ECLI:NL:RBLIM:2024:720

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10884144 CV EXPL 24-396
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.H.J.G. Borger, en de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. Y. Kunze. De eiser vorderde ontruiming van de door de gedaagde gehuurde woning en betaling van een huurachterstand van € 2.800,00 over de maanden oktober 2023 tot en met januari 2024, alsook een gebruiksvergoeding en proceskosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet had betwist dat zij de huur over de genoemde maanden niet had betaald. De rechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand in ieder geval € 2.640,00 bedraagt, en dat de gedaagde in verzuim verkeert. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, die zijn begroot op € 1.200,41. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10884144 \ CV EXPL 24-396
Vonnis in kort geding van 15 februari 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. R.H.J.G. Borger,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde mr. Y. Kunze.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 1 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] en [naam 1] hebben met [eiser] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij per 1 april 2019 van [eiser] huren de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats 2] (productie 1 bij exploot van dagvaarding). Inmiddels is de relatie tussen [gedaagde] en [naam 1] beëindigd en is [naam 1] elders woonachtig. Gelet op het WhatsAppbericht van [naam 1] van 2 juni 2023 (productie 2 bij exploot van dagvaarding) beschouwt [eiser] [naam 1] niet meer als medehuurder.
2.2.
Op 8 december 2023 is er brand geweest in de door [gedaagde] gehuurde woning. [eiser] heeft aangifte bij de politie gedaan. Uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal blijkt uit de noot van de verbalisant dat [gedaagde] heeft verklaard dat zij de brand heeft gesticht (productie 5 bij exploot van dagvaarding).
2.3.
[gedaagde] verblijft thans in de penitentiaire inrichting [naam PI] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de woning en betaling van
€ 2.800,00 aan huurachterstand over de maanden oktober 2023 tot en met januari 2024, de gebruiksvergoeding vanaf 1 februari 2024 tot aan het tijdstip van ontruiming en contractuele rente, alsmede betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [gedaagde] bezwaren opgeworpen tegen de betekening van het exploot van dagvaarding, omdat [gedaagde] thans zou (moeten) zijn ingeschreven op het adres van de PI [naam PI] . Nog afgezien van het feit dat de gemachtigde namens [gedaagde] is verschenen en daarmee eventuele nietigheden van het exploot zijn gedekt, heeft de griffier van de rechtbank de Basisregistratie Personen (BRP) geraadpleegd en geconstateerd dat [gedaagde] nog steeds staat ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats 2] .
4.2.
De vraag of [eiser] voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die voor zover deze ziet op de gevorderde huurachterstand strekt tot betaling van een geldsom, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voorts geldt dat voor een toewijzing van een geldsom in kort geding slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, bij afweging van de belangen van partijen, aan toewijzing niet in de weg staat. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
4.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij de huur over de maanden oktober 2023 tot en met januari 2024 onbetaald heeft gelaten. Gelet op het verweer van [gedaagde] en bij gebreke van een nadere onderbouwing aan de zijde van [eiser] is niet komen vast te staan dat er sprake is geweest van een correcte aanzegging van de huurverhoging per oktober 2023 (van € 660,00 naar € 700,00 per maand). Bij de verdere beoordeling zal dan ook uitgegaan worden van een maandelijks verschuldigde huurprijs van € 660,00. Het vorenstaande brengt met zich dat voldoende aannemelijk is geworden dat er in ieder geval sprake is van een huurachterstand van € 2.640,00 (vier maanden x € 660,00). [gedaagde] heeft over een restitutierisico niets aangevoerd. [eiser] heeft daarmee spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering, die strekt tot betaling van de huurachterstand. Partijen zijn overeengekomen dat de huur bij vooruitbetaling (voor de eerste van de betreffende maand) verschuldigd is. Nu er een fatale termijn voor nakoming is overeengekomen, verkeert [gedaagde] door overschrijding daarvan ingevolge artikel 6:83 aanhef en sub a BW (zonder nadere ingebrekestelling) van rechtswege in verzuim.
4.4.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, brengt met zich dat de vordering ter zake de huurachterstand tot een bedrag van € 2.640,00 zal worden toegewezen. De gebruiksvergoeding vanaf 1 februari 2024 tot en met de dag van de ontruiming zal eveneens worden toegewezen. De gevorderde contractuele rente, die door het enkele betalingsverzuim verschuldigd wordt, ligt op de hierna in het dictum weergegeven wijze voor toewijzing gereed.
4.5.
Partijen zijn bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overeengekomen dat de door [gedaagde] gehuurde woonruimte binnen vier weken na de mondelinge behandeling of zoveel eerder vrijwillig ontruimd zal worden door mevrouw [naam 2] , een vriendin van [gedaagde] en aanwezig bij de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling de identiteit van mevrouw [naam 2] gecontroleerd en haar adresgegevens genoteerd. [eiser] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling de sleutels van de voor- en achterdeur van de door [gedaagde] gehuurde woning aan mevrouw [naam 2] overhandigd. Zodra mevrouw [naam 2] de door [gedaagde] gehuurde woning ontruimd heeft, zal zij deze sleutels op het kantoor van de gemachtigde van [eiser] inleveren en zal een bewijs van ontvangst van de sleutels worden verstrekt.
4.6.
Voor het geval partijen de afspraken over de vrijwillige ontruiming niet (tijdig en/of volledig) nakomen, oordeelt de kantonrechter dat de tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van haar verplichting om de huur steeds tijdig te betalen zo ernstig is, dat in voldoende mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden.
4.7.
Het ligt op de weg van [gedaagde] om bijzondere omstandigheden te stellen (en bij betwisting te bewijzen) die tot de conclusie kunnen leiden dat genoemde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of betekenis de (ontbinding en de daaraan verbonden) ontruiming niet rechtvaardigt. Zulke omstandigheden zijn niet gebleken. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] kunnen evenmin aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Deze komen voor haar risico. Nu het hoogst waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal worden besloten, ligt de gevorderde ontruiming voor toewijzing gereed. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op twee weken na betekening van het vonnis.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 138,41
- griffierecht € 248,00
- gemachtigde salaris €
814,00
Totaal € 1.200,41
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.
4.10.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Daarin ziet de kantonrechter aanleiding de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853, rov. 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met al het hare en de haren te verlaten, te ontruimen en onder afgifte der sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 2.640,00 € 2.640,00 aan huurachterstand over de maanden oktober 2023 tot en met januari 2024, vermeerderd met de contractuele rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de huurtermijnen zijnde de eerste dag van de maand waarop de huurtermijn betrekking heeft tot de dag van volledige betaling,
- € 660,00 € 660,00 per maand of een gedeelte daarvan aan huur of gebruiksvergoeding vanaf 1 februari 2024 en te betalen uiterlijk de eerste dag van de maand waarop de (huur)betaling betrekking heeft, tot aan de dag van de ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.200,41, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2024.
CJ