ECLI:NL:RBLIM:2024:7963

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
ROE 22/2405
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens door eiseres afgewezen door UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Limburg het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het UWV op haar verzoek om verwijdering van persoonsgegevens. Eiseres had verzocht om haar persoonsgegevens te verwijderen, omdat de huisarts naar haar mening te veel informatie had verstrekt aan het UWV. Het UWV had dit verzoek afgewezen, stellende dat zij de gegevens rechtmatig had verkregen en op grond van de Archiefwet verplicht was deze te bewaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zowel een machtiging voor de uitwisseling van gegevens met de huisarts als met haar psycholoog had ondertekend. Deze machtigingen waren ruim geformuleerd, waardoor het UWV naar het oordeel van de rechtbank op juiste wijze informatie had opgevraagd bij de huisarts.

De rechtbank oordeelt dat het recht op wissing van persoonsgegevens, zoals bedoeld in artikel 17 van de AVG, niet van toepassing is zolang de bewaartermijn nog niet is verstreken en de gegevens aanvankelijk rechtmatig zijn verwerkt. Aangezien de bewaartermijn voor de gegevens van eiseres nog niet was verstreken, kon het UWV zich terecht op het standpunt stellen dat zij niet verplicht was om de gegevens te verwijderen. Eiseres had ook verzocht om immateriële schadevergoeding, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een schending van de AVG, waardoor eiseres geen aanspraak kon maken op schadevergoeding.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Eiseres krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2405

