ECLI:NL:RBLIM:2024:8108

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
C/03/332453 / HA ZA 24-309
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en toegangsgeschil tussen buren met betrekking tot perceelgebruik

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 23 oktober 2024, gaat het om een geschil tussen twee partijen over het gebruik van een pad dat over het perceel van eisers loopt. Eisers, die eigenaar zijn van twee kadastrale percelen, stellen dat gedaagden en hun bezoekers onterecht over hun perceel rijden om te parkeren. Gedaagden beweren echter dat zij recht hebben op het gebruik van het pad op basis van een erfdienstbaarheid, buurweg of noodweg, en verzoeken de rechtbank om de eigenaren van naburige percelen in het geding te betrekken, omdat het pad ook over hun percelen loopt.

De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is om de eigenaren van de naburige percelen te betrekken in de procedure, op grond van artikel 118 Rv. Dit artikel stelt dat derden in het geding kunnen worden betrokken indien dit noodzakelijk of zinvol is. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad die deze praktijk ondersteunt. De belangen van de eigenaren van de naburige percelen kunnen immers een rol spelen bij de beoordeling van de vorderingen van zowel eisers als gedaagden.

In het vonnis wordt verder ingegaan op de vorderingen van beide partijen. Eisers vorderen onder andere dat gedaagden onrechtmatig handelen en dat zij het door verjaring verkregen perceelgedeelte aan hen moeten teruggeven. Gedaagden vorderen op hun beurt dat de rechtbank erkent dat zij recht hebben op het gebruik van het pad op het perceel van eisers. De rechtbank stelt dat de kosten van het incident tussen partijen worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak wordt vervolgens verwezen naar een rolzitting voor de oproeping van de eigenaren van de naburige percelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/332453 / HA ZA 24-309
Vonnis in incident van 23 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. J.M.E. Hamming,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
eisers in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. W.E. Widdershoven.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 10
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie alsmede incidentele vordering tot het oproepen van derden ex artikel 118 Rv en de akte met producties 1 t/m 20
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eisers] zijn vanaf 13 augustus 2015 eigenaar van de kadastrale percelen gemeente [kadasternummer 1] , plaatselijk bekend als [adres 1] te [woonplaats] (verder: het huisperceel) en gemeente [kadasternummer 2] (verder: het weilandperceel). Deze percelen hebben zij destijds verworven van mevrouw [naam 1] , die op haar beurt het huisperceel (destijds genummerd [nummer 1] en [nummer 2] gedeeltelijk) op 18 april 1974 in eigendom heeft verkregen en het weilandperceel (afkomstig van het vervallen nummer [nummer 3] ) op 27 november 1989.
2.2.
[gedaagde sub 1] is vanaf 24 maart 1977 eigenaar van het perceel plaatselijk bekend als de [adres 2] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [kadasternummer 3] . Dit perceel is verworven van [naam 2] , die het op
30 juni 1954 heeft verkregen tijdens zijn huwelijk met de op 16 november 1976 overleden mevrouw [naam 3] . [gedaagde sub 1] is gehuwd met [gedaagde sub 2] .

