelshoeveelheid kunnen aanmerken. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van een hoeveelheid drugs die het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik overstijgt, de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Het is dan aan de rechthebbende om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs, ondanks de aangetroffen hoeveelheid, toch niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. [2] Naar voorlopig oordeel hebben verzoekers dat niet aannemelijk gemaakt. De burgemeester was daarom op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning en het perceel over te gaan.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
9. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning en het perceel noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
10. Verzoekers bestrijden de noodzaak tot sluiting van de woning. Verzoekers stellen dat er geen loop naar de woning is geweest noch handel vanuit de woning heeft plaatsgevonden. Er zijn ook geen meldingen of klachten geweest. Ook is er geen overlast geweest.
11. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
11.1.
De voorzieningenrechter ziet zich dus voor de vraag gesteld of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
11.2.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat in dit geval sprake is van een ernstig geval. Door de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs van 1.368 gram en softdrugs van 2.959 gram henneptoppen en 190 hennepplanten is het aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs en softdrugs kon niet met een minder verstrekkende maatregel dan sluiting van de woning en het perceel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [3] Daarnaast heeft verweerder terecht aangevoerd dat de woning gelegen is in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk nu er in de afgelopen jaren meerdere woningen zijn gesloten op grond van het Damoclesbeleid in een straal van 1,5 km ten opzichte van de woning. Ook ligt de woning op een kwetsbare positie, namelijk dicht bij de Duitse grens. Een zichtbare sluiting van een woning is bovendien een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
11.3.
De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het tijdsverloop tussen de bestuurlijke rapportage en het besluit niet maakt dat er geen noodzaak meer is tot sluiting. Het bestreden besluit kon pas worden genomen nadat alle belangen zorgvuldig waren onderzocht en afgewogen. De voorzieningenrechter kan dat volgen. Bovendien is op verzoek van verzoekers zelf in de tussenliggende periode herhaaldelijk uitstel verleend in de gehele procedure. Bovendien valt het opgetreden tijdsverloop nog ruim binnen de door de Afdeling in vaste rechtspraak gestelde marge van 1 jaar. [4]
Is sluiting van de woning evenredig?
12. De voorzieningenrechter beoordeelt ook of de sluiting van de woning evenredig is. Voor de beoordeling van de evenredigheid zijn onder meer de verwijtbaarheid [5] van verzoekers, de gevolgen van de sluiting en de aanwezigheid van minderjarige kinderen van belang.
13. De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat verzoekers een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [6] volgt dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding, afzonderlijk of samen met andere omstandigheden, kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij of zij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van die situatie hier geen sprake is. Verzoeker was bekend met de hard- en softdrugs in de woning en hem kan daarvan dus een verwijt worden gemaakt. Het standpunt van verzoekster dat zij van niets wist en dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van de aanwezigheid van de drugs in de woning volgt de voorzieningenrechter niet. Dat zij niet op de hoogte was komt de voorzieningenrechter ongeloofwaardig voor nu zij zelf de politie naar de aanbouw verwezen heeft, het een flinke hennepstekerij betreft en er tevens spullen in de aanbouw van de woning zijn aangetroffen alsmede GHB in de koelkast en een zak met hennep in de sauna op zolder. Voor zover al aangenomen moet worden dat verzoekster het niet wist, is zij als mede-eigenaar verantwoordelijk voor de gang van zaken in haar woning.
14. Verzoekers stellen dat zij geen vervangende huisvesting kunnen vinden. Verzoeker heeft navraag gedaan in het sociaal netwerk maar niemand heeft plaats om hen te huisvesten. De enige persoon die volgens verzoekers wel plaats had, was de moeder van verzoekster maar die is recent overleden als gevolg van een ernstige ziekte en een daarmee gepaard gaand euthanasietraject. Dit heeft een behoorlijke nasleep en impact op het gezin. Verder is er geen opvang gebleken voor de twee honden en de paarden. Verder wordt gesteld dat verzoekers beiden in de woning een aan huis verbonden beroep/bedrijf uitoefenen. Verplaatsing van deze activiteiten is niet mogelijk gebleken. Gelet hierop bestaat een bijzondere binding met de woning. Een abrupte beëindiging van de bedrijfsactiviteiten door sluiting van de woning zal leiden tot een faillissement. De gevolgen zijn dan buitengewoon ingrijpend. Te meer voor hun minderjarige dochter [naam] . Zij heeft ernstige beperkingen. Zij is onder meer zwakbegaafd, haar TIQ is 68. [naam] is onder begeleiding van Koraal. Daarnaast heeft zij structurele zorg en begeleiding van verzoekster. [naam] is gebaat bij rust en stabiliteit in haar vertrouwde omgeving en er bestaat een bijzondere binding met de woning.
