Op 25 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee warehouses inclusief kantoren en inritten in Weert. De verzoekers, bestaande uit omwonenden en natuurorganisaties, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning, die op 21 december 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert was verleend. De verzoekers stelden dat de vergunning in strijd was met het vertrouwensbeginsel, de goede ruimtelijke ordening en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar verkeersaspecten en stikstofimpact.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de bestreden besluiten te schorsen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder bij de bestreden besluiten voldoende had gemotiveerd dat de omgevingsvergunning niet in strijd was met de wet- en regelgeving. De voorzieningenrechter heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en de noodzaak van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vergunninghoudster op korte termijn met de bouw kan beginnen, wat de spoedeisendheid van de verzoeken ondermijnt.
De voorzieningenrechter heeft ook de argumenten van de verzoekers over stikstof en verkeersveiligheid beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de verleende omgevingsvergunning niet in strijd was met de goede ruimtelijke ordening. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.