ECLI:NL:RBLIM:2024:7203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 24/4139
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Maastricht, die op 11 september 2024 een last onder bestuursdwang had opgelegd voor de sluiting van zijn woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had de woning voor zes maanden willen sluiten vanwege de aangetroffen hoeveelheden hard- en softdrugs en eerdere overtredingen. De voorzieningenrechter heeft op 1 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de verzoeker en de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de hoeveelheid drugs die in de woning was aangetroffen en de recidive van de verzoeker. De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester niet verplicht was te wachten op de definitieve uitslag van het NFI-onderzoek, aangezien de indicatieve testen voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van verdovende middelen. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde, en dat de burgemeester terecht heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren.

De verzoeker heeft aangevoerd dat hij een bijzondere binding heeft met de woning, onder andere vanwege zijn kinderen die uit huis zijn geplaatst. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er geen medische of andere bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de verzoeker aan de woning is gebonden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de sluiting van de woning door de burgemeester kan doorgaan. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/4139

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. B.H.M. Nijsten),
en

De Burgemeester van de gemeente Maastricht, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.C.W. Ploum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 11 september 2024, verzonden 12 september 2024, (het bestreden besluit) van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Aan verzoeker is een last onder bestuursdwang opgelegd om de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) 6 maanden te sluiten.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De burgemeester heeft de griffie van de rechtbank laten weten dat hij voorlopig afziet van de sluiting van de woning totdat uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
Feiten
4. Verzoeker woont sinds 1 november 2015 in de woning, een huurwoning van [naam verhuurder] .
4.1.
De burgemeester heeft de woning al eens eerder, namelijk bij besluit van 16 mei 2024, gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Het betreft een sluiting voor de duur van drie maanden in verband met op 23 februari 2024 op de zolder van de woning aangetroffen hennep (640 gram netto). Die sluiting is nog niet geëffectueerd, omdat de voorzieningenrechter bij uitspraak van 28 juni 2024 (zaaknummer 24/ 3091) een voorlopige voorziening heeft getroffen die inhoudt dat de burgemeester de woning niet mag sluiten tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar in die zaak. Die beslissing op bezwaar is nog niet genomen.
4.2.
Vervolgens heeft de politie op 1 augustus 2024, op 8 augustus 2024 en op 22 augustus 2024 de woning van verzoeker betreden en aldaar handelshoeveelheden harddrugs en softdrugs aangetroffen.
4.2.1.
De politie heeft op 1 augustus 2024 in de woning van verzoeker het volgende aangetroffen:
- 68 gram amfetamine
- 118,9 gram hennep
- 2,2 gram hasj
- 44,6 gram witte brokken (nog) onbekende drugs
- 27,3 gram 2 bruine brokken (nog) onbekende drugs
- 0,6 gram diverse pillen in zakje (xtc)
- 232,8 gram donkerbruin poeder
- 58,9 gram buisjes met groene vloeistof
- 3 gram crystal meth
- 19,7 gram (nog) onbekende drugs.
In het rapport van de politie, gedateerd 21 augustus 2024, staat vermeld dat de aangetroffen drugs indicatief zijn getest; “meerderheid positief. In afwachting van uitslag laboratorium NFI.”
Verder staat in het rapport vermeld dat de bewoner (verzoeker) eerder op de avond (van 1 augustus 2024) op heterdaad is aangehouden voor de handel in verdovende middelen (harddrugs). Voorts staat vermeld dat de overlastmeldingen bleven binnenkomen nadat een aantal maanden terug al een grotere hoeveelheid hennep in het pand werd aangetroffen. In de periode vanaf begin tot eind juni 2024 zijn er, zo staat in het rapport, meerdere overlastmeldingen geweest met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Zowel vanuit de buurtbewoners als uit bevindingen van de wijkagenten. De informatie betreft dat verzoeker zou dealen. Dat zou hij voornamelijk doen op zijn scooter en vanuit zijn woning en dat zou plaatsvinden in de middag en nachtelijke uren.
4.2.2.
De politie heeft op 8 augustus 2024 in de woning van verzoeker aangetroffen:
- 4 gram hennep
- 0,5 gram amfetamine
- 68,2 gram (nog) onbekende witte poeders en poeder/brokken.