14.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat het inherent is aan een sluiting dat de bewoners de woning moeten verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als een betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting moet de burgemeester informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. De Afdeling heeft in de uitspraak van
2 februari 2022 [7] daaraan toegevoegd dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken.
14.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de woning een eigendomswoning betreft en verzoekers en hun dochter na zes maanden terug kunnen naar hun woning.
14.3.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het inherent aan een sluiting is dat dit voor de betrokkenen bepaalde gevolgen heeft en dat daarmee financiële consequenties gepaard gaan. Dat de financiële gevolgen van de sluiting voor verzoekers aanzienlijk zijn, kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Het is de voorzieningenrechter niet op voorhand gebleken dat de bedrijfsuitoefening niet elders zou kunnen plaatsvinden. Zoals verzoekster ter zitting heeft betoogd gaat de kledingverkoop via Facebook. Haar voorraad zou dan ook elders opgeslagen kunnen worden en vanuit een andere tijdelijke woning kunnen worden verkocht. Daarbij komt dat er door de politie tijdens de doorzoeking geen kleding in de woning aangetroffen is wat duidt op een online kledingbedrijf zoals verzoekster stelt. Dit geldt evenzeer voor de afspraken en de administratie die verzoeker voor zijn bedrijf vanuit de woning doet. Niet gebleken is dat deze afspraken niet op een externe locatie (bijvoorbeeld bij klanten thuis of op de werklocatie) kunnen plaatsvinden en dat verzoeker de administratie niet vanuit een andere woning kan verrichten.
14.4.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat uit de door verzoekers overgelegde stukken niet blijkt dat de dochter van verzoekers specifiek aan de woning is gebonden. De voorzieningenrechter is het met verweerder eens dat de overgelegde verslaglegging van Zorgen & Zo een anamnese betreft van een eenmalig gesprek. De overgelegde pagina’s van het kinddossier CJG zijn niet volledig, zijn niet tot de dochter van verzoekers te herleiden en er staat geen datum, bedrijf of naam van een deskundige op vermeld. Het laatste Evaluatieverslag van Koraal dateert van 25 april 2024 en hoewel dit dateert van na de doorzoeking door de politie en de periode dat de dochter van verzoekers tijdelijk bij haar oma moest verblijven omdat verzoekers door de politie gearresteerd waren, wordt hier niets over vermeld. De voorzieningenrechter merkt in het rapport wel op dat het de dochter steeds beter lukt om haar emoties te uiten bij een vertrouwd persoon, dat besloten werd dat ze niet langer naar school zal gaan in België en dat er wordt onderzocht welke mogelijkheden er zijn om haar aan te melden op een school in Nederland. Ook wordt in het rapport aangegeven dat de relatie met haar moeder van groot belang lijkt te zijn. Verzoekers hebben echter niet aangetoond dat moeder en dochter niet samen in een vervangende woning kunnen verblijven. Ook blijkt niet dat de aan de dochter verleende zorg niet vanuit een andere woning aangeboden kan worden. Tot slot leest de voorzieningenrechter in de overgelegde stukken over de minderjarige dochter niet dat er momenteel sprake is van een zeer ernstige en zorgelijke situatie. Dat de ouders zorgen hebben, omdat de dochter in het verleden in een crimineel milieu terecht is gekomen en drugs gebruikt, kan de voorzieningenrechter tot op zekere hoogte begrijpen. Ware het niet dat de hard- en softdrugs voor de dochter in de huidige woning voor het grijpen lagen. In de aanbouw van de achterzijde van de woning zijn immers 14 XTC pillen, een zakje met MDMA en GHB aangetroffen, in de koelkast in de serre stonden twee flesjes met GHB en op zolder stond in de sauna een zak met henneptoppen. Dat op de flesjes GHB in de koelkast “vergif” stond geschreven zoals verzoekers ter zitting hebben betoogd en dat op basis daarvan bekend was dat dit niet drinkbaar was, volgt de voorzieningenrechter niet. Gelet hierop volgt de voorzieningenrechter niet dat de zorgen voor de dochter ernstiger zijn als de woning tijdelijk gesloten wordt. Daarnaast ziet de voorzieningenrechter niet in waarom de begeleiding van de dochter door moeder niet tijdelijk vanuit een andere woning kan plaatsvinden.
