3.3Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
Het
proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoekvan verbalisant [naam 1] van 23 april 2023, onder meer inhoudende:
Overledene: [slachtoffer]
Op 10 maart 2023 om 23:10 werd een lijkschouw verricht. De voetganger was van rechts aangereden en had daardoor een rechter onderbeen breuk. Hij had inwendig letsel aan de borstkast, doordat hij tegen een lantaarnpaal was gebotst nadat hij van de voorzijde van de auto was gegleden. Het rechterdeel van het aangezicht vertoonde krasletsel door contact met de voorruit.
Op basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw, wordt gesteld dat [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden.
Het
proces-verbaal Verkeersongevallen Analysevan verbalisant [naam 1] van
16 november 2023, onder meer inhoudende:
Ongevalsbeschrijving
De bestuurder van een Citroën bestelauto (kenteken [kentekennummer] ) reed over de [straatnaam 2] te Roermond, vanaf de [straatnaam 1] . Ter hoogte van een oversteekplaats voor voetgangers en fietsers kwam de Citroën in botsing met een voetganger, die als gevolg daarvan overleed.
Onderzoek op plaats ongeval
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 50 km/u. Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid nacht en was de weersgesteldheid bewolkt, regen en sneeuw.
Ondanks de wegverlichting waren de oversteekplaats en met name weggebruikers die daar overstaken slecht zichtbaar.
Aangetroffen sporen
Op de rijstrook van de Citroën, ter hoogte van de eindpositie van de voetganger, de kast met uurwerk van een Seiko polshorloge. Het glas was vernield en het horloge stond stil op 20.01 uur.
Vermijdbaarheidsberekening
Indien de bestuurder van de Citroën over die afstand (188 meter) was blijven rijden met de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u ( 13,89 m/s) dan zou hij over deze 188 meter, 188 / 13,89 = 13,54 seconden hebben gedaan.
Ongeacht het rij- dan wel remgedrag in de laatste 120 meter, dat zoals door [naam 2] gerapporteerd niet kan worden gezegd, zou de voetganger 13,54 — 9 = 4,54 seconden meer de tijd hebben gehad om de rijstrook over te steken.
De voetganger zou, met een gemiddelde loopsnelheid van 1,2 m/s, over de af te leggen 3,5 meter ongeveer 2,92 seconden doen.
Hij had minimaal reeds ongeveer 0,8 meter afgelegd vóór het contact met de Citroën. Daar zou hij met 1,2 m/s loopsnelheid, ongeveer 0,67 seconde over hebben gedaan.
Hij had dan nog ongeveer 2,92 — 0,67 = 2,25 seconden nodig om veilig overgestoken te zijn.
Conclusie
Met vorenstaande berekende vermijdbaarheid had de voetganger te allen tijde de rijstrook, bereden door de bestuurder van de Citroën, veilig over kunnen steken indien de bestuurder van de Citroën vanaf het punt waarop deze 50 km/u reed (groen) niet verder versneld had naar 92 km/u, doch met 50 km/u was door blijven rijden.
Het
herzien rapport snelheidsbepaling van het NFIvan ir. [naam 2] van
18 september 2023, onder meer inhoudende:
De posities en snelheden die de telefoon na het afrijden van de rotonde tot en met 19:59:13 heeft geregistreerd, zijn wel consistent. Het is daarom aannemelijk te achten dat bij het naderen van de oversteekplaats omstreeks 19:59:13 circa 120 meter voor de oversteekplaats, een snelheid van 92 km/u werd bereikt.
Conclusie
Uit de ontvangen data is af te leiden dat er vanaf de rotonde [straatnaam 1] / [straatnaam 2] werd geaccelereerd en dat op een afstand van circa 120 meter voor die oversteekplaats een snelheid van circa 92 km/u is bereikt. Hoe de snelheid zich daarna ontwikkelde en met welke snelheid de oversteekplaats werd bereikt, is niet te zeggen.
Het
proces-verbaal van verhoor van (getuige) [verdachte]van 11 maart 2023, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik rijd er vaker. Ik weet dat er een oversteekplaats is, maar ik heb daar voorrang. Het is geen zebrapad. Ik naderde de oversteekplaats. Ik zag dat een man van links naar rechts via de oversteekplaats de weg overrende. Het leek op rennen. Net alsof hij nog wilde oversteken. Ik was al vlak bij de oversteekplaats toen ik de man voor het eerst zag.