3.Het geschilin conventie in de hoofdzaak

3.1.
[eisers] menen dat [gedaagden] en hun familieleden onterecht over hun perceel naar het huiskavel van [gedaagden] rijden om aldaar de auto te parkeren. [eisers] zijn van mening dat [gedaagden] ooit hooguit een persoonlijk recht hebben gekregen van mevrouw [naam 1] om zulks te doen, welk recht zij bij brief van
2 februari 2024 hebben opgezegd. Verder pretenderen [gedaagden] volgens [eisers] ten onrechte dat zij een bepaald deel van het kadastrale perceel van [eisers] door verjaring in eigendom hebben verkregen.
3.2.
[eisers] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Ten aanzien van het toegangsgeschil
Primair:
a. voor recht zal verklaren dat (de eigenaren van) het perceel gemeente [kadasternummer 3]
(eigendom van de heer [gedaagde sub 1] ) niet gerechtigd is/zijn op grond van enig recht (waaronder erfdienstbaarheid, buurweg, persoonlijk recht, noodweg) gebruik te mogen maken het perceel gemeente [kadasternummer 2] (eigendom van [eisers] ), om te komen en te gaan van en naar de openbare weg;
b. voor recht zal verklaren dat het [eisers] als eigenaren van het perceel gemeente [kadasternummer 2] , toegestaan is dit perceel voor gebruik door derden, zoals [gedaagden] en anderen, geheel te mogen afsluiten, althans deze de toegang tot hun erf (zeker met de auto) te mogen verhinderen;
c. [gedaagden] zal verbieden om met de auto te komen en te gaan vanaf diens huisperceel van en naar de openbare weg via het perceel gemeente [kadasternummer 2] (eigendom van [eisers] ), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [gedaagden] hiermee in strijd handelen, zulks met een maximum van € 10.000,00;
d. [gedaagden] zal veroordelen tot het actief en direct ontmoedigen van hun bezoekers die met de auto komen en gaan, om over het perceel gemeente [kadasternummer 2] (eigendom van [eisers] ) te komen en te gaan, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00;
Subsidiair:
e. voor zover de rechtbank zal bepalen dat het voornoemde recht hiervoor genoemd onder 1
sub a primair toch bestaat:
Primair:
1. dit recht van erfdienstbaarheid op te heffen op grond van artikel 5:79 BW wegens gebrek aan redelijk belang, althans zal bepalen dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat dit recht van buurweg nog langer door de eigenaar van het perceel gemeente [kadasternummer 3] wordt uitgeoefend;
Subsidiair:
2. voor zover de rechtbank de vordering onder 1 sub e onder 1 niet zal toewijzen, te verklaren voor recht dat recht zich slechts beperkt tot de daadwerkelijke eigenaar/bewoner van voornoemd perceel gemeente [kadasternummer 3] , althans dit recht op grond van artikel 5:78 BW volledig opheft of zodanig wijzigt zich slechts beperkt tot de daadwerkelijke eigenaar/bewoners van voornoemd perceel en dat dit recht zich niet
uitstrekt tot bezoekers van dit perceel;
3. voor recht zal verklaren dat het [eisers] als eigenaren van het perceel gemeente [kadasternummer 2] toegestaan is dit perceel voor gebruik door derden, anderen dan [gedaagden] , te mogen afsluiten, althans de toegang van derden tot hun erf (met de auto) te mogen verhinderen, onder de voorwaarde dat zij [gedaagden] middels één
sleutel toegang garanderen;
4. [gedaagden] zal veroordelen tot het slechts stapvoets met de auto berijden van het perceel en voorts [gedaagden] zal gebieden tot het actief ontmoedigen van hun bezoekers om met de auto over het perceel gemeente [kadasternummer 2] (eigendom van [eisers] ) te komen en te gaan, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijven,
zulks met een maximum van € 10.000,00;
2. Ten aanzien van het grensgeschil en het schapenhekje
a. Voor zover de rechtbank een beroep van [gedaagden] (al dan niet in reconventie) op
eigendomsverkrijging van een deel van het perceel van [eisers] door
bevrijdende verjaring zal honoreren, voor recht zal verklaren dat [gedaagden] dan
onrechtmatig jegens [eisers] handelen en [gedaagden] veroordelen tot het terug leveren van dit door bevrijdende verjaring verkregen perceelgedeelte aan [eisers] binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per (deel van een) dag, dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijven, met een maximum van € 50.000,00;
3.
Ten aanzien van alles
[gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis en (voor het geval voldoening niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis plaatsvindt) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de nakosten van dit geding, berekend volgens het meest recente liquidatietarief, met en zonder betekening.
in reconventie in de hoofdzaak
3.3.
[gedaagden] stellen in reconventie dat zij en hun bezoek op grond van een erfdienstbaarheid, dan wel buurweg dan wel noodweg, recht hebben om het pad op het perceel van [eisers] te gebruiken op de wijze zoals zij dit vanaf 1977 deden.
3.4.
[gedaagden] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- voor recht zal verklaren dat op het pad op het perceel van [eisers] (kadastraal bekend: [kadasternummer 2] ) als dienend erf een erfdienstbaarheid van weg rust ten behoeve van het perceel van [gedaagden] als heersend erf (kadastraal bekend: [kadasternummer 3]
) om te komen en te gaan naar de openbare weg;
Subsidiair:
- voor recht zal verklaren dat op het pad op het perceel [eisers] (kadastraal bekend: [kadasternummer 2] ) ten behoeve van het perceel van [gedaagden] (kadastraal bekend: [kadasternummer 3] ) een recht van buurweg rust;
Meer subsidiair:
  • het pad op het perceel van [eisers] (kadastraal bekend: [kadasternummer 2] ) dat leidt naar het perceel van [gedaagden] (kadastraal bekend: [kadasternummer 3] ) aan te wijzen als noodweg;
  • [eisers] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en hoger beroep alsmede de nakosten, met bepaling dat [eisers] de wettelijke rente hierover verschuldigd zijn indien deze kosten niet binnen 14 dagen na het in deze zaak te wijzen arrest, althans betekening daarvan, aan [gedaagden] zijn betaald, te berekenen tot de dag der algehele voldoening.
3.6.
[eisers] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
4. De beoordeling
in het incident
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er aanleiding om de eigenaren van de naburige percelen in het geding te betrekken ex artikel 118 Rv. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt immers dat op grond van dit artikel derden in het geding worden betrokken indien dit noodzakelijk of zinvol is (Hoge Raad 28 maart 2014, ECLI:HR:2014:736, met verwijzing naar Hoge Raad 14 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1483 en Hoge Raad
12 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2035 over het betrekken van de eigenaren van naburige erven in een procedure over het aanwijzen van een noodweg). De belangen van de eigenaren van de percelen [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] en [kadasternummer 8] kunnen gezien het voorgaande immers een rol spelen bij de beoordeling van één of meer van de vorderingen van zowel [eisers] als [gedaagden] De rechtbank zal [gedaagden] in de gelegenheid te stellen om de eigenaren van die percelen ex artikel 118 Rv op te roepen tegen na te melden roldatum.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden
gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak
4.3.
De rechtbank verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2024 voor oproeping van de eigenaren van de percelen [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] en [kadasternummer 8] .

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
stelt [gedaagden] in de gelegenheid de eigenaren van de percelen [kadasternummer 4]
[kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] en [kadasternummer 8] alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van art. 118 Rv om op de rolzitting van
20 november 2024in het geding te verschijnen, met dien verstande dat:
- deze oproeping middels deurwaardersexploot dient te geschieden,
- een afschrift van de oproeping aan de griffie van de rechtbank dient te worden gezonden,
- bij de oproeping een kopie moet worden gevoegd van alle tot heden gewisselde procestukken,
- de oproeping moet vermelden dat partijen niet in persoon, maar vertegenwoordigd door een advocaat kunnen verschijnen,
- de oproeping moet vermelden dat partijen, indien zij verschijnen, griffierecht verschuldigd zijn en dat van partijen die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven,
5.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij
de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van
20 november 2024voor oproeping van de eigenaren van de percelen [kadasternummer 4] , [kadasternummer 5] , [kadasternummer 6] , [kadasternummer 7] en [kadasternummer 8] ,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH