ECLI:NL:RBLIM:2024:656

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
03.268599.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en drugshandel met EncroChat-berichten als bewijs

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de productie en handel in verdovende middelen. De zaak, die zich afspeelt in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020, betreft de verdenking van het in vereniging bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs in Heerlen. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat, heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een stashlocatie waar een aanzienlijke hoeveelheid drugs werd aangetroffen, waaronder amfetamine en MDMA. De bewijsvoering was voornamelijk gebaseerd op EncroChat-berichten, die door de politie zijn geanalyseerd en die een duidelijk beeld gaven van de criminele activiteiten van de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de initiator of drijvende kracht achter de organisatie was, maar wel een uitvoerende rol vervulde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.268599.20
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 07 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1992,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 december 2023. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:het in vereniging bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren/aanwezig hebben van harddrugs te Heerlen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020;
Feit 2:het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 mei 2020 in Nederland.

3.Bespreking van de EncroChat-verweren

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, onder verwijzing naar de beslissing van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913), op het standpunt gesteld dat alle verweren ten aanzien van de Encrochat-data moeten worden verworpen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt zoals ingenomen door mr. B.G. Janssen in de zaak van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] en heeft zich ook aangesloten bij het standpunt van mr. R.B.M. Poppelaars zoals ingenomen in de zaak van [medeverdachte 6] . Nu het standpunt van mr. Poppelaars bestreken wordt door dat van mr. Janssen en laatstgenoemde de meestomvattende verweren heeft gevoerd, zal de rechtbank zich beperken tot een bespreking van de verweren van mr. Janssen .
Mr. Janssen heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van onderzoekshandelingen op Nederlands grondgebied ten behoeve van het gemeenschappelijk onderzoeksteam, zodat ingevolge artikel 5.2.2 Sv de interceptie van de Encrochat-data getoetst had moeten worden naar Nederlands recht. Frankrijk had op grond van artikel 31 van de EOB-richtlijn en artikel 5.4.18 Sv een kennisgeving naar Nederland moeten sturen. Nu dat niet is gebeurd kan de rechtmatigheid van de inzet op Nederlands grondgebied niet worden gecontroleerd en staat de onrechtmatigheid van die inzet vast. Daar komt bij dat het Franse onderzoek zich grotendeels richt op feiten die in Nederland niet strafbaar zijn en er ook niet is voldaan aan de criteria van artikel 126uba Sv, omdat er geen voldoende concrete verdenking bestond ten aanzien van de individuele gebruikers van de betreffende toestellen. Gezien het belang van het geschonden (Unierechtelijke) voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat wordt veroorzaakt - mede in aanmerking genomen dat de verdediging geen doeltreffende verweren kan voeren terwijl sprake is van een onderwerp waarvan rechters geen kennis hebben en de data een doorslaggevende invloed kunnen hebben op de beoordeling van de feiten - moeten de Encrochat-data worden uitgesloten van het bewijs. Daarenboven geldt dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het, aldus de verdediging, de rechtbank onjuist heeft voorgelicht over de locatie van het opsporingsonderzoek. De verdediging heeft daarnaast betoogd dat het openbaar ministerie misbruik heeft gemaakt van bevoegdheden door, zo begrijpt de rechtbank, te schipperen met bevoegdheden, hetgeen ook moet leiden tot bewijsuitsluiting. Tot slot voert de verdediging aan dat er aanwijzingen zijn dat de data niet betrouwbaar zijn, dat daar nader onderzoek naar gedaan moet worden, maar dat de rechtbank die onderzoeksplicht heeft genegeerd en derhalve artikel 6 EVRM schendt.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de verweren zoals verwoord door mr. Janssen is de rechtbank van oordeel dat bij de verkrijging van de Encrochat-data sprake geweest van opsporing in Frankrijk onder Franse verantwoording. De interceptie van die data heeft immers plaatsgevonden in het kader van een Frans opsporingsonderzoek, met toestemming van een Franse rechter, op basis van Frans recht, met behulp van een Franse interceptietool. De rechtmatigheid van dit Franse onderzoek staat niet ter beoordeling aan de Nederlandse rechter. Datzelfde geldt overigens indien de interceptie zou hebben plaatsgevonden in het kader van het optreden van het gezamenlijk onderzoeksteam. Ook dan geldt immers dat het nationale recht van de lidstaat waar een bevoegdheid wordt uitgeoefend leidend is en dat de bevoegdheid in dat geval wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten van de die lidstaat. Het gegeven dat in Frankrijk door de Franse autoriteiten interceptie van telecommunicatieverkeer heeft plaatsgevonden, terwijl (sommige) gebruikers van de betreffende dienst zich op Nederlands grondgebied bevonden, leidt niet tot een ander conclusie, zoals de Hoge Raad in rov. 7.4 van het arrest van 13 juni 2023 heeft overwogen. Voor zover het zo zou zijn dat de uitvoering van die interceptie met zich brengt dat een technisch hulpmiddel op de toestellen van de gebruikers in Nederland werd geïnstalleerd, doet ook dat niet aan het voorgaande af. Immers, alle voor de interceptie noodzakelijk door de autoriteiten uit te voeren handelingen vonden plaats in Frankrijk via de zich daar bevindende server, zodat ook in dat geval sprake is van Franse onderzoekshandelingen in Frankrijk. De Franse autoriteiten behoefden van de interceptie dus ook geen kennisgeving te doen aan de Nederlandse autoriteiten. Bovenstaande brengt met zich dat de rechtbank dient uit te gaan van de rechtmatigheid van de verkrijging van de Encrochat-data.
De door de Franse autoriteiten verstrekte gegevens kunnen door de Nederlandse autoriteiten vervolgens worden gebruikt in verdere onderzoeken, zoals de Hoge Raad in rov. 6.25 van zijn arrest van 13 juni 2023 heeft overwogen. Voor een dergelijk gebruik in een Nederlandse strafzaak is geen machtiging vereist, maar voor zover de rechter-commissaris die (onverplichte) machtiging wel heeft verstrekt en daarin voorwaarden heeft gesteld, is het openbaar ministerie daaraan gebonden. Dat de voorwaarden die door de rechter-commissaris aan de in het onderzoek 26Lemont gegeven machtiging zijn verbonden niet zijn nageleefd, is aan de rechtbank niet gebleken. Gezien bovenstaande slagen geen van de door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van de verkrijging, overdracht en het gebruik van de Encrochat-data, alsmede de verweren ten aanzien van de voorlichting door het openbaar ministerie over de locatie van het opsporingsonderzoek en de gebruikmaking door het openbaar ministerie van bevoegdheden. Ook het verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van de data slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Het NFI heeft de betrouwbaarheid van de verkregen data onderzocht en in orde bevonden. De verdediging heeft, naar het oordeel van de rechtbank, ook geen concrete aanwijzingen aangevoerd dat de data niet betrouwbaar zou zijn. Dat niet steeds alle door gebruikers uitgewisselde berichten zouden zijn verkregen, maakt niet – en zeker niet bij gebrek aan concrete op de zaak toegespitste aanwijzingen - dat de wel verkregen berichten onbetrouwbaar zouden zijn en voor het bewijs niet gebezigd zouden mogen worden.
De rechtbank merkt ten overvloede nog het volgende op: Ook als het zo is dat de Franse autoriteiten op grond van de EOB-richtlijn of enigerlei andere rechtsregel de Nederlandse autoriteiten in kennis hadden moeten stellen van de interceptie, dan geldt dat de door de verdediging gevoerde verweren falen. Immers, die kennisgeving strekt dan slechts tot bescherming van het belang van de soevereiniteit van het betrokken land dient en dus niet tot bescherming van de belangen van gebruikers van Encrochat. Maar ook als die kennisgeving het belang van die gebruikers wel zou beschermen, valt niet in te zien hoe die gebruikers door de daadwerkelijke gang van zaken in hun belangen zijn geschaad, nu immers Nederland wel op de hoogte was van de interceptie en door de Nederlandse rechter-commissaris ook een machtiging voor die interceptie is verstrekt. Daar komt bij dat het de Nederlandse rechter-commissaris bij toetsing van een kennisgeving op grond van de EOB-richtlijn niet is toegestaan de rechtmatigheid te beoordelen van de maatregelen die in de uitvoerende staat zijn genomen, zoals blijkt uit de conclusie van de advocaat-generaal bij het HvJEU waarnaar de verdediging verwijst.

4.De beoordeling van het bewijs

Inleiding onderzoek Asbroek
[adres 2] te Heerlen
Op 27 maart 2020 ontvangt de Politie in Heerlen een overlastmelding omtrent het adres [adres 2] te Heerlen. Vanuit deze woning zou mogelijk weed verkocht worden. Naar aanleiding van deze informatie werd een onderzoek ingesteld. Op 4 april 2020 werd aan de deur gegaan, werd de woning betreden en doorzocht. Tijdens deze doorzoeking ter inbeslagname werden meer dan 30 kilo verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen (het betrof hier diverse soorten XTC-pillen, flessen amfetamineolie, MDMA-kristallen, amfetaminepasta en hennep). Deze verdovende middelen lagen verspreid
over diverse ruimtes, waarbij een ruimte was ingericht voor de verwerking/productie en verpakking van de verdovende middelen. Diverse sporen werden veilig gesteld voor DNA-onderzoek. Het vermoeden bestond dat de bewoner [naam 1] zijn woning onder meer als stashlocatie beschikbaar stelde.
[adres 3] Maastricht
Op woensdag 15 april 2020 krijgt een politiepatrouille een melding om te gaan naar de [adres 3] te Maastricht, omdat een getuige – op basis van eigen waarnemingen, geur en geluid – het vermoeden had dat er een drugslab of een hennepkwekerij aanwezig was in de loods aangrenzend aan zijn bedrijfsruimte op voormeld adres. Ter plaatse werd door de politiepatrouille een lab voor synthetische drugs aangetroffen.
EncroChat-berichten
Vervolgens kwamen de EncroChat-berichten ter beschikking van de politie. Mede op grond van deze EncroChat-berichten werden door de politie acht personen aangemerkt als verdachte voor betrokkenheid bij een of beide adressen voornoemd, voor deelname aan een criminele organisatie en voor het produceren en verhandelen van harddrugs en het verhandelen van wiet.
Zaakdossiers en persoonsdossiers
De rechtbank heeft voor het bewijs acht geslagen op het algemeen dossier, de zaakdossiers, de verschillende persoonsdossiers en de 1ste aanvulling op het einddossier, doorgenummerd van pagina’s 1 tot en met 2808. [1]
4.1
Identificatie van de verdachten in onderzoek Asbroek
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van het ter beschikking gekomen berichtenverkeer in het onderzoek Asbroek. In Asbroek zijn chatberichten van EncroChat-accounts opgenomen. De rechtbank zal in dit deelhoofdstuk de identificaties van de verdachten in onderzoek Asbroek bespreken.
De rechtbank zal hierna bij de bespreking van de feiten telkens de accountnamen van de geïdentificeerde gebruikers, zoals die in EncroChat door hen worden gebezigd, weergeven.
4.1.1
[medeverdachte 1]
EncroChat-account [bijnaam 1]
[medeverdachte 1] is de zoon van [medeverdachte 2] . Uit analyse van de chatberichten blijkt dat [bijnaam 1] veelvuldig contact heeft met [bijnaam 2] , welk account wordt toegedicht aan zijn vader [medeverdachte 2] (waarover hieronder meer). Op 3 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 2] ‘haal jij die papiere op’, waarop [bijnaam 2] reageert ‘nee [naam 2] is ziek’. [2] [naam 2] is de dochter van [bijnaam 2] . Op 4 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 6] ‘als wat met mij zou zijn en me ouwe, [bijnaam 8] komt na jou toe, dan weet je dat nu goed, als nodig is, voor mij en ouwe’. [3] Met ouwe bedoelt [bijnaam 1] kennelijk zijn vader. Op 4 juni 2020 wordt [bijnaam 1] door [bijnaam 9] aangesproken met ‘ [medeverdachte 1] ’, waarop [bijnaam 1] ‘yo bro’ reageert. [4] Op 2 juni 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 10] op de vraag wie hij is, ‘zoon van [bijnaam 2] (
noot rechtbank: vermoedelijk moet hier staan ‘ [bijnaam 2] ’), Italiaan’. [5] [bijnaam 2] wordt in EncroChats veelvuldig ‘ [bijnaam 2] ’ genoemd. Hij heeft een paardenstaart. Voorts is [bijnaam 2] van Italiaanse komaf.
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam 1] .
4.1.2
[medeverdachte 2]
EncroChat-account [bijnaam 2]
Op 9 april 2020 stuurt [bijnaam 11] aan [bijnaam 2] ‘geef me effe je mobiel’, waarop [bijnaam 2] reageert met ‘ [telefoonnummer 1] ’. Dit telefoonnummer stond bij de politie onder de tap. Tijdens het afluisteren van deze telecommunicatie bleek dat dit telefoonnummer in gebruik was bij [medeverdachte 2] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] is vervolgens een telefoon gevonden, welke telefoon voorzien was van voornoemd telefoonnummer. [6] Op 11 april 2020 stuurt [bijnaam 2] aan [bijnaam 5] een foto. Verbalisant [naam 3] herkent op de foto de achtertuin van [bijnaam 2] aan de [adres 4] te Landgraaf. [naam 3] is op 22 september 2020 tijdens een doorzoeking in deze tuin geweest. [7]
Op basis van dit, alsmede op basis van hetgeen bij [medeverdachte 1] is overwogen over zijn chatcontacten met zijn vader, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam 2] .
4.1.3
[medeverdachte 3]
EncroChat-account [bijnaam 3]
Uit de persoonsgegevens van [medeverdachte 3] blijkt dat hij geboren is op [geboortedatum 2] 1985. De gebruiker van het EncroChat-account [bijnaam 3] ontvangt op [geboortedatum 2] 2020 van [bijnaam 12] , [bijnaam 13] , [bijnaam 14] en [bijnaam 15] felicitaties voor zijn verjaardag. Op de vraag ‘hoe oud ben je nu’ van [bijnaam 14] antwoordt [bijnaam 3] ‘nee 35 haha’. [8] Dit correspondeert met het geboortejaar van [medeverdachte 3] . Uit de EncroChats volgt voorts dat [bijnaam 3] vaak wordt aangesproken met de naam ‘lange’, bijvoorbeeld op 29 april 2020 door [bijnaam 16] . [9] Ook spreken anderen over ‘lange’ als ze het over [bijnaam 3] hebben. Zo vraagt [bijnaam 1] op 2 juni 2020 aan [bijnaam 17] ‘geef eens mail van lange heb m perongeluk verwijdert’, waarop [bijnaam 17] antwoordt met ‘ [bijnaam 3] , [medeverdachte 3] bedoel je toch?’. [10] Waarbij [medeverdachte 3] de initialen zijn van [medeverdachte 3] . Dat [medeverdachte 3] de bijnaam ‘lange’ heeft, volgt eveneens uit een tapgesprek van 16 oktober 2020 tussen hem en ene [naam 4] , waarbij [naam 4] vraagt ‘met wie’, waarop [medeverdachte 3] zegt ‘met die lange, met [medeverdachte 3] ’. [11]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam 3] .
4.1.4
[verdachte]
EncroChat-account [bijnaam verdachte]
Uit analyse van de historische mastgegevens die de PGP-telefoon (Imei-nummer:
[nummer] ) van [bijnaam verdachte] het meest aanstraalde, blijkt dat de PGP- telefoon veelal
aanstraalde op verschillende mastlocaties (Cell-ID's) waarvan het bereik straalt over de woonwijk [woonwijk] te Heerlen. Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] stond ingeschreven en verbleef in de woning gelegen aan de [adres 5] te Heerlen. Dit adres is gelegen binnen het bereik van bovengenoemde mastlocaties. [12] Uit analyse van chatberichten van [bijnaam verdachte] blijkt dat [bijnaam verdachte] op 16 april 2020 aan [bijnaam 2] een bericht stuurt met de mededeling dat zijn vrouw 29 jaar wordt om 00:00 uur. Uit het door de politie verrichte onderzoekt blijkt dat de – toenmalige – vriendin van [verdachte] , genaamd [naam 5] , is geboren op [geboortedatum 3] 1991. [13] In de EncroChats wordt [verdachte] voorts vaak aangesproken met ‘ [bijnaam verdachte] ’, of wordt vaak over ‘ [bijnaam verdachte] ’ gesproken tussen anderen, verwijzend naar de achternaam .
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam verdachte] .
4.1.5
[medeverdachte 4]
EncroChat-account [bijnaam 4]
Op 17 april 2020 in de ochtend stuurt [bijnaam 4] naar [bijnaam 18] ‘Gm pillen liggen in de geslote brievenbus’, waarop [bijnaam 18] stuurt ‘dank je wat ben je vroeg weg’, waarop [bijnaam 4] stuurt ‘ [bedrijf 1] ’. Ook stuurt [bijnaam 4] een foto mee waarop een werkbus van [bedrijf 1] te zien is. Op 23 mei 2020 stuurt [bijnaam 4] aan [bijnaam 5] ‘haha milieu onderzoek van mijn werk op onze lab locatie’. [14] In de woning van medeverdachte [medeverdachte 7] is een factuur van het bedrijf [bedrijf 1] aangetroffen, betreffende de [adres 3] Maastricht, drugsafval in loods, gedateerd 31 mei 2020. [15] Dat [medeverdachte 4] bij [bedrijf 1] heeft gewerkt, kan voorts worden afgeleid uit de website van het bedrijf, waar een foto van [medeverdachte 4] te zien is bij ‘medewerkers in beeld’.
In het dossier bevindt zich voorts een chatgesprek tussen [bijnaam 2] en [bijnaam 4] waaruit blijkt dat [bijnaam 2] airco’s wil. Op 4 april 2020 stuurt [bijnaam 4] naar [bijnaam 2] ‘gm vr. hun 2 zijnop de zaak voor die airco, [naam 6] en me schoonpa’. Op 8 april 2020 vraagt [bijnaam 4] aan [bijnaam 2] of het gelukt is met de airco’s, waarop [bijnaam 2] ‘ja maat’ antwoordt en voorts stuurt ‘Alleen die hebbenniemand wat komt [bijnaam 19] ’ en ‘Die gast komt zo kijken’. [bijnaam 4] reageert dan met ‘Wie, van [bedrijf 2] uit’. Uit onderzoek is gebleken dat [bedrijf 2] airco’s verkoopt en dat de eigenaar van [bedrijf 2] [naam 7] is. [naam 7] is de schoonvader van [medeverdachte 4] . [16]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam 4] .
4.1.6
[medeverdachte 5]
EncroChat-accounts [bijnaam 5] en [bijnaam 5]
Op basis van chatgesprekken komt naar voren dat de accounts [bijnaam 5] en [bijnaam 5] dezelfde gebruiker hebben, en dat het account [bijnaam 5] het opvolgende account is van het account [bijnaam 5] . De rechtbank leidt dit af uit de volgende chats:
2 april 2020:
[bijnaam 5] aan [bijnaam 6] : Ik moet nieuwe encro
[bijnaam 6] aan [bijnaam 5] : Heb ik wxtra bewaard voor je. Is de laatste
[bijnaam 5] aan [bijnaam 6] : [bijnaam 5] … kan dat
[bijnaam 6] aan [bijnaam 5] : Ga ik ff chekke
[bijnaam 5] aan [bijnaam 6] : Graag ingaan over 6 dagen
[bijnaam 6] aan [bijnaam 5] : zeker
8 april 2020:
[bijnaam 20] aan [bijnaam 5] : Kennen we mekaar
[bijnaam 5] aan [bijnaam 20] : Hey maat. Is me nieuwe encro. [bijnaam 5] . [17]
Vervolgens is de vraag aan de orde wie de gebruiker is van de accounts [bijnaam 5] en [bijnaam 5] . Op 21 april 2020 stuurt [bijnaam 5] aan [bijnaam 21] ‘ [bijnaam 22] ik heb nieuw nummer.. kun je ff doorgeven aan onze vriend, [telefoonnummer 2] . In het politiesysteem Blueview staat dit telefoonnummer gekoppeld aan [medeverdachte 5] . [18] Op 8 april 2020 stuurt [bijnaam 5] aan [bijnaam 4] ‘Ben 1600 euro pus tas plus sleutels en alle bankpasjes kwijt en niks gedaan gvd’ en ’ [bijnaam 22] hebben geprobeert in te breken vanacht’. Op 9 april 2020 stuurt [bijnaam 5] aan [bijnaam 4] ‘en [bijnaam 22] mijn tasje terug. Wel 600 eruit’. Uit de politiesystemen volgt dat [medeverdachte 5] op 8 april 2020 aangifte deed van diefstal van een tas. Eveneens volgt uit de politiesystemen dat de dader werd achterhaald, dat de tas werd teruggegeven maar dat er 600 euro ontbrak. [19] Dit komt aldus overeen met hetgeen [bijnaam 5] stuurt aan [bijnaam 4] .
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 5] de gebruiker was van de EncroChat-accounts [bijnaam 5] en [bijnaam 5] .
4.1.7
[medeverdachte 6]
EncroChat-account [bijnaam 6]
Aan de hand van het volgende, in samenhang bezien, overweegt de rechtbank dat zij, net als de politie, van oordeel is dat het zeer aannemelijk is dat [medeverdachte 6] een relatie heeft met [naam 8] . In de chatberichten van [bijnaam 6] wordt gesproken over deze vriendin, en ook over haar vader, zijnde de schoonvader van [medeverdachte 6] , te weten [naam 9] , in wiens auto [medeverdachte 6] eerder is aangetroffen door de politie. Op 11 april 2020 stuurt [bijnaam 23] aan [bijnaam 6] ‘Vr is [naam 8] al geweest’, verwijzend naar [naam 8] . [20] Op 4 juni 2020 stuurt [bijnaam 24] aan [bijnaam 6] ‘Die mail van je schoonvader pik, stuur me die eens ben ik kwijt’, waarop [bijnaam 6] antwoordt met ‘ [bijnaam 23] ’. [21]
Op 19 april 2020 stuurt [bijnaam 6] aan [bijnaam 25] ‘Sta bij praxis, witte auto, vw’ en op 1 juni 2020 stuurt [bijnaam 26] aan [bijnaam 6] ‘wat heb je voor auto’, waarop [bijnaam 6] antwoordt ‘opel rode’. Blijkens de Rijksdienst wegverkeer (RDW) stond een witte Volkswagen Polo sinds 9 december 2019 ten naam gesteld van [naam 8] . Deze Volkswagen Polo was eerder eigendom van de zus van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] had volgens de RDW tussen 4 april 2020 en 10 augustus 2020 eveneens een rode Opel Astra op zijn naam. [22] [bijnaam 6] stuurt op 2 mei 2020 aan [bijnaam 27] ‘jo [bijnaam 28] zit ff bij ene op bezoek’ en op 30 mei 2020 stuurt [bijnaam 6] aan [bijnaam 29] ‘ [adres 6] there is a parking’. [23] Hieruit volgt dat [bijnaam 6] zich vaker begeeft in het stadsdeel [gemeente] , en in de straat [adres 6] . In deze straat en dit stadsdeel woont de vriendin van [medeverdachte 6] . Op 28 mei 2020 stuurt [bijnaam 30] aan [bijnaam 6] ‘heb je al verzekerd’, waarop [bijnaam 6] antwoordt ‘platen morgen want overschrijven was beetje kut’. Uit informatie van de RDW volgt dat [medeverdachte 6] op 29 mei 2020 een Volkswagen Fox op zijn naam heeft staan, waarvan de datum eerste inschrijving verzekering 28 mei 2020 betreft. [24]
Op basis van al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van het EncroChat-account [bijnaam 6] .
4.1.8
Unieke gebruikers
De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat bovenvermelde accounts ook door een ander dan de geïdentificeerde gebruiker werden gebruikt.
Ten behoeve van de leesbaarheid zal de rechtbank de verdachte en diens medeverdachten telkens duiden met hun accountnamen van EncroChat.
4.1.9
[medeverdachte 7]
[bijnaam 7]
Uit analyse van EncroChat-berichten tussen [bijnaam 2] , [bijnaam 5] , [bijnaam 5] , [bijnaam 4] en [bijnaam 31] bleek dat zij regelmatig spraken over ‘ [bijnaam 7] ’:
Wanneer deze berichten worden geplaatst binnen de overige in het dossier aanwezige informatie over [medeverdachte 7] , komt de rechtbank tot het oordeel dat wanneer de EncroChat-gebruikers over ‘ [bijnaam 7] ’ spreken, ze daarmee [medeverdachte 7] bedoelden. Zo heeft [medeverdachte 7] tijdens zijn verhoor d.d. 3 juni 2020 verklaard dat hij woonachtig is op het adres [adres 7] te Maastricht, en dat zijn ex-partner woonachtig is op het adres [adres 8] te Maastricht. [25] Deze informatie komt overeen met de informatie die in de chats over het adres van [bijnaam 7] wordt gedeeld. Voorts heeft [medeverdachte 7] zich op 16 april 2020 bij de politie gemeld met het – naar later bleek verzonnen – verhaal dat hij de loods aan de [adres 3] onderverhuurde, waarbij hij ook een nep verhuurcontract heeft overgelegd en een niet bestaand telefoonnummer van deze verzonnen onderhuurder opgaf. [26] [medeverdachte 7] is vervolgens niet gearresteerd. Ook deze informatie komt overeen met de chats die [bijnaam 4] en [bijnaam 31] op 16, 17 en 20 april over en weer naar elkaar sturen over [bijnaam 7] . De bijnaam ‘ [bijnaam 7] ’ is voorts toepasselijk voor [medeverdachte 7] , nu [medeverdachte 7] is geboren in Groot-Brittannië, Brits burger is en Engels spreekt.
Op basis van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat met ‘ [bijnaam 7] ’ [medeverdachte 7] wordt bedoeld.
4.2
Het bewijs
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat, gelet op de rol die anderen bij dit feit hebben gespeeld, er geen sprake is van medeplegen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
4.2.3
[adres 2] te Heerlen; de bewijsmiddelen
[naam 10] , wonend aan de [adres 9] te Heerlen, deed op 27 maart 2020 bij de politie – verkort weergegeven – de volgende melding:
“op [adres 2] woont een jonge man (ca 30 jr), hij heeft een sociale beperking en in het verleden is er ook hulpverlening geweest, sinds enkele maanden constateren wij als bewoners dat er veel activiteit is in het appartement en er in en uit mensen lopen en 2 dezelfde buitenlandse hoofdpersonen die meerdere keren per week met grote shoppers naar binnen gaan (helaas kan ik maar 1 foto uploaden hier), ook stoppen er verschillende auto’s die appen in de auto en vervolgens naar binnen gaan. Nu iedereen veel thuis is merken wij dit op en heb ik gisteren de stoute schoenen aangetrokken en de auto die al 4x eerder deze week is geparkeerd, aangesproken: mag ik vragen wat jullie in en uit bij nr [huisnummer] doen? Ze begonnen wat zenuwachtig te lachen en zeiden wat denkt u zelf, ik zei prima dan zijn onze vermoedens juist , maar wil je toch even benoemen wat je er haalt, ja zei de jongen wij kopen er wiet.” [27] Bij deze melding voegde de meldster een negental foto’s. [28]
Verbalisanten [naam 11] en [naam 12] herkenden [verdachte] als een van de personen die te zien is op de foto’s van meldster [naam 10] . Op de foto’s is te zien dat deze persoon een zwarte jas van The North Face droeg, een zwarte Adidasbroek, zwarte Adidas schoenen en een blauwe plastic Ikea bigshopper bij zich had. Soortgelijke voorwerpen zijn tijdens een doorzoeking van de woning van [verdachte] , gelegen aan de [adres 5] te Heerlen, aldaar aangetroffen en gefotografeerd. [29]
Verbalisant [naam 3] relateert dat een van de personen op de door meldster [naam 10] gemaakte foto’s zeer sterke gelijkenis vertoont met [medeverdachte 1] . Op de foto is te zien dat deze persoon een paar blauw-, oranje- en witgekleurde Asics sportschoenen draagt. Tijdens een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 10] te Schinveld op 30 september 2020 werd een paar Asics sportschoenen in beslag genomen die qua samenstelling van kleur, model, patronen en zool overeen komen met de schoenen die de persoon op de foto draagt. [30] Tijdens deze zelfde doorzoeking werden twee dozen met daarin een grote hoeveelheid, naar het lijkt ongebruikte, transparante plastic flessen aangetroffen die qua vorm en kleur exact overeen komen met de plastic flessen waarin de amfetamine olie in de woning aan de [adres 2] te Heerlen werd aangetroffen. [31]
Naar aanleiding van voornoemde melding van [naam 10] is de politie op 4 april 2020 de woning aan de [adres 2] te Heerlen binnengetreden ter inbeslagneming van verdovende middelen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen werd daar het volgende aangetroffen [32] :
Woonkamer:
partij 1: 4,7 gram hennep;
partij 2: 45,8 gram hennep;
Keuken:
partij 3.1 t/m 3.6: 3243,5 gram amfetaminepasta. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat deze stoffen genoemd in partij 3.1 t/m partij 3.6 positief reageerden op de aanwezigheid van amfetamine. Één verpakking is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster amfetamine bevat. [33]
Kleine slaapkamer:
partij 4: 1225,5 gram bruto MDMA pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partij 4 positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA/XTC. Partij 4 is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster MDMA bevat. [34]
partij 5.1 t/m 5.8: 1183,2 gram bruto MDMA pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partijen 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 en 5.6 positief reageerden op de aanwezigheid van MDMA/XTC. Verpakkingen uit deze partij zijn bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat deze monsters MDMA bevatten. [35]
partij 6: 8 flessen met amfetamine olie, totaal gewicht 7067 gram bruto. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stoffen in deze partij 6 positief reageerden op de aanwezigheid van amfetamine. Vloeistof uit deze partij is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster amfetamine bevat. [36]
partij 7: 1 fles met amfetamine olie, totaal gewicht 1005 gram bruto. Vloeistof uit deze partij is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster amfetamine bevat. [37]
partij 8: 2 flessen met amfetamine olie, totaal gewicht 2004 gram bruto. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stoffen in deze partij 8 positief reageerden op de aanwezigheid van amfetamine. [38]
partij 9.1 t/m 9.3: 3719 gram MDMA kristallen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stoffen uit partijen 9.1, 9.2 en 9.3 positief reageerden op de aanwezigheid van MDMA/XTC. Één partij is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster MDMA bevat. [39]
partij 10: 395,5 gram bruto amfetamine, opschrift "puur pum ". Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof in deze partij positief reageerde op de aanwezigheid van amfetamine. Er is een monster genomen uit deze partij en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster amfetamine bevat. [40]
partij 11: 164,5 gram bruto amfetamine. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof in deze partij positief reageerde op de aanwezigheid van amfetamine. [41]
Grote slaapkamer:
partij 12: 1310 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partij 12 positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA/XTC. [42]
partij 13: 860 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partij 13 positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA/XTC. [43]
partij 14.1 t/m 14.4 3261 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stoffen uit partijen 14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 positief reageerden op de aanwezigheid van MDMA/XTC. Één partij is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster MDMA bevat. [44]
partij 15: 4078,5 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partij 15 positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA/XTC. [45]
Partij 16.1 t/m 16.6 4046,7 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stoffen uit partijen 16.1 t/m 16.6 positief reageerden op de aanwezigheid van MDMA/XTC. Één partij is bemonsterd en door NFiDent is vastgesteld dat dit monster MDMA bevat. [46]
partij 17: 2736 gram bruto XTC pillen. Bij een gehouden MMC kleur-reactietest bleek dat de stof uit partij 17 positief reageerde op de aanwezigheid van MDMA/XTC. [47]
Voorts werden in de kleine slaapkamer een weegschaal met poederresten en 2 vacumeer- en sealmachines aangetroffen alsmede maatbekers, emmers en mengkommen. In de grote slaapkamer werd een keukenmixer met poederresten in beslag genomen.
Een fles met amfetamine olie (partij 7) werd veilig gesteld voor DNA-onderzoek. Deze fles werd aangetroffen in een afgesloten kist in de kleine slaapkamer van de woning. De buitenzijde van de dop van de fles werd bemonsterd. [48] Op deze dop werd een DNA-mengprofiel aangetroffen, afkomstig van minimaal twee personen. Een van de aangetroffen DNA-profielen matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] met een frequentie van meer dan één miljard. [49]
In de grote slaapkamer werden gebruikte zwarte latexhandschoenen in beslag genomen voor DNA-onderzoek. De draagzijde van de handschoenen is bemonsterd. [50] Een epitheel-spoor dat op deze handschoenen is aangetroffen, matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. [51]
De bewoner van de woning aan de [adres 2] te Heerlen, [naam 1] , heeft tijdens diens verhoor d.d. 22 september 2020 verklaard dat de in zijn woning aangetroffen harddrugs niet van hem waren. [52]
De moeder van [naam 1] , te weten [naam 13] , is eveneens gehoord. Zij heeft – voor zover van belang – over de bij in de woning van [naam 1] aangetroffen harddrugs het volgende verklaard:
“Ik ging het gesprek aan met [naam 1] en hij vertelde mij hoe de inval in zijn werk was gegaan. Ik vroeg hem vervolgens hoe dit nu allemaal zat met de spullen welke bij hem waren
aangetroffen. Hij vertelde mij dat deze spullen door drie man naar hem thuis werden gebracht. [naam 1] zei tegen mij dat als de mannen bezig waren met de spullen dat hijzelf dan
in de woonkamer ging zitten of ging gamen. [naam 1] heeft aan mij aangeven dat hij de namen van de drie mannen nooit zou vertellen. Ik denk dat [naam 1] bang is voor hun.” [53]
De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 15 december 2023 het volgende verklaard:
Het klopt dat ik met tassen heb gesleept bij de [adres 2] te Heerlen. Ik was depressief en verslaafd. Ik dacht dat het wel kon. Ik verdiende er geen geld mee, maar ik kreeg er grammetjes cocaïne voor terug.
EncroChats
[bijnaam 1] schrijft op 5 april 2020 aan [bijnaam 12] “hen gister inval gehad in stashhouse, dus beter ff nie komen bij mij.” Op de vraag van [bijnaam 12] “door jou?” antwoordt [bijnaam 1] “nee tip of iets” en dat hij morgen naar advocaat gaat. Op de vraag of ze wat hebben gevonden antwoordt [bijnaam 1] “slechte zin heb ik weer, 50k pillen, olie, pastas, de hele reutemeteut”. [bijnaam 1] dacht eerst dat [bijnaam verdachte] er wat mee te maken had. Hij vindt het raar dat de eigenaar van de stash gewoon vrij is. Op de vraag of hij vaak in en uitgelopen is de laatste tijd of [bijnaam verdachte] , antwoordt [bijnaam 1] “Ik bem 2 dagen geleden daar geweest. Hen ik nog gepoetst. Zo kwam ik er bijna nooit. Alleen alles afwegen en zorge dat klaar stond”. [54]
Tussen 4 en 6 april 2020 chatten [bijnaam 1] en [bijnaam 2] ook met elkaar. [bijnaam 2] zegt dat ze maandag naar een advocaat gaan om hem te helpen. [bijnaam 2] zegt ook tegen [bijnaam 1] “rij met niks meer even he. Helemaal niks.” [bijnaam 1] zegt dat ze wel een slimme man zullen sturen naar hem dan, waarop [bijnaam 2] zegt “wel op onvermogen moet die maar doen voor ons, rooie heeft niks, doet die wel, moet niet nog meer geld kosten.”
[bijnaam 1] schrijft ”nu hopen dat nergens vinget afdrukken op stondem.” Nee zegt [bijnaam 2] “Van [bijnaam verdachte] misschien wel”. [bijnaam 1] zegt “sws alle spullen waar druhs inzat is mey handschoenen gedaan geworden”. “Jip”, zegt [bijnaam 2] . “Henne we t toch goed gedaan al die maanden, maar nu ook beter flats en alles vermijden”, zegt [bijnaam 1] . “Met zijn kut wiey, ik zei het altijd”, zegt [bijnaam 1] . [bijnaam 1] schrijft “moete hem wel verzorgen. Arme jong. Maar het is zijn eigen schuld. Heb altijd gewaarschuwd voor die geur”. [bijnaam 1] verstuurt aan [bijnaam 2] nog een foto van een bericht op limburger.nl dat ziet op de inval in de woning aan de [straat] . [55]
[bijnaam 1] vraagt op 4 april aan [bijnaam 3] “Kan je regelen dat ik dat achterlijk mannete zie nu”, waarop [bijnaam 3] antwoordt “Niet nu maat ben net thuis ben ko, heeft toch geen meerwaarde nu, of zeg je nu dat hij wat bij de wouten gezegd heeft?”. “nee” zegt [bijnaam 1] , “ik wil hem zeggen dat die moet oppassen wat die zegt met namen gebruiken”.
Op de vraag die [bijnaam 3] iets later stelt of ze veel gepakt hebben antwoordt [bijnaam 1] “50 k pillen, 15 a en die M van jou lag daar”. [56]
Op 5 april 2020 stuurt [bijnaam 2] naar [bijnaam verdachte] “maat. Wakker. Staat op L1. Hennip kwamen ze”, waarop [bijnaam verdachte] zegt “Echt waar. Dus niet eens door ons toedoen”. “Nee overlast stank wiet” antwoordt [bijnaam 2] . “Ja hij door t wiet roken” aldus [bijnaam verdachte] . “Maar laat maar nu belangrijker dat die mond houdt dan verzorgen we hem netjes” zegt [bijnaam 2] . “Doet hij maat” zegt [bijnaam verdachte] . “Morgen regel ok advocaat”, reageert [bijnaam 2] . “Hij wil goed maken bij jou” zegt [bijnaam verdachte] . “Bem niet boos alleen weer niet nodig was denk ik. Alles weer weg hoofdpijn” zegt [bijnaam 2] . “Snap k maat” zegt [bijnaam verdachte] . [57]
Op 5 april vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam verdachte] “Heb je die rooie. Neem hem mee na t bos”.
“Heb hem zo”, antwoordt [bijnaam verdachte] . [bijnaam 1] reageert “wat zei ik altijd maat, hou die ramen open, met ze roken.” [bijnaam verdachte] stuurt op 9 april 2020 naar [bijnaam 1] “Was met hem bij [advocaat] geweest”.
De politie relateert dan dat [naam 1] rood haar heeft en dat de advocaat van [naam 1] [advocaat] betreft. [58]
Op 6 april 2020 stuurt [bijnaam verdachte] naar [bijnaam 2] foto’s van de ID-kaart van [naam 1] en foto’s van het visitekaartje van de politieambtenaar die op 4 april 2020 het pand aan de [adres 2] te Heerlen betrad. [59]
Op 6 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 4] “Haddr weer bezoek”, waarop [bijnaam 4] vraagt “Wie? Politiw of wat?”, waarop [bijnaam 1] antwoordt “Ja. Laat niemsnd zien. N praat nie erover in auto aub. 50k pillen. Man van stashhuis gewoon vrijgelateb”. “Pfff ellende” antwoordt [bijnaam 4] . [60]
Handel in hard- en softdrugs in het kader van een criminele organisatie
De politie relateert dat uit analyse van de chatberichten volgt dat [bijnaam 2] in de periode van 26 maart 2020 t/m 8 juni 2020 in totaal 8836 chatberichten verstuurt en ontvangt die grotendeels gaan over betrokkenheid bij strafbare feiten, gerelateerd in de Opiumwet. Deze berichten bestaan grotendeels uit tekstberichten en een aantal foto's. [bijnaam 2] verstuurt en ontvangt chatberichten van een groot aantal verschillende Encrochat-gebruikers, hij handelt, aldus de politie, op grote schaal in zowel hard- en softdrugs op nationaal en internationaal niveau, hij neemt bestellingen van zowel hard- en softdrugs aan en onderhandelt over de prijzen. Er wordt gesproken over hoeveelheden, over transporten en leveringen en er wordt gesproken over soorten drugs en handelingen binnen het productieproces. [61] Een aantal voorbeelden:
Op 28 maart 2020 stuurt [bijnaam 2] aan [bijnaam 32] “wilde jebdie wiet nog”, waarop [bijnaam 32] antwoordt “ja maar ik ben over iurtje bij jou. Is het een probleem, ik geef je al 20.000, rest binnen 5 dagenb”. Op 28 maart 2020 vraagt [bijnaam 33] aan [bijnaam 2] “Geen a nodig?”. [bijnaam 2] antwoordt: “Wel kan 200 weg doen alleen die prijs maat kom ok ik niet mee weg”. “wat betaal jij dan”, zegt [bijnaam 33] , waarop [bijnaam 2] zegt “ik kan hier nog zo pakken voor 650”. [bijnaam 33] antwoordt dan “moe ik vragen of je ze voor 650 kan hebben dan?”. Op 2 april 2020 zegt [bijnaam 2] tegen [bijnaam 4] “maat kun je me 15 stekken regelen is voor me oom herft 2 lampjes hangen. Morgen. Kom ze wel halen”. Op 14 april 2020 stuurt [bijnaam 2] naar [bijnaam verdachte] “heb bomba sos moet ik wel 3200 voor hebbem zit niet veel winst op wel exhte kannone”. Op 4 mei 2020 vindt er een verrekening plaats tussen [bijnaam 2] en [bijnaam 3] . [bijnaam 2] zegt “ maat wat kreeg je nog. Had je keta dan verrekend”, waarop [bijnaam 3] antwoordt met “1240”. Op 5 juni 2020 vraagt [bijnaam 34] aan [bijnaam 2] “Wat haal je uit 1 liter A droog”, waarop [bijnaam 2] zegt “800/850 gram” en “15 uur doen dan achter ijstijd laat ik kleinenkomen mail ik je vanavond voor geld”. [62]
De politie relateert dat uit analyse van de chatberichten volgt dat [bijnaam 1] in de periode van 29 maart 2020 t/m 12 juni 2020 in totaal 8982 chatberichten verstuurt en ontvangt die grotendeels gaan over betrokkenheid bij strafbare feiten, gerelateerd in de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Deze berichten bestaan grotendeels uit tekstberichten en een aantal foto’s.
[bijnaam 1] verstuurt en ontvangt chatberichten van een groot aantal verschillende
Encrochat-gebruikers. Ook blijkt dat [bijnaam 1] op grote schaal handelt in zowel hard- en softdrugs, dat hij bestellingen van zowel hard- en softdrugs aanneemt en onderhandelt over de prijzen, dat hij handelt in wapens, dat er wordt gesproken over hoeveelheden, wijze van wegen en tellen, dat er wordt gesproken over transporten en leveringen en dat er wordt gesproken over soorten drugs en handelingen binnen het productieproces. [63] Een aantal voorbeelden:
Op 3 april 2020 vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam verdachte] “kan je morge naar den bosch”, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt “hoe laat maat”, “hoor ik zo” zegt [bijnaam 1] . Ook zegt [bijnaam 1] “kan je me niet ff 3 min tesyertje pakken. Voor pillen. Ik wil daar niet omhoog gaan. Iemand moet veel pillen hebben”, “ok” antwoordt [bijnaam verdachte] . [64] Op 4 juni 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 35] “hey maat alles gked. Doebje wat met blokke”, waarop [bijnaam 35] antwoordt “nee maat kom ik niet mee weg”, waarop [bijnaam 1] nog stuurt “ok heb morge olie 650”. Op 2 april 2020 vraagt [bijnaam 36] aan [bijnaam 1] “heb je geen am”, waarop [bijnaam 1] antwoordt “woensdag pas weer. Ben zelf aan zoeken elende”. Op 3 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 37] “broer heb js transport voor wiet na duits 30-40 per week 10 per x na leverkussen en dortmund”. Op 4 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 32] “maat heb hele mooie wiet. Mooi groen. 2 stuks maar. Heb ney 1 verkochy”. Op 24 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 36] “maat ik heb nog 1 kilo van die ice van toen maar klein wil je die voor leuke prijs hebben”, waarop [bijnaam 36] antwoordt “nee nee dat was echt rotzooi. Heb 5 kilo terug gekregeb”. Op 22 april 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 38] “heb volgende week 12 stuks amm. Kanonne. Ik kan je die gunne als je alles pakt. Hou ik ze voor jou an de kant”. Op 6 april 2020 stuurt [bijnaam 4] aan [bijnaam 1] “ik ben onw na je ouwe die stekjes brengen en kastje halem”, waarop [bijnaam 1] antwoordt “ok ik kom ook wel eve”. Op 7 april 2020 stuurt [bijnaam 4] aan [bijnaam 1] “Ey vr ik heb hele mooie 3 kilo amnesia. Is van me vadwr”, waarop [bijnaam 1] antwoordt met “doe me die”. Op 8 april 2020 vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 4] “heb je nof wiey. Kon jij nog hasj krijgen maat. En wat kost die”. Een dag later vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 4] “maat heb je methanol. Of ian je krijgen. Moet pastas maken”. Op 11 juni 2020 vraagt [bijnaam 39] aan [bijnaam 1] “en keta wil die staafjes”, waarop [bijnaam 1] antwoordt “kn ik krijge”. Op 19 mei 2020 vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 17] “Maayken je ons geen plek regelen waar we way spullen kunne stashen. Pilletjes, coke, olie en wat speed en maatbekers”. [bijnaam 17] antwoordt “ga even nadenken. Moet je een huis? Of waar al iemand woont”, waarop [bijnaam 1] zegt “ja gewoon stashplek”. Op 12 juni 2020 stuurt [bijnaam 1] aan [bijnaam 40] “hb j 180 ers”, “nee vriend” zegt [bijnaam 40] . “200 wel”, vraagt [bijnaam 1] dan. “ja” antwoordt [bijnaam 40] , “phillip plein grijs, clown roze. En dubbele kleur barca paars/blauw, rolex zilver/goud” zegt [bijnaam 40] . [bijnaam 1] zegt dan “regel me paar monstwrs aub zijn mensen van den haag die sturen die naar turkije. Komen morge om tepratwn. Pakke veel. Doe van alles ff als kan. Ik heb van alle stempeltjes paar nodig”. [65]
De politie relateert dat uit analyse van de chatberichten volgt dat [bijnaam verdachte] chatberichten verstuurt en ontvangt die grotendeels gaan over betrokkenheid bij strafbare feiten, gerelateerd in de Opiumwet. Ook blijkt volgens de politie uit deze analyse dat het zeer aannemelijk is dat wanneer andere EncroChat-accounts spreken over “ [bijnaam verdachte] ”, [bijnaam verdachte] wordt bedoeld. [bijnaam verdachte] krijgt kennelijk verzoeken voor (opdracht tot) transporten van [bijnaam 5] en [bijnaam 2] , ook naar België.