Het
proces-verbaal aanrijding misdrijfvan verbalisant [naam 3] van 18 december 2023, onder meer inhoudende:
Ongeval
Datum: 10 maart 2023
Omstreeks: 20:02 uur
Adres: [straatnaam 2] , Roermond
De
flyer buurtonderzoek, onder meer inhoudende:
Op 10-3-2023 rond 20:00 uur vond in uw buurt een ernstige aanrijding plaats, namelijk op de [straatnaam 2] thv de oversteek te Roermond.
De
kennisgeving van inbeslagneming, onder meer inhoudende:
Beslagene: [verdachte]
Goednummer: 1589282
Object: telefoon, Apple iPhone 12
Het
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [naam 4] van 12 december 2023, onder meer inhoudende:
Vraagstelling: inzichtelijk maken van de gegevens met betrekking tot het telefoongebruik voorafgaand aan het verkeersongeval dat plaatsvond op de [straatnaam 2] te Roermond op vrijdag 10 maart 2023 omstreeks 20.00 uur. Hierbij richtte ik mij tot gegevens in de periode van vrijdag 10 maart 2023 tussen 17.00 uur en 20.00 uur.
Goednummer: 1589282
Ik zag aan de hand van de geregistreerde gps-locaties dat het telefoontoestel vanaf tijdstip 18:59:01 uur vanaf de rotonde op de [straatnaam 3] verplaatste op de [straatnaam 2] in Roermond. Ik zag dat hierbij de volgende chatberichten ontvangen en verstuurd waren tussen " [telefoonnummer 1] [verdachte] (owner)" en " [telefoonnummer 2] [naam 6] " via de app Instagram:
Outgoing 2 min bij jou 10-3-2023 19:59:06
Outgoing Jou 10-3-2023 19:59:07
Outgoing Bro 10-3-2023 20:01:53
Outgoing Ik heb iemand aanhereden 10-3-2023 20:01:56
Outgoing [straatnaam 2] 10-3-2023 20:01:58
Outgoing Wollah 10-3-2023 20:02:00
Feit 3
Het
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [naam 4] van 12 december 2023, onder meer inhoudende:
Ik zag aan de hand van de geregistreerde gps-locaties dat het telefoontoestel op vrijdag 10 maart 2023 omstreeks 17.04 uur vanaf [bedrijventerrein] te Venray via de A73 in zuidelijke richting bewoog. lk zag dat er op vrijdag 10 maart 2023 omstreeks 17.12 uur via Snapchat een filmpje werd verstuurd vanaf het telefoontoestel naar een contact met de naam " [naam 5] " met de Snapchat gebruikersnaam " [gebruikersnaam] ".
Ik zag dat dit een opgenomen filmpje betrof met de bestandsnaam IMG_1121.MP4 met daarop de toegevoegde tekst " [woonplaats] manager heeft haast naar zn vrouw", ik zag in het filmpje dat de snelheidsmeter van het voertuig op dat moment een snelheid had van 140 km/u aangaf. ik zag in het filmpje een bord langs de autosnelweg met daarop de aanduiding A73. Ik zag aan de hand van de geregistreerde gps-locaties dat het telefoontoestel zich op dat moment op de A73 bevond en dat deze in zuidelijke richting bewoog.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1 en 2
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd ziet op het dodelijk ongeval en dat hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd ziet op het rijgedrag van verdachte direct voorafgaand aan het ongeval.
Onderzoeksresultaten
De rechtbank stelt voorop dat aan de hand van de gegevens in het dossier het tijdstip van het ongeval niet exact kan worden vastgesteld. In de flyer ten behoeve van het buurtonderzoek wordt vermeld “rond 20.00 uur”. In het proces-verbaal aanrijding misdrijf is vermeld dat het ongeval plaatsvond omstreeks 20.02 uur. Het horloge van het slachtoffer is stil blijven staan op 20.01 uur. Niet kan worden vastgesteld of het horloge van het slachtoffer gelijk liep met de tijd op de iPhone van de verdachte. Uit het onderzoek aan de iPhone 12 van de verdachte blijkt dat hij om 19.59.06 appt “2 min bij jou” en om 20:01:53/20:01:56 berichten heeft verstuurd dat het ongeval had plaatsgevonden. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij, nadat het ongeval had plaatsgevonden, eerst is uitgestapt en naar het slachtoffer is gaan kijken en pas daarna die laatste berichten heeft verzonden.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onderzoeken en de daaruit volgende resultaten van zowel de politie als het NFI deugdelijk en navolgbaar zijn uitgevoerd en beschreven en daardoor betrouwbare conclusies bevatten. Kortom: de rechtbank acht de resultaten van het technisch onderzoek voldoende betrouwbaar om ten grondslag te liggen aan de beslissingen in deze zaak
Hetgeen door de raadsman is aangevoerd naar aanleiding van de rijproeven die hij zelf heeft uitgevoerd brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Hierbij merkt de rechtbank op dat het door de raadsman uitgevoerde onderzoek berust op de misvatting dat het dossier uitsluitsel geeft over het precieze tijdstip van de aanrijding. De in het dossier aanwezige stukken over het tijdstip van het ongeval kunnen slechts een benadering van dat tijdstip opleveren, waardoor deze genoemde tijdstippen niet geschikt zijn voor nauwkeurige berekeningen van de gereden snelheid en de afgelegde afstand, zoals door de raadsman is aangevoerd.