In het rapport van de politie, gedateerd 9 augustus 2024, staat vermeld dat de drugs indicatief zijn getest; 0,5 gram positief op amfetamine en de poeders negatief op cocaïne en amfetamine. De poeders zijn voor verder onderzoek verstuurd naar het NFI, omdat het ernstige vermoeden bestaat dat het hier toch om verdovende middelen gaat, dan wel om materiaal om de harddrugs mee te versnijden.
In het rapport staat verder dat verzoeker op 8 augustus 2024 is geobserveerd door de politie en dat werd gezien dat hij aan een klant een kleine hoeveelheid cocaïne leverde. Verzoeker is daarop aangehouden en de woning is wederom doorzocht. De politie heeft, naast de hierboven genoemde drugs, in de keuken 2 kleine weegschalen met restanten wit poeder aangetroffen en niet in beslag genomen. Zowel in de keuken als in de slaapkamer werd een veelvoud aan plastic seals en snowseals aangetroffen. De politie heeft verder 3 doosjes met 9 millimeter knalpatronen in de keuken gevonden. De rapportage vermeldt verder dat tijdens eerdere observaties werd gezien dat de woning veelvuldig bezocht wordt door harddrugsgebruikers.
4.2.3.
De politie heeft op 22 augustus 2024 in de woning van verzoeker aangetroffen:
- 425,3 gram amfetamine
- 2 pillen xtc
- 1,3 gram hasj
- 4,5 gram hennep
In het rapport van de politie, gedateerd 23 augustus 2024, staat vermeld dat de drugs indicatief zijn getest; “meerderheid positief. In afwachting van uitslag laboratorium NFI.” Verder staat vermeld dat verzoeker eerder op de avond op heterdaad is aangehouden voor handel in verdovende middelen (harddrugs) en dat in de woning, naast de hierboven genoemde drugs, twee imitatie langeafstandswapens (veerdruk) en twee busjes pepperspray zijn aangetroffen. De rapportage vermeldt verder dat van de wijkagent het signaal is gekregen dat er veel overlast wordt ervaren door buurtbewoners door aanloop van kopers.
4.3.
De burgemeester heeft op 28 augustus 2024 het voornemen tot woningsluiting voor de duur van zes maanden wegens recidive aan verzoeker toegezonden en verzoeker in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Verzoeker heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
4.4.
De burgemeester heeft vervolgens besloten de woning 6 maanden te sluiten. Verzoeker heeft tegen dat besluit bezwaar ingediend, en heeft tevens opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Verzoeker heeft betwist dat het daadwerkelijk om drugs gaat die zijn aangetroffen in zijn woning, omdat het nog slechts om indicatieve testen gaat en niet de officiële vaststelling door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) dat het daadwerkelijk om drugs gaat.
5.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij niet gehouden is om het nader onderzoek bij het NFI af te wachten, omdat de indicatief positieve testen bij de verschillende soorten hard- en softdrugs voldoende aannemelijk maken dat sprake is van verdovende middelen.
5.2.
De hoogste bestuursrechter [1] heeft in de uitspraak van 31 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2625) overwogen dat in een bestuursrechtelijke procedure als deze geen strafrechtelijke bewijsregels gelden. De burgemeester mag, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid om het bewijs zelf vast te stellen, in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Indien de betrokkene de bevindingen betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. De voorzieningenrechter is met inachtneming van deze uitgangspunten van oordeel dat een NFI-rapport niet is vereist. De indicatieve testen maken voldoende aannemelijk dat de aangetroffen drugs, zoals benoemd in de bestuurlijke rapportages, soft- en harddrugs betreffen. Niet is gebleken van aanwijzingen dat de indicatieve tests ten onrechte positief waren noch dat de bestuurlijke rapportages onjuistheden bevatten. Met de burgemeester twijfelt de voorzieningenrechter er temeer niet aan dat het om drugs gaat, nu verzoeker zelf aangeeft dat hij “in de klauwen” van personen betrokken bij drugshandel is geraakt die hem zouden hebben gedwongen om de aangetroffen spullen op te slaan in zijn woning, er meldingen zijn gedaan van drugshandel door verzoeker, verzoeker daarvoor ook meermaals is aangehouden en er in de woning weegschaaltjes met wit poeder, seals, snowseals en imitatiewapens zijn aangetroffen. De burgemeester kon dan ook afgaan op de bevindingen van de politie zoals vermeld in de op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportages en heeft daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat in de woning van verzoeker de hiervoor genoemde drugs zijn aangetroffen.