Er wordt gesproken over hoeveelheden en prijzen van vermoedelijk synthetische drugs dan
wel stoffen die gebruikt worden in het proces van vervaardiging synthetische drugs. Ook wordt er gesproken over soorten drugs en handelingen binnen het productieproces. [66] Een aantal voorbeelden:
Op 3 april 2020 vraagt [bijnaam 5] aan [bijnaam verdachte] “wanneer kan jij weer rijden???”, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt “meld me morgen [bijnaam 22] ”. Op 4 april 2020 vraagt [bijnaam 2] aan [bijnaam verdachte] “maat neem je straks grote weegschaal mee”. [bijnaam verdachte] vraagt “heb je mis even wat geld voor me?”, waarop [bijnaam 2] antwoordt “ik geef je geld van rijen wel al voor morgen”, waarop [bijnaam verdachte] antwoordt “is goes. Moet ik naar jou komen?”. [bijnaam 2] zegt dan “neem me allesan even mee als kan is bij me moeder half1 ok”. [bijnaam verdachte] zegt dan “doe ik totnzo”. [bijnaam 2] stuurt dan nog “kan vol met 25/lit opbweegschaal moet rond 25.7”. Op 8 april 2020 vraagt [bijnaam 2] aan [bijnaam 5] “had je a al klaar”, waarop [bijnaam 5] antwoordt “nee geen A klaar [bijnaam 22] . Laat je weten meteen. Maar ff over rijde. Ik geef [bijnaam verdachte] sleutel box”. Op 10 april 2020 stuurt [bijnaam verdachte] aan [bijnaam 2] “onze vriend meld zoch. [bijnaam 41] . Prijs voor 15 hij komt naarbhier”. [bijnaam 2] reageert: “hmmm zeg 900. Geef ik jouw zo wat”. Op 22 april 2020 stuurt [bijnaam 2] naar [bijnaam 1] “ik stuur [bijnaam verdachte] morgen vroeg meta halen heeft brief gemaakt van zieken huis op zijn naam van belgie”. [67] Op 19 mei 2020 vraagt [bijnaam 2] of [bijnaam verdachte] iets weet van zwavel en hebben ze het over sos. Op 29 mei 2020 geeft [bijnaam 6] dan aan [bijnaam 1] door: “ [bijnaam verdachte] is vandaag verlopen”. [68]
De politie relateert dat uit analyse van de chatberichten van [bijnaam 4] onder andere volgt dat hij handelt in grondstoffen voor synthetische drugs. Ook volgt, volgens de politie, uit chats dat [bijnaam 4] handelt in hennep(stekken). Een aantal voorbeelden:
Op 11 april 2020 vraagt [bijnaam 42] aan [bijnaam 4] “Hey maat.. Ik hoor van [naam 14] dat jij eventueel interesse had in die meta, mono en waterstof”, waarop [bijnaam 4] antwoordt “hoeveel van alles en prijs. Vraag eebs”. [bijnaam 42] antwoordt dan: “1750 liter meta voor 5€ de liter en 33 waterstofflessen voor 850€ de fles en nog 2 mono flessen voor 6500€”. “Ga vragen” antwoordt [bijnaam 4] vervolgens. Op 4 april 2020 vraagt [bijnaam 4] aan [bijnaam 43] “Ey vraagje, zon koeler, op zon ketel. Hoe weet je hoe dat je genoeg water heb voor te
koelen? Nou ene heefft 15 lit watee perminuut. Enkoeler van 1.5 meter. Is daar rekensom voor ofzo”. Op 28 april 2020 vraagt [bijnaam 44] aan [bijnaam 4] “heb je nog schijven. 10000”. “Moet vrageb” antwoordt [bijnaam 4] . Even later stuurt [bijnaam 4] aan [bijnaam 44] “Ja pp zilver, groene clown , albert hein en die 2 kleuren. En 350 mg ook”. Op 17 april 2020 vraagt [bijnaam 45] aan [bijnaam 4] “Vr kan je aan 10.000 schijven komen. Welke en welke prijs”. [bijnaam 4] antwoordt: “ja zeker vr. 200 mg kost 20. cent. 280 voor 25.”. op 7 juni 2020 vraagt [bijnaam 46] aan [bijnaam 4] “Hi vriend hoe gaat t. Nog niet gestard met draaien”, waarop [bijnaam 4] antwoordt “Gm vr. ja zouden 15 juni op locatie kunne belgie/ ivm gesloten grenzen. Deze week horen we hoe en wat”. Op 8 mei 2020 stuurt [bijnaam 4] naar [bijnaam 47] “Ey interesse in een 3 kleur tikker. Weegt 2300 kilo”, waarop [bijnaam 47] vraagt “kost dat ding”. [bijnaam 4] antwoordt dan “Origineel 3ton+. Maar kost mij en vriend 60”. [69] Op 30 maart 2020 vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 4] “maat heb je die wiet nog. Moer 2 kilo. Door die duitser”, waarop [bijnaam 4] antwoordt “ja zeker die 2.3 kilo. Voor die vent wat bij je ouwe was”. [70] Op 2 april vraagt [bijnaam 2] aan [bijnaam 4] “maat kun je me 15 stekken regelen is voor me oom”, waarop [bijnaam 4] zegt “ja zeker”, waarop [bijnaam 2] antwoordt “kom ze wel halen”. Op diezelfde dag vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 4] “vriend heb je 2 kilo mooie amm?”. Op 6 april 2020 stuurt [bijnaam 4] aan [bijnaam 1] “ik ben onw na je ouwe die stekjes brengen en kastje halem”. Op 7 april 2020 stuurt [bijnaam 4] naar [bijnaam 1] “Ey vr ik heb hele mooie 3 kilo amnesia. Is van me vadwr”, “doe me die” antwoordt [bijnaam 1] . Op 4 juni 2020 stuurt [bijnaam 1] naar [bijnaam 4] “heb je die kilo nog maat”, waarop [bijnaam 4] vraagt “welke kilo? Die am van toen. Ja heb ik nog. Moet je hebbe?”. [71]
De politie relateert dat uit een analyse van de chatberichten van [bijnaam 5] / [bijnaam 5] volgt dat hij in de periode van 26 maart 2020 t/m 12 juni 2020 in totaal 11.814 chatberichten heeft verstuurd en ontvangen die volgens de politie grotendeels gaan over betrokkenheid bij strafbare feiten, gerelateerd in de Opiumwet, met name de productie van synthetische drugs. De chatberichten bestaan grotendeels uit tekstberichten en een aantal foto's. Er worden chatberichten verstuurd en ontvangen van een groot aantal verscheidene EncroChat-gebruikers. Er wordt gesproken over hoeveelheden en prijzen, over locaties, soorten drugs, stoffen en handelingen binnen het productieproces van synthetische drugs. Een aantal voorbeelden:
Op 12 april 2020 stuurt [bijnaam 5] naar [bijnaam 4] “2100 zout. 600 mier. 500 for. Wanneer kan dat???”. [bijnaam 4] zegt “ga vragen nou. Voor hoeveel is dat kilo ap”, waarop [bijnaam 5] antwoordt “800”. Op 17 april 2020 stuurt [bijnaam 17] aan [bijnaam 5] “Die van die boerderij in montfort valt af Man wil alleen planten vind straf voor olie te hoor. Maasyricht ben ik.nog wachten op reactie die jongen wat regelt is altijd zo traag met alles. Maarwat ik je laatst zei die man wat loodsen in branband heeft kunnen we volgende week samen heen en kijken of
er iets bij is wat we kunnen gebruiken”, waarop [bijnaam 5] antwoordt “en voor starten kunnen we bouw huis?? Of niet? Moet dat ff weten omdat ik wat moet zeggen tegen plek van vanmiddag snapte”. Op 24 mei 2020 vraagt [bijnaam 5] aan [bijnaam 6] “Kun jij ice uithalen. Kun jij keta krijgen??” waarop [bijnaam 6] zegt “ja ice kan ik krijgen. Keta moet ik ff na vragen”. Op 7 juni 2020 zegt [bijnaam 5] tegen [bijnaam 31] “ja [bijnaam 22] we moeten nog ff 10 dagen poelten. En dan hoop ik frisse start op top locatie. Niemand heeft in de gate daar”. [72]
4.2.4
Het oordeel van de rechtbank; de bewijsoverwegingen
De rechtbank merkt allereerst op dat uit de EncroChat-berichten, in samenhang bezien met de overige opgenomen bewijsmiddelen, evident volgt dat het leidende onderwerp in de chats tussen alle verdachten Opiumwet-gerelateerd is. De rechtbank gaat, net als de politie, uit van de volgende betekenissen van de door de EncroChat-gebruikers gehanteerde termen en afkortingen in hun chatgesprekken:
Feit 1: het in vereniging bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/ vervoeren/aanwezig hebben van harddrugs te Heerlen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020:
De rechtbank constateert dat getuige [naam 10] op 27 maart 2020 meldt dat er al enkele maanden veel activiteit is in de woning op het adres [adres 2] te Heerlen. Er lopen mensen in en uit en er stoppen verschillende auto’s bij de woning, waarna de inzittenden appen en vervolgens de woning naar binnen gaan. Op 4 april 2020 treedt de politie de woning binnen en treft een grote hoeveelheid harddrugs aan. Deze aangetroffen hoeveelheid harddrugs is opgesomd in de tenlastelegging onder feit 1. Ook treft de politie een weegschaal met poederresten aan, 2 vacumeer- en sealmachines, maatbekers, emmers, mengkommen en een keukenmixer met poederresten aan.
De rechtbank concludeert aan de hand van de bewijsmiddelen dat de woning aan de [adres 2] te Heerlen in gebruik was als stashlocatie van – met name – harddrugs. Tevens werden er in de woning drugs bewerkt en/verwerkt, gelet op de aangetroffen voorwerpen voornoemd.
De betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde. Uit de EncroChat-berichten zoals opgenomen in de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de woning aan de [adres 2] te Heerlen de stashplek was van [bijnaam 2] en [bijnaam 1] , en dat ook [bijnaam verdachte] en [bijnaam 3] daar een rol bij hadden.