Daarmee vervalt ook de noodzaak voor het laten uitvoeren van aanvullend onderzoek waarbij de bevindingen van de verdediging worden betrokken. De rechtbank zal het voorwaardelijk verzoek van de raadsman dat daartoe strekt dan ook afwijzen.
Op grond van de gebezigde hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 maart 2023 omstreeks 20.00 uur heeft de verdachte op de [straatnaam 2] in Roermond met zijn auto een overstekende voetganger, te weten [slachtoffer] , aangereden. Als gevolg van dat ongeval is [slachtoffer] overleden.
Snelheid en gebruik telefoon
Het NFI heeft aan de hand van onderzoek aan de onder de verdachte in beslag genomen iPhone 12 in combinatie met rijproeven vastgesteld dat de verdachte vanaf de rotonde [straatnaam 1] / [straatnaam 2] in ongeveer 13 seconden heeft geaccelereerd van 30 km/u naar 92 km/u. Laatstgenoemde snelheid werd bereikt op ongeveer 120 meter vóór de plaats van het ongeval.
Hoe de snelheid zich in die laatste 120 meter tot aan het ongeval heeft ontwikkeld, is niet exact vast te stellen. Wel gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte ook ten tijde van het ongeval te hard reed. Immers, de verdachte heeft ter zitting zelf verklaard dat hij mogelijk te hard reed en uit onderzoek is wel gebleken, als verdachte 50 km/u was blijven rijden, dat [slachtoffer] voldoende tijd zou hebben gehad om de overkant van de straat te bereiken zonder aangereden te worden.
De rechtbank overweegt daarbij dat, hoewel 50 km/u ter plaatse was toegestaan, het blijkens de bevindingen van de VOA de vraag was of het wel verstandig was - gelet op de recente reconstructie van de oversteekplaats, de vooraanduiding middels waarschuwingsborden, de aanwezigheid van retro reflecterende paaltjes, maar ook de slecht zichtbare overstekende verkeersdeelnemers, in casu de slechte weersomstandigheden - om daar met de toegestane maximumsnelheid van 50 km/u door te blijven rijden.
De verdachte bevond zich om 19:59:13 uur ongeveer 120 meter voor de oversteekplaats.
Vanaf de rotonde (waar de verdachte de [straatnaam 2] op kwam) heeft de verdachte in ongeveer 4 seconden versneld naar 50 km/u en aansluitend in ongeveer 9 seconden verder versneld naar 92 km/u. Daaruit volgt dat de verdachte vanaf 19:59:00 op de [straatnaam 2] heeft gereden.
Uit het onderzoek aan de iPhone 12 is verder gebleken dat de verdachte om 19:59:06 en 19:69:07 chatberichten heeft verzonden. Dit was dus terwijl verdachte reed op de [straatnaam 2] en terwijl hij zijn snelheid verhoogde van 50 naar 92 km/u.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij daar vaker reed, dat hij wist dat daar een oversteekplaats was, maar dat hij voorrang had. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij al vlak voor de oversteekplaats was toen hij het slachtoffer zag. Hij zag dat het slachtoffer van links naar rechts via de oversteekplaats de weg overrennen. Het leek op rennen. Net alsof hij nog wilde oversteken. Toen hij het slachtoffer zag, begon hij te remmen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het vorenoverwogene stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 10 maart 2023 als bestuurder van een voertuig (bestelauto) over de [straatnaam 2] in Roermond heeft gereden met een veel te hoge snelheid voor een veilige verkeersafwikkeling ter plaatse en dat hij – in aanloop naar de plek van het ongeval - tijdens het rijden met veel te hoge snelheid chatberichten heeft verstuurd via zijn mobiele telefoon.