6. Verzoeker stelt verder dat in de opsomming van de aangetroffen verdovende middelen ook middelen worden genoemd waarvan (nog) niet eens is vastgesteld dat het verdovende middelen zijn. Met betrekking tot de doorzoeking van 8 augustus 2024 is ook 68,2 gram onbekende stoffen aangetroffen waarvan niet is vastgesteld dat het daadwerkelijk om verdovende middelen gaat.
6.1.
De burgemeester gaat uit van de totale hoeveelheid en stelt dat dit een hoeveelheid is die niet kan worden aangemerkt als een hoeveelheid die voor eigen gebruik bestemd is en dat het een handelshoeveelheid betreft. Daarmee is aannemelijk dat sprake is van het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen en is de bestuursdwangbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet en het daarop gebaseerde Damoclesbeleid lokalen en woningen van toepassing. De burgemeester stelt dat daarnaast op 23 februari 2024 in de woning 640 gram netto hennep is aangetroffen die eveneens niet kan worden aangemerkt als een hoeveelheid die voor eigen gebruik bestemd is en eveneens een grote handelshoeveelheid betreft.
6.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, ook zonder de aangetroffen onbekende witte en bruine poeders en brokken en andere “onbekende drugs”, er nog altijd sprake is van een handelshoeveelheid soft- en harddrugs waarvan wel aannemelijk is gemaakt dat het om drugs gaat. Immers op 1, 8 en 22 augustus 2024 is in totaal 130,9 gram softdrugs [2] en 497,4 gram harddrugs [3] in de woning van verzoeker aangetroffen.
Dit is een ruime overschrijding van de voor eigen gebruik toegestane hoeveelheid (5 gram softdrugs, 0,5 gram harddrugs).
7. Op grond van de in de woning aangetroffen hoeveelheid softdrugs en harddrugs heeft de burgemeester mogen aannemen dat de aangetroffen hoeveelheid deels of geheel voor verkoop, aflevering of verstrekking aan derden bestemd is. De burgemeester is daarom bevoegd de woning te sluiten.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak van de hoogste bestuursrechter van 28 augustus 2019 is ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van sluiting. Nadien is het toetsingskader verduidelijkt. [4] Daaruit volgt dat alle relevante omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
8.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat burgemeester in de op 1, 8 en 22 augustus 2024 aangetroffen hoeveelheden soft- en harddrugs in de woning van verzoeker een sterke aanwijzing mag zien dat de woning van verzoeker betrokken is bij drugshandel.
Voorts zijn attributen aangetroffen die duiden op handel; de politie heeft op 8 augustus 2024 in de keuken 2 kleine weegschalen met restanten wit poeder aangetroffen en zowel in de keuken als in de slaapkamer een veelvoud aan plastic seals en snowseals. De aangetroffen twee imitatie langeafstandswapens en knalpatronen die als verdedigingsmiddel of afschrikmiddel worden gebruikt in het criminele drugscircuit vormen eveneens een aanwijzing dat de woning van verzoeker is betrokken bij drugshandel. Ook de stelling van verzoeker dat hij in de “klauwen is geraakt” van personen die zijn betrokken bij de handel in verdovende middelen en dat die personen hem hebben gebruikt om de aangetroffen spullen op te slaan in zijn woning is een aanwijzing dat de woning bekend is in het criminele drugscircuit. Daarnaast is sprake geweest van drugsoverlastmeldingen van buurtbewoners. Verzoeker heeft dat weersproken, maar de voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in dat standpunt. Dat er sprake was van loop op de woning én dat daarvan door buurtbewoners overlast werd ervaren blijkt uit de hiervoor genoemde processen-verbaal (overwegingen 4.2.1 t/m 4.2.3). Uit het aanvullend proces-verbaal van 19 september 2024 blijkt dat de meldingen over aanloop naar het pand en het vermoeden van drugshandel door buurtbewoners mondeling zijn gedaan aan wijkagenten. Verder is bij de noodzaak tot sluiting van belang dat de woning in een kwetsbare wijk ligt en dat de gemeente Maastricht wordt geconfronteerd met systematische handel in verdovende middelen vanuit illegale verkooppunten. Dit maakt dat sprake is van ernstige omstandigheden die een zichtbaar en effectief optreden tegen drugshandel noodzakelijk maken. Dat sprake is van recidive, omdat op 23 februari 2024 ook al hennep in de woning van verzoeker is aangetroffen, heeft de burgemeester terecht aangemerkt als een omstandigheid die de noodzaak van een sluiting onderstreept.