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Visser),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen),het UWV
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het UWV op haar verzoek om haar betreffende persoonsgegevens te verwijderen.
1.1.
Het UWV heeft dit verzoek met het besluit van 21 april 2022 afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 7 september 2022 is het UWV bij dit standpunt gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres (via een digitale beeldverbinding) en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht het verzoek heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank is uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.
Nadat het UWV het recht van eiseres op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) in 2020 heeft beëindigd heeft eiseres vanwege met name een toename van psychische klachten op 6 november 2020 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Deze aanvraag is bij besluit van 17 juni 2020 afgewezen.
4.2.
Naar aanleiding van een bezwaar van eiseres gericht tegen die afwijzing heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV bij brief van 29 juni 2021 informatie opgevraagd bij de behandelend psychologe van eiseres. Voorafgaande aan dat verzoek om informatie heeft eiseres een machtiging ten behoeve van het uitwisselen van medische gegevens getekend waarbij toestemming is gegeven voor het uitwisselen van gegevens over diagnose, behandelplan en resultaat van de behandelingen en is aangeven dat uitwisseling van de gegevens in uitgewerkte vorm schriftelijk of telefonisch zal plaatsvinden. In de brief van 29 juni 2021 schetst de verzekeringsarts bezwaar en beroep de procedure tot aan dat moment, zijn bevindingen en verwijst hij naar een huisartsenjournaal van de (voormalig) huisarts van eiseres en de traumatische life events die hierin staan vermeld.
4.3.
Het huisartsenjournaal waarnaar wordt verwezen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het UWV ontvangen op 24 november 2019 in verband met een eerdere herbeoordeling in het kader van de Wet WIA. Voorafgaande aan de ontvangst van die gegevens heeft eiseres op 21 oktober 2019 eveneens een machtiging uitwisseling gegevens getekend. In deze machtiging is toestemming gegeven aan de bij die beoordeling betrokken verzekeringsarts om informatie uit te wisselen met de huisarts over gordelroos, psychische klachten en rugklachten waarbij eveneens is aangegeven dat de uitwisseling in uitgewerkte vorm schriftelijk of telefonisch zal plaatsvinden. De verzekeringsarts heeft vervolgens in een brief aan de huisarts van eiseres, onder vermelding van de anamnese waaronder psychische klachten, gevraagd i) wat volgens de huisarts de problemen zijn, ii) wat het resultaat of de uitslag van het onderzoek van de huisarts is, iii) welke diagnose(s) er werd(en) gesteld, iv) welke behandeling werd of wordt ingesteld, v) hoe het verloop van de klachten is geweest in het afgelopen jaar en vi) welke opmerkingen de huisarts nog van belang vindt voor de beoordeling van de verzekeringsarts. Bij brief van 24 november 2019 heeft de huisarts informatie verstrekt bestaande uit (een groot aantal) journaalregels uit het medisch dossier van eiseres en brieven/rapportages uit respectievelijk 2015 en 2016 van de (destijds) behandelende psychiater van eiseres.
4.4.
Eiseres vraagt op 9 december 2021 verwijdering van deze brief van haar huisarts en de daarbij meegestuurde brieven/rapportages van de behandelaar. Dit omdat de huisarts, gelet op de door haar gegeven machtiging, te veel informatie heeft verstrekt aan het UWV. Dat de huisarts te veel informatie heeft verstrekt blijkt ook uit een uitspraak van de Geschilleninstantie Huisartsenzorg Kamer Zuid (hierna: geschilleninstantie) waaruit volgt dat een klacht van eiseres hierover gegrond is verklaard. Daarnaast vraagt eiseres verwijdering van voormelde brief van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 juni 2021 omdat in deze brief melding wordt gemaakt van de door de huisarts onrechtmatig verstrekte gegevens zonder dat hiervoor een machtiging is gegeven. Bij brief van 8 maart 2022 verzoekt eiseres tevens om een immateriële schadevergoeding op grond van artikel 82 van de Algemene Verordening Gegevensverstrekking (hierna: AVG)
4.5.
Het UWV heeft dit verzoek afgewezen - kort gezegd - omdat zij op grond van de op haar rustende wettelijk taak de gegevens rechtmatig heeft verkregen en verwerkt en op grond van de Archiefwet de verplichting heeft om deze gegevens te bewaren.
5. Het verzoek om verwijdering van persoonsgegevens van eiseres moet worden aangemerkt als een verzoek om wissing van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de AVG. Dat artikel bepaalt dat de betrokkene het recht heeft op wissing - onder meer - wanneer de persoonsgegevens onrechtmatig zijn verwerkt of de persoonsgegevens niet langer nodig zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het UWV - onder meer - als wettelijke taak heeft het verstrekken van uitkeringen aan verzekerden die wegens werkeloosheid, ziekte of zwangerschap (tijdelijk) niet kunnen werken. In het kader van deze taak verwerkt het UWV persoonsgegevens, waaronder medische gegevens. Zonder deze gegevens kan het UWV haar wettelijke taken niet goed uitvoeren en haar besluiten niet deugdelijk en overtuigend motiveren. Met uitdrukkelijke toestemming van betrokkene kan het UWV ook medische gegevens bij zorgverleners van betrokkene opvragen en verwerken.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres zowel een machtiging voor de uitwisseling van gegevens met de huisarts als een machtiging voor de uitwisseling van gegevens met haar psycholoog heeft ondertekend. Deze machtigingen zijn, zoals hiervoor onder 4.2. en 4.3. weergegeven, ruim geformuleerd en op grond daarvan heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank op juiste wijze informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en vervolgens ontvangen. De omstandigheid dat de geschilleninstantie kennelijk heeft geoordeeld dat de huisarts de machtiging te ruim heeft opgevat en het vanwege de arts-patiënt relatie met eiseres op de weg van de huisarts had gelegen om voorafgaande aan het verstrekken van de informatie bij eiseres te verifiëren of zij zich hierin kon vinden kan, wat daar ook van zij, niet leiden tot het oordeel dat het UWV die gegevens ook onrechtmatig heeft verkregen. Daarnaast heeft eiseres in dit kader ook niet (althans onvoldoende) betwist dat de ontvangen gegevens zijn gebruikt voor het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de door haar aangevraagde WIA-uitkering en de beoordeling van het door haar ingediende bezwaar en beroep tegen het besluit van het UWV op die aanvraag. Voorgaande betekent dat het verwerken van de op eiseres betrekking hebbende persoonsgegevens, onder meer neergelegd in de brief van de huisarts, nodig waren voor het UWV om te voldoen aan een op haar rustende wettelijke verplichting, waarmee is voldaan aan artikel 6, eerste lid, onder c, van de AVG en dat deze gegevens dus rechtmatig door het UWV zijn verwerkt.
8. De plicht voor het UWV om deze gegevens vervolgens in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren volgt uit artikel 3 van de Archiefwet 1995. Het recht op wissing van persoonsgegevens geldt op grond van artikel 17, derde lid, aanhef en onder b, van de AVG niet, zolang de bewaartermijn nog niet is afgelopen, mits de gegevens aanvankelijk rechtmatig zijn verwerkt. Uit artikel 5 van de Archiefwet 1995 volgt de verplichting om een Selectielijst op te stellen. In de Selectielijst van het UWV staan verschillende bewaartermijnen voor de documenten die het UWV gebruikt ter uitvoering van verschillende taken. Alle taken en activiteiten op het gebied van medische en arbeidsdeskundige beoordelingen vallen onder categorie 5 van deze Selectielijst. De rechtbank stelt vast de daarin opgenomen bewaartermijn nog niet is verstreken. Nu de brieven waarvan eiseres wissing vraagt worden bewaard in verband met de uitoefening van een in de Selectielijst genoemde taak en de verplichting om te bewaren op een wettelijke grondslag berust, heeft het UWV zich terecht op het standpunt kunnen stellen dat zij niet gehouden was om de brieven van de huisarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dan wel de daarin opgenomen persoonsgegevens, te verwijderen.
9. Eiseres heeft tot slot verzocht om immateriële schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG. Om voor schadevergoeding in aanmerking te komen moet worden voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden: er moet sprake zijn van een schending van de AVG, er moet (im)materiële schade zijn en er moet een causaal verband bestaan tussen de schade en de inbreuk [1] . Zoals uit voorgaande volgt is de verwerking van de persoonsgegevens van eiseres door het UWV niet onrechtmatig. Er is geen sprake van een schending van de AVG. Dat betekent dat eiseres geen aanspraak kan maken op schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024 .
griffier
rechter
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 8 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2311