Door zijn snelheid niet aan te passen aan de omstandigheden ter plaatse en zelfs harder te rijden dan ter plaatse was toegestaan en daarbij tot kort voor de ongevalsplek bezig te zijn met zijn telefoon, heeft de verdachte zijn aandacht onvoldoende bij de weg gehouden en onvoldoende op de oversteekplaats gelet. Mogelijk is de verdachte er van uit gegaan dat het slachtoffer op de vluchtheuvel zou wachten en de verdachte voor zou laten gaan.
Op het moment dat de verdachte zag dat het slachtoffer (toch) overstak was het te laat en kon hij zijn voertuig niet meer op tijd tot stilstand brengen.
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer de verdachte 50 km/u zou zijn blijven rijden vanaf het punt waarop is gemeten dat zijn voertuig die snelheid had, het slachtoffer voldoende tijd zou hebben gehad om de overkant van de weg te bereiken. Dus ondanks dat het slachtoffer de verdachte niet voor liet gaan, zou het ongeval in dat geval niet hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat het verkeersongeval dat op 10 maart 2023 plaatsvond op de [straatnaam 2] in Roermond, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden, te wijten is aan de schuld van de verdachte in de zin van artikel 6 WVW. De vraag die volgt, is welke mate van schuld bewezen verklaard kan worden. De rechtbank moet beoordelen of verdachtes rijgedrag op grond van het bewezen verklaarde aangemerkt dient te worden als zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, dan wel als roekeloos.
Alvorens deze vraag te beantwoorden zal de rechtbank het gedrag kort voorafgaande aan het ongeval, ten laste gelegd onder feit 2, beoordelen.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte met het uit de bewijsmiddelen blijkende rijgedrag (I) de verkeersregels heeft geschonden, (II) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (III) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (IV) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met andere woorden; vastgesteld dient te worden dat de verdachte verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, of nog anders gezegd: dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
De vaststelling dat sprake is van opzettelijk zeer gevaarlijk rijgedrag als bedoeld in artikel 5a WVW kan vervolgens dienen ter vaststelling dat sprake is van roekeloosheid als bedoeld in artikel 175, tweede lid, WVW en zoals (onder meer) ten laste gelegd onder feit 1.
I)
De verkeersregels
Op grond van de gebezigde, hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 10 maart 2023 als bestuurder van een bestelauto op de [straatnaam 2] te Roermond de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u in forse mate heeft overschreden (artikel 5a, eerste lid, sub g, WVW) door op een afstand van ongeveer 120 meter voor de plaats van het ongeval 92 km/u te rijden. Tijdens het rijden, vlak voor het daar op volgende ongeval, heeft de verdachte chatberichten verzonden vanaf zijn mobiele telefoon (artikel 5a, eerste lid, sub k, WVW).
II) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De gedragingen van de verdachte zijn elk op zich als buitengewoon gevaarlijk aan te merken en dat is zeker het geval wanneer de telefoon wordt gebruikt terwijl met zeer hoge snelheid wordt gereden.
III) Opzettelijk
De rechtbank is, gezien de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, van oordeel dat niet anders kan dan dat de verdachte de hiervoor onder
Igenoemde verkeersregels met opzet heeft geschonden. Daarbij was het opzet van de verdachte ook gericht op het in ernstige mate schenden van deze verkeersregels.
IV) Gevaar te duchten
De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat het rijden met een auto met een snelheid van ongeveer 92 km/u over een weg waar de toegestane maximumsnelheid 50 km/u betreft in combinatie met het verzenden van chatberichten via de mobiele telefoon, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar met zich brengt. Het is evident dat bij het rijden met een dergelijke snelheid alsmede het typen en verzenden van berichten op de telefoon voor de bestuurder van de auto het vermogen om te anticiperen en (tijdig) te reageren op de gedragingen van andere weggebruikers fors afneemt en bovendien de tijd die nodig is om voor eventuele anderen te remmen toeneemt, met als gevolg dat (zeer) gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Van belang hierbij is dat een en ander plaatsvond op een weg waar het zicht zodanig slecht was dat het zelfs de vraag was of het verstandig was om de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/u te rijden. De verdachte heeft die toegestane snelheid fors overschreden. Dit terwijl hij wist dat hij een oversteekplaats naderde. De omstandigheden dat het slachtoffer geen voorrang verleende aan verdachte en dat hij mogelijkerwijs slecht zichtbaar was door de donkere kleding die hij droeg en de op de middenberm aanwezige verkeerszuil kunnen geen van alle tot een ander oordeel leiden, nu de verkeerde inschatting die het slachtoffer mogelijk heeft gemaakt het rechtstreeks gevolg was van het handelen van de verdachte, in het bijzonder de zeer forse snelheidsoverschrijding in aanloop naar het ongeval. Indien de verdachte zich had gehouden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid was hij aanzienlijk later bij de oversteekplaats aangekomen, waardoor door het latere slachtoffer helemaal geen voorrang verleend had hoeven worden aan de verdachte.