8.2.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van een ernstig geval waardoor de noodzaak om de woning te sluiten groot is. Dit ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarom zal de evenredigheidsbeoordeling eerder in het nadeel van verzoeker uitpakken.
Is de maatregel evenredig?
Persoonlijke verwijtbaarheid
9. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat bij de beoordeling van de sluiting ook de gevolgen van de sluiting moeten worden betrokken, waarbij onder meer van belang is de mate van verwijtbaarheid. [5]
9.1.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [6] volgt verder dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding, afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden, kan maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt, als hij of zij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen. Wel wordt van de hoofdbewoner verlangd dat hij of zij toezicht houdt op wat in de woning gebeurt. Er zijn wel grenzen aan het toezicht dat mag worden verwacht. Die grenzen zijn onder meer afhankelijk van de woonsituatie. De burgemeester moet motiveren welk verwijt de hoofdbewoner treft als hij de woning sluit.
9.2.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij in de “klauwen is geraakt” van personen die zijn betrokken bij de handel in verdovende middelen. Deze personen hebben verzoeker de laatste tijd gebruikt om de diverse aangetroffen spullen op te slaan in zijn woning. Omdat verzoeker ook verslaafd is aan drugs en er sprake was van schulden in dat milieu heeft hij een en ander moeten gedogen zonder dat hij daartegen weerstand kon bieden. Verzoeker wordt nu, na de invallen van de politie, met rust gelaten. Verzoeker kan geen namen noemen van deze personen. Hij zou als hij namen zou noemen moeten vrezen voor zijn leven
9.3.
De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat verzoeker een verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Niet in geschil is dat verzoeker wist van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning. Verzoeker is als bewoner verantwoordelijk voor wat zich in zijn woning afspeelt. De stelling dat verzoeker onder druk is gezet door derden om de verdovende middelen in zijn huis op te slaan is niet onderbouwd. Maar ook als verzoeker zou worden gevolgd in deze stelling, dan had hij er voor kunnen kiezen naar de politie te gaan. De burgemeester heeft terecht geen verminderde verwijtbaar aan de zijde van verzoeker aangenomen.
Gevolgen sluiting,
bijzondere binding met de woning?
10. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij een bijzondere binding heeft met de woning. Zijn woning is een veilig baken voor zijn kinderen die al geruime tijd uit huis zijn geplaatst. Verzoeker heeft zijn woning nodig om op een vertrouwde plaats de omgang met de kinderen te laten plaatsvinden. Per 10 juli 2024 is de omgang tijdelijk stopgezet. Inmiddels is er weer omgang, die vindt bijvoorbeeld plaats in de speeltuin, maar niet in de woning. Jeugdzorg is voornemens een gezagsbeëindigende maatregel te vragen aan de rechtbank. Dat is volgens verzoeker voorbarig. Verzoeker heeft verder naar voren gebracht dat vanwege de beenbreuk die hij heeft opgelopen bij de arrestatie op 22 augustus 2024 het onmogelijk is om elders woonruimte te vinden en te verhuizen. Verzoeker mag zes weken zijn been niet belasten. Verzoeker heeft voor informatie over zijn problematiek verwezen naar informatie van Mondriaan van 12 juli 2024. Daarin staat beschreven dat een stabiele woonomgeving van belang is voor eiser. Duidelijk is dat daarbij wordt gedoeld op de huidige omgeving waar verzoeker woont en niet op een andere plek. Verzoeker woont als jaren in de woning en dat is de stabiele plek waar ook sprake is van gebondenheid.