14.5.
De aanwezigheid van een minderjarig kind wordt niet zonder meer beschouwd als een bijzondere omstandigheid die maakt dat moet worden afgeweken van het beleid. Wel kan de aanwezigheid van een minderjarig kind tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM en het IVRK wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning een minderjarig kind woont. In beginsel zijn de ouders van het minderjarige kind zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter ook hier geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. De burgemeester heeft zich ervan vergewist dat er voor verzoekers aanbod in huurwoningen is. Genoemd wordt een huurwoning in [adres] aan de [adres] , drie huurappartementen in het centrum van Echt en diverse accommodaties op een vakantiepark in [plaats] . Verder kan door de burgemeester maatschappelijke opvang via Moveoo geboden worden. Verzoekers hebben tegenover het standpunt van de burgemeester alleen gesteld dat zij niets konden vinden en ook niet bij vrienden of familie terecht kunnen. Dit standpunt van verzoekers is echter in zijn geheel niet onderbouwd, waardoor de voorzieningenrechter dit niet volgt.
14.6.
Ten aanzien van het standpunt van verzoekers over de aanwezigheid van honden is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit geen bijzondere omstandigheid is. De eigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte waarbij de honden meegenomen kunnen worden. Daarnaast kan een alternatief gevonden worden voor de honden in het sociale netwerk of een pension gedurende de tijd van de sluiting.
Daarnaast stelt de voorzieningenrechter vast dat de paarden niet bij de woning van verzoekers gestald zijn. Dit betekent dat de dochter tijdens de sluiting van de woning de paarden kan bezoeken en verzorgen. Dat de paarden therapeutisch voor de dochter zouden zijn is niet onderbouwd en maakt het voorgaande niet anders.
14.7.
Ook het standpunt dat de relatie van verzoekers onder druk staat, maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid. Dat verzoeker suïcidale gedachten heeft uit schuldgevoel naar zijn gezin, is in zijn geheel niet onderbouwd.
14.8.
Al met al kon de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het persoonlijk belang van verzoekers bij het voorkomen van de sluiting onvoldoende opweegt tegen het algemeen belang van de burgemeester bij een sluiting voor zes maanden.
Partiële sluiting
15. Tot slot hebben verzoekers gesteld dat, als er al een noodzaak voor de sluiting zou bestaan en de sluiting evenredig is, de burgemeester had kunnen volstaan met een partiële sluiting van alleen de aanbouw.
15.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de woning en het perceel als één geheel moeten worden gezien en gesloten mogen worden. Er is sprake van een functionele samenhang. Verkeer tussen de woning en de aanbouw is mogelijk zonder de openbare weg te betreden en is niet zichtbaar vanaf de openbare weg. Verder zijn de drugs niet alleen aangetroffen in de aanbouw maar in de gehele woning; op de zolder, in de serre, in de aanbouw en in het bijgebouw. Daarnaast lag een grote hoeveelheid geld in de ouderlijke slaapkamer en de keuken. Omdat verzoekers als enige de woning en de aanbouw gebruiken en in beide delen verdovende middelen aangetroffen zijn, ziet de voorzieningenrechter geen grond te oordelen dat de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester beperkt is tot de aanbouw. De burgemeester weegt voorts terecht mee dat kenbaar optreden tegen drugshandel het noodzakelijk maakt om de woning inclusief de aanbouw te sluiten, ook omdat daarvan een betere preventieve werking uitgaat. De burgemeester was dan ook bevoegd de woning met daarbij behorende aanbouw te sluiten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.M. Horsten-Kuijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024.
de voorzieningenrechter
de griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 13 november 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.