De verdachte moet bovendien ook rekening houden met de mogelijkheid dat hij geen voorrang krijgt. De rechtbank merkt op dat het gevaar dat van het zeer gevaarlijke rijgedrag van de verdachte te duchten was, zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt.
Conclusie
Resumerend, is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van de verdachte, gelet op de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, toereikend zijn voor het oordeel dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
De rechtbank acht het aan de verdachte tenlastegelegde onder
feit 2dan ook wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd onder
feit 1overweegt de rechtbank vervolgens dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte ook ten tijde van het ongeval (veel) te hard heeft gereden. Daarnaast was de verdachte heel kort voor het ongeval bezig op zijn telefoon. Het kan niet anders dan dat dit ten koste is gegaan van zijn aandacht op de weg en van invloed was op zijn vermogen om tijdig te reageren op gebeurtenissen op de weg. Nu echter niet vastgesteld kan worden hoe hard de verdachte reed op het moment van het ongeval en evenmin kan worden vastgesteld dat hij op dat moment nog bezig was op zijn telefoon, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat op het moment van het ongeval sprake was van roekeloos rijgedrag. Het rijgedrag van de verdachte ten tijde van het ongeval dient naar het oordeel van de rechtbank aangemerkt te worden als zeer onvoorzichtig.
Ook ten aanzien van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 3 komt de rechtbank tot het oordeel dat de gedragingen van de verdachte, gelet op de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, toereikend zijn voor het oordeel dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
Onderzoek telefoon
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de gegevens uit de onder de verdachte op grond van artikel 94 Sv in beslag genomen telefoon voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat verderstrekkend onderzoek aan de telefoon heeft plaatsgevonden dan waartoe opdracht was gegeven door de officier van justitie, overweegt de rechtbank het volgende. De officier van justitie heeft verklaard dat in eerste instantie opdracht is gegeven de telefoon nader te onderzoeken met betrekking tot het mogelijk achterhalen van de snelheid waarmee die avond is gereden. Na een eerste onderzoek rees het vermoeden dat de verdachte in de aanloop naar het ongeval die dag meerdere overtredingen had begaan waarna contact werd gelegd met de officier van justitie die vervolgens opdracht gaf beide telefoons van de verdachte te laten onderzoeken door TDO.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat onderzoek door een opsporingsambtenaar op grond van artikel 94 Sr voldoende is gelegitimeerd, indien dat onderzoek een slechts beperkte inbreuk van de persoonlijke levenssfeer oplevert.In het onderhavige geval is aanvankelijk enkel doelgericht gezocht naar (verkeers)gegevens binnen een tijdsduur van slechts drie uur. Daarmee kan niet worden gesteld dat een zo verstrekkend onderzoek is verricht waardoor een min of meer compleet beeld is verkregen van (bepaalde aspecten van) het persoonlijk leven van de verdachte, nu slechts een gering aantal beschikbare gegevens daarbij is betrokken. De rechtbank acht dit bewijs dan ook niet onrechtmatig verkregen en verwerpt het daartoe strekkende verweer.
Uit het onderzoek van de iPhone 12 bleek dat er omstreeks 17:12 uur via Snapchat een filmpje is gemaakt, van tekst voorzien en verstuurd, terwijl de bestuurder op de A73 reed met een snelheid 140 km/u, terwijl ter plaatse een snelheid van 100 km/u was toegestaan.
Ook hier is sprake van overtreding van de regels in artikel 5a, eerste lid, sub g en k, WVW, is sprake van een schending van die regels in ernstige mate en heeft de verdachte die gedragingen – gelet op hun aard en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden, te weten op een autosnelweg tijdens het spitsuur– opzettelijk gepleegd. En ook in deze situatie was naar algemene ervaringsregels naar het oordeel van de rechtbank voorzienbaar dat dit rijgedrag van de verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar met zich meebracht nu het niet anders kan dan dat deze gedragingen ten koste gingen van de aandacht voor het verkeer op de weg en het vermogen om te anticiperen en te reageren op gedragingen van andere weggebruikers en bovendien de tijd die nodig is om voor eventuele anderen te remmen toeneemt met als gevolg dat (zeer) gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.