10.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er geen (medische) bijzondere omstandigheden zijn die maken dat verzoeker aan de woning is gebonden. Verzoeker heeft geen informatie verstrekt waaruit blijkt dat hij (medisch) gebonden is aan de woning. Dit blijkt ook niet uit de verklaring van Mondriaan van 12 juli 2024. Het feit dat verzoeker gebaat is bij een stabiele woonomgeving maakt niet dat verzoeker gebonden is aan het verblijf in de woning. De woning is ook niet (bijvoorbeeld om medische redenen) aangepast. Ook van een psychische stoornis is niet gebleken. De beenbreuk is volgens de burgemeester geen omstandigheid die maakt dat verzoeker specifiek gebonden is aan de woning. Ook ziet de burgemeester de kinderen niet als een bijzondere omstandigheid. De kinderen van verzoeker zijn uit huis geplaatst. Uit contact met Jeugdzorg is gebleken dat Jeugdzorg juist niet voornemens is om de kinderen op korte termijn weer bij eiser te plaatsen. Op 9 juli 2024 is een zitting bij de kinderrechter geweest waarbij de uithuisplaatsing met een jaar is verlengd. Gelet op wat in de woning is aangetroffen is de omgang met de kinderen (enkele uren op donderdag onder begeleiding, geen overnachting) gestopt. Er wordt ook een zitting verwacht om het gezag van de ouders te beëindigen. Uitbreiding van de omgang is dan ook niet aan de orde. De omgang met de kinderen kan bovendien elders plaatsvinden. De burgemeester volgt eiser niet in zijn stelling dat de woning een vertrouwde omgeving zou zijn voor de kinderen en acht dit ook niet op enige wijze onderbouwd. De burgemeester vindt de woning van eiser, waar in een kort tijdsbestek tot vier keer toe verdovende middelen zijn aangetroffen, geen veilige/gezonde omgeving voor kinderen. De burgemeester verwijst naar een verklaring van de door hem ingeschakelde gedragsdeskundige (verklaring van 28 mei 2024).
10.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zich zelf geen bijzondere omstandigheid, tenzij de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. De uithuisplaatsing van de kinderen van verzoeker is met een jaar verlengd, zodat de kinderen tijdens de periode van de sluiting van de woning niet bij verzoeker zullen wonen. De omgang met de kinderen in de woning is vanaf 10 juli 2024 gestopt. Inmiddels is er weer omgang met de kinderen, maar niet in de woning. Van bijzondere binding met de woning in verband met het verblijf of de omgang met de kinderen in de woning is reeds daarom geen sprake. Mocht de omgang op enig moment weer bij verzoeker thuis gaan plaatsvinden, dan kan dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook in een andere woning dan de (huidige) woning van eiser plaatsvinden. Dat blijkt mede uit de verklaringen van de gedragsdeskundige van 28 mei 2024 en 18 september 2024.
10.3.
De voorzieningenrechter is met de burgemeester van oordeel dat uit de brief van Mondriaan niet blijkt dat met de stabiele woonomgeving waarop verzoeker is aangewezen de woning is bedoeld, dat verzoeker gebonden is aan de woning of dat het niet mogelijk is te verhuizen naar een andere woning. De gedragsdeskundige heeft geconcludeerd dat het er op lijkt dat de oorspronkelijke leefsituatie van verzoeker niet passend genoeg is (geweest) voor zijn problematiek. Volgens de gedragsdeskundige is niet gezegd dat een mogelijke oplossing voor de problematiek moet plaatsvinden in de huidige omgeving waar verzoeker verblijft. Verzoeker gedijt goed op duidelijkheid en structuur en dit kan feitelijk op elke woonplek geboden worden; wellicht is begeleid wonen een optie. De gedragsdeskundige concludeert dat verzoeker niet aan de huidige woonplek is gebonden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester daarmee voldoende heeft onderbouwd dat verzoeker geen bijzondere (medische) binding heeft met de woning.
10.4.
Tot slot is verzoekers beenbreuk evenmin een reden om een bijzondere binding met de woning aan te nemen. Dat hij gelet op de beenbreuk zijn spullen niet zelf kan verplaatsen naar een nieuwe woning, doet aan die conclusie niets af. Het zal hierna wel worden betrokken bij de beoordeling over vervangende woonruimte.
Gevolgen sluiting, vervangende woonruimte
11. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen vervangende woonruimte heeft en nu niet in staat is om andere woonruimte te zoeken en, als hij al iets zou vinden, te gaan verhuizen, gelet op de beenbreuk. De woningen op websites waar de burgemeester naar verwijst zijn voor verzoeker onbetaalbaar. Hij heeft een bijstandsuitkering en hij staat onder budgetbeheer. Verzoeker heeft geen spaargeld, stelt hij. Verder is sprake van een krapte op de woningmarkt en steeds hogere huurprijzen. Bij het huren van een woning zal ook nog minimaal 1 tot 3 maanden borg wordt gevraagd. Daarbij komt nog dat hij de huur van de huidige woning moet doorbetalen. Verder zullen potentiële verhuurders terugdeinzen als ze vernemen wat de reden van de verhuizing is. Verzoeker zal ten aanzien van de financiële gegevens nog informatie verstrekken van de budgetbeheerder. De crisisopvang is voor verzoeker geen oplossing, omdat dit niet een omgeving is waar hij thuishoort. Verzoeker heeft gewezen op wat Mondriaan heeft gesteld over de stabiele leefomgeving. Verzoeker krijgt al geruime tijd begeleiding vanuit het Leger des Heils. Naar aanleiding van de recente politie invallen wordt nu onderzocht of een zwaardere vorm van begeleiding nodig is, waarbij wordt gedacht aan een opname via Detox om af te kicken en drugsvrij te blijven.
