10.1.Indien de aanvrager het risico dat de onder het oude planologische regime bestaande planologische mogelijkheden van zijn onroerende zaak zouden vervallen passief heeft aanvaard, mogen burgemeester en wethouders de schade voor zijn rekening laten. Hiervoor is in de eerste plaats vereist dat, bezien vanuit de positie van een redelijk denkende en handelende eigenaar, aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse zou gaan veranderen in een voor die eigenaar ongunstige zin. Daarbij dient rekening te worden gehouden met een concreet beleidsvoornemen dat openbaar is gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Indien wordt geoordeeld dat de nadelige planologische wijziging voorzienbaar was, dient vervolgens de vraag beantwoord te worden of onder het oude planologische regime concrete pogingen tot realisering van de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn ondernomen. Het risico op verwezenlijking van planologisch nadeel wordt geacht passief te zijn aanvaard als er voorzienbaarheid is en indien geen concrete pogingen zijn gedaan tot realisering van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die onder het nieuwe planologische regime zijn komen te vervallen, terwijl dit van een redelijk denkende en handelende eigenaar, vanaf de peildatum voor voorzienbaarheid, kon worden verlangd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de overzichtsuitspraak van de Afdeling over planschade van 28 september 2016en de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2023.
11. Voor zover verweerder thans nog van mening is dat 16 januari 2003, de datum van bekendmaking van het ontwerpuitwerkingsplan “Industrieterrein Smakterheide, uitwerking kleine bedrijven dr. Kortmannweg” de peildatum is voor het aannemen van voorzienbaarheid, volgt de rechtbank verweerder hierin niet. Immers, in dit uitwerkingsplan is het perceel van eiseres niet meegenomen, zodat dit voor haar geen voorteken was dat verweerder niet langer voornemens was om aan de uit te werken bestemming mee te werken.
12. De rechtbank stelt vast dat niet betwist is dat eiseres op 7 december 2007 aan verweerder te kennen heeft gegeven dat zij het voornemen heeft een bedrijventerrein te ontwikkelen en dat daarvoor ontsluiting van het onverharde gedeelte van de Bosweg noodzakelijk is. Als reactie hierop heeft verweerder in de brief van 15 april 2008 opgenomen dat verweerder geen medewerking zal verlenen aan het verzoek van eiseres om de Bosweg te verharden, alsmede dat de planologische inzichten intussen gewijzigd zijn, in die zin dat niet langer beoogd wordt invulling te geven aan de uit te werken bedrijfsbestemming op het perceel van eiseres, maar in plaats daarvan het groene karakter van de locatie (Bosweg) te behouden.
13. In de brief van 28 oktober 2008 heeft verweerder, aldus de rechtbank, vermeld dat met de eerste werkzaamheden om te komen tot een herziening van het oude bestemmingsplan is begonnen, het verzoek van eiseres in relatie tot de stedenbouwkundige plannen Smakterheide en doorkijk naar het St. Annaterrein nader te bestuderen en een uiteindelijk standpunt zal bepalen. Tevens is aangegeven dat zeker nader overleg met eiseres zal plaatsvinden en is eiseres verzocht de eerste ontwikkelingen van het nieuwe bestemmingsplan even af te wachten. Eiseres heeft daarna gerappelleerd en verweerder verzocht tot bestemmingsplanwijziging over te gaan (zie onder meer de brieven van
4 september 2010, 1 december 2010 en 18 februari 2012). De brief van verweerder van
16 februari 2011 betreft volgens de rechtbank de stand van zaken van het nieuwe bestemmingsplan, waarin de verwachting is opgenomen dat volgende maand de kennisgeving gepubliceerd gaat worden en dat over ongeveer twee maanden het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.
14. Volgens de rechtbank blijkt uit verweerders brief van 16 oktober 2012 naar aanleiding van het gesprek met eiseres op 3 maart 2012 dat de gemeente Venray in principe in het concept van het nieuwe bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelmogelijkheden en de uitwerkingsbevoegdheid niet meeneemt, echter wanneer eiseres plannen had zou het mogelijk zijn daar in het nieuwe bestemmingsplan rekening mee te houden, zij het onder voorwaarden (milieuonderzoeken, goede aansluiting bij bestaande gebouwen). Hierin is ook aangegeven dat eiseres in dit gesprek te kennen heeft gegeven geen plannen meer te hebben het perceel verder te ontwikkelen tot bedrijf. In dat licht wordt ook vermeld dat er op 19 oktober 2012 een ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd waarin die gebruiksmogelijkheid wordt geschrapt.
15. Dat eiseres, zoals blijkt uit die brief van 16 oktober 2012, in het gesprek van
3 maart 2012, te kennen gaf geen plannen meer te hebben het perceel verder te ontwikkelen tot bedrijf leidt er volgens de rechtbank niet toe dat er sprake is van voorzienbaarheid. Eiseres kan haar plannen op elk moment wijzigen en dit is niet van (doorslaggevend) belang voor de vraag of sprake is van voorzienbaarheid. In dat verband is voorts van belang dat verweerder in de brief van 16 oktober 2012 als het ware terugkomt op zijn eerdere standpunt van het niet willen meewerken. Daarin staat immers dat het onder voorwaarden wel kan.
16. Wellicht kan op basis van alle feiten en omstandigheden gezegd worden dat er voortekenen waren van een verandering van het planologisch regime, maar de rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende concreet is om een redelijk denkende en handelende eigenaar voorzienbaarheid tegen te werpen. Volgens de rechtbank wordt het daarvoor pas voldoende concreet door de brief van 16 oktober 2012 / het op 26 oktober 2012 ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan “Smakterheide”, waarin er sprake is van het (volledig) weg bestemmen van het gebruik van het perceel van eiseres voor bedrijfsdoeleinden.