11.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat verzoeker in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte, zeker omdat verzoeker persoonlijk verwijtbaar heeft gehandeld. Niet gebleken is dat verzoeker moeite hij heeft gedaan om andere woonruimte vinden, al dan niet met eventuele hulpverlenende instanties. Dat verzoeker dit niet doet of heeft gedaan komt voor zijn eigen rekening en risico. De stelling van verzoeker dat hij geen financiële middelen heeft en geen vervangende woonruimte kan vinden heeft hij niet onderbouwd, hoewel de burgemeester daar wel expliciet herhaaldelijk naar heeft gevraagd. Het is aan verzoeker deze stellingen te onderbouwen. Verzoeker heeft geen schulden. Er is al eerder aangegeven dat verzoeker desnoods naar de crisisopvang moet voor onderdak. Verzoeker komt dus niet op straat te staan. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij geen sociaal vangnet zou hebben. Indien hij niet bij familie, vrienden of kennissen terecht kan, kan hij zich wenden tot de reguliere woningmarkt. De burgemeester heeft daarbij gewezen op een aantal internetsites. De huidige huurprijs van de woning is € 584,20. De burgemeester heeft in de eerdere voorlopige voorzieningenprocedure een aantal voorbeelden van woonruimtes in Maastricht verstrekt. Niet is gebleken dat verzoeker is gebonden aan een woning in Maastricht. Hij kan dus ook buiten Maastricht zoeken. Verzoeker heeft een bijstandsuitkering van € 1.283,83 netto. Verder is de woningstichting bereid om een betalingsregeling met verzoeker te treffen. De burgemeester heeft over de beenbreuk het standpunt ingenomen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij geen hulp kan krijgen bij verhuizen.
11.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden en/of dat hij niet kan verhuizen. Het is in beginsel de verantwoordelijkheid van verzoeker om vervangende woonruimte te zoeken. Niet is gebleken dat verzoeker dat al heeft gedaan. De beenbreuk is geen reden om aan te nemen dat verzoeker niet in staat is om te zoeken naar andere woonruimte. Verzoeker kan dat desnoods met hulp van derden, bijvoorbeeld zijn begeleiders, doen. Verder is niet gebleken dat verzoeker, wanneer hij wél zou zoeken, niet in staat is om woonruimte te vinden. Dat er krapte is op de woningmarkt betekent niet dat er helemaal niets te vinden is. Uit het door de burgemeester verstrekte overzicht blijkt dat er in Maastricht voldoende aanbod is van appartementen en kamers met vergelijkbare huurprijzen als de huurprijs van de woning. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker ook buiten Maastricht woonruimte kan zoeken. Dat verzoeker financieel in het geheel niet in staat is om andere woonruimte te betalen heeft hij niet aannemelijk gemaakt. Verzoeker heeft namelijk geen informatie over zijn financiële positie gegeven. Tot slot ziet de voorzieningenrechter met de burgemeester in de beenbreuk geen reden om te oordelen dat verzoeker niet kan verhuizen. Verzoeker kan voor een verhuizing hulp van derden vragen. Niet is gesteld of gebleken dat verzoeker die hulp niet kan krijgen.
11.3.
De voorzieningenrechter concludeert dat ondanks dat de gevolgen van de sluiting voor verzoeker nog steeds groot zullen zijn, de burgemeester na afweging van alle belangen toch tot de woningsluiting heeft kunnen besluiten. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook wat is overwogen over de noodzaak van de sluiting.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoeker geen gelijk krijgt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2024.
de griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 14 oktober 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In zaken als de onderhavige is dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Op 1 augustus 2024 118,9 gram hennep en 2,2 gram hasj, op 8 augustus 2024 4 gram hennep en op 22 augustus 2024 1,3 gram hasj en 4,5 gram hennep.
3.Op 1 augustus 2024 68 gram amfetamine en 0,6 gram diverse pillen in zakje (xtc) en 3 gram crystal meth, op 8 augustus 2024 0,5 gram amfetamine en op 22 augustus 2024 425,3 gram amfetamine en 2 xtc pillen.