De verdachte, [bijnaam verdachte] , is door verbalisanten [naam 11] en [naam 12] herkend op een door meldster [naam 10] gemaakte foto bij het adres [adres 2] te Heerlen. De kleding die [bijnaam verdachte] op die foto aan heeft, is later tijdens een doorzoeking in zijn woning aangetroffen, evenals de bigshopper die hij op de foto vast heeft. De verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 15 december 2023 ook bekend tassen te hebben gedragen van en naar de stashlocatie aan de [adres 2] , in ruil voor het krijgen van cocaïne voor eigen gebruik. Over zijn verdere rol heeft de verdachte geen verklaring afgelegd. Uit de EncroChats leidt de rechtbank af dat de rol van [bijnaam verdachte] verder ging dan het dragen van tassen in en uit de stashlocatie. [bijnaam verdachte] staat kennelijk in contact met [naam 1] , zijnde de bewoner van de [adres 2] te Heerlen. Zo weet [bijnaam verdachte] tegen [bijnaam 2] te vertellen dat [naam 1] zijn mond zal houden tegen de politie. Voorts is [bijnaam verdachte] na de ontdekking van de stashlocatie samen met [naam 1] naar een advocaat geweest. Ook beschikt [bijnaam verdachte] over foto’s van de ID-kaart van [naam 1] en over foto’s van het visitekaartje van de politieambtenaar die op 4 april 2020 het pand aan de [adres 2] te Heerlen betrad.
Pleegperiode
Op basis van de melding van [naam 10] op 27 maart 2020, te weten “dat er al enkele maanden veel activiteit is in de woning op het adres [adres 2] te Heerlen”, in samenhang bezien met de chat tussen [bijnaam 1] en [bijnaam 2] tussen 4 en 6 april 2020, te weten “Henne we t toch goed gedaan al die maanden”, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het bereiden/bewerken/verwerken/verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren/aanwezig hebben van harddrugs te Heerlen.
Feit 2: het deelnemen aan een criminele organisatie gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 mei 2020 in Nederland:
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, een organisatie die zich specifiek bezig houdt met verdovende middelen. Dit betreft een lex specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 11b Opiumwet is in essentie dezelfde toets noodzakelijk aan de (juridische) kaders die gelden bij artikel 140 Sr.
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de verdachte aan die organisatie heeft deelgenomen.
Er dient sprake te zijn van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat iemand, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt en/of bekend moet zijn geweest met alle anderen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is geweest.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet (voorwaardelijk opzet is dus niet voldoende), dat de organisatie het plegen van misdrijven (in dit geval drugsgerelateerde misdrijven) tot oogmerk heeft.
Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Volgt uit de bewijsvoering dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. Indien daarentegen uit de bewijsvoering slechts volgt dat de verdachte voor deelnemers van een criminele organisatie hand- en spandiensten heeft verricht zonder dat daaruit kan worden afgeleid dat hij daarbij handelde in de wetenschap dat de organisatie het plegen van, in dit geval drugsgerelateerde, misdrijven tot oogmerk had, dan staat daarmee niet vast dat de verdachte in zijn algemeenheid wist dat die organisatie bedoeld oogmerk had en levert het handelen van de verdachte geen deelneming aan die criminele organisatie op.
Samenwerkingsverband
Gelet op de bewijsmiddelen en al hetgeen hiervoor reeds is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juni 2020 (datum uit de lucht gaan EncroChat-server) deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet.
[bijnaam 2] ( [medeverdachte 2] ), [bijnaam 1] ( [medeverdachte 1] ), [bijnaam 5] / [bijnaam 5] ( [medeverdachte 5] ), [bijnaam 4] ( [medeverdachte 4] ) en [bijnaam verdachte] ( [verdachte] ) vormden een nauw crimineel samenwerkingsverband. Er is continu contact tussen de verdachten. Deze contacten zien op de stashlocatie op de [adres 2] te Heerlen en op de lab locatie aan de [adres 3] te Maastricht. Ze sturen foto’s naar elkaar van het lab, foto’s van de productie, foto’s van papieren die [naam 1] en [medeverdachte 7] hebben ontvangen van politie en gemeente. Ze houden elkaar op de hoogte van de voortgang van het productieproces, ze zorgen er met elkaar voor dat er voldoende grondstoffen worden aangeleverd voor het lab en ze maken daarbij ook gebruik van elkaars contacten buiten het samenwerkingsverband om. De samenwerking tussen de deelnemers stopt ook niet na respectievelijk de inval op de stashlocatie en de inval in het lab. De samenwerking duurt ook daarna voort. Ze regelen advocaten voor [naam 1] en [medeverdachte 7] en ze zorgen ervoor dat [naam 1] zwijgt. Ook overstijgt de samenwerking voornoemde twee locaties. Uit de chatberichten volgt dat de deelnemers ook actief op zoek zijn naar andere locaties om hun druggerelateerde werkzaamheden voort te zetten, ze ruilen grondstoffen uit en ze handelen in drugs en in grondstoffen voor drugs.
Duurzaam karakter
Het samenwerkingsverband tussen de verdachten had naar het oordeel van de rechtbank ook een duurzaam karakter. Dit blijkt onder meer uit de intensiteit van de contacten in de periode van ruim zes maanden en de inhoud van de Encrochat-gesprekken. De inhoud van de gesprekken duidt niet op een eenmalig of incidenteel contact.
Rolverdeling
De rechtbank ziet [medeverdachte 2] , oftewel: [bijnaam 2] , als de leider van de organisatie. [medeverdachte 2] levert een grote intellectuele bijdrage aan de organisatie. Hij is – vooral op afstand – intensief betrokken bij zowel de [adres 2] als de [adres 3] . Hij is betrokken bij de aanvoer van grondstoffen voor de productie van synthetische drugs zodat hij ook een materiële bijdrage levert aan de organisatie. Ook is hij afnemer van de grondstoffen die zijn eigen organisatie produceert. [medeverdachte 2] is vraagbaak voor de overige leden van de organisatie, alsmede voor personen van buiten de organisatie. Hij wordt geraadpleegd als er vragen zijn over het productieproces en hij regelt chauffeurs. [medeverdachte 2] zorgt er ook voor dat de bewoner van de stashlocatie alsmede de huurder van de loods van het lab een advocaat krijgen. Ten slotte coacht hij de overige leden van de organisatie.
[medeverdachte 1] , oftewel: [bijnaam 1] , staat hiërarchisch gezien in de organisatie iets onder zijn vader [naam 15] , maar heeft ook een sturende rol binnen de organisatie. Ook [medeverdachte 1] wordt geraadpleegd met allerhande vragen over amfetamineproductie. Hij geeft ook opdrachten aan [bijnaam verdachte] en [bijnaam 3] . Zo vraagt hij [bijnaam verdachte] of hij naar Den Bosch kan rijden “voor pillen”. Ook vraagt hij [bijnaam verdachte] om [naam 1] mee naar het bos te nemen. Aan [bijnaam 3] vraagt hij “kan je regelen dat ik dat achterlijk mannetje zie nu”. Ook regelt [medeverdachte 1] het EncroChat-account van [bijnaam verdachte] .
De rechtbank ziet [medeverdachte 5] , oftewel: [bijnaam 5] / [bijnaam 5] , en [medeverdachte 4] : oftewel [bijnaam 4] als de coördinatoren van het drugslab aan de [adres 3] . Zij regelen de grondstoffen, zijn contactpersoon van de kok en de huurder en hebben kennis van het productieproces.
[verdachte] , oftewel: [bijnaam verdachte] is de chauffeur van de organisatie. Hij wordt met name door [bijnaam 2] en [bijnaam 1] aangestuurd, maar hij rijdt ook voor [bijnaam 5] / [bijnaam 5] . Hij verricht chauffeursdiensten ten behoeve van het brengen/ophalen van drugs, maar ook van geld en andere druggerelateerde goederen zoals weegschalen en testers. Daarnaast was [bijnaam verdachte] betrokken bij de stashlocatie aan de [adres 2] te Heerlen. Bij die stashlocatie is hij niet alleen herkend als iemand die daar kwam met gevulde tassen, maar hij is ook degene die na de inval er mede voor zorgt dat [naam 1] in de invloedssfeer van de overige betrokkenen blijft door met hem te spreken en met hem naar een advocaat te gaan.
Wetenschap van de verdachte van het oogmerk van de organisatie
Uit alle EncroChats leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de organisatie waar hij deel van uitmaakte tot oogmerk had het produceren en verhandelen van harddrugs.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het samenwerkingsverband als een organisatie kan worden aangemerkt met een gestructureerd en duurzaam karakter met als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet, te weten de productie van synthetische drugs. De bijdrage die alle verdachten leverden is naar het oordeel van de rechtbank ook van voldoende intensiteit en duur om hen aan te merken als deelnemer van de organisatie. Het bewijs van het opzet van de verdachten, zowel op de deelname aan de organisatie als op het oogmerk van de organisatie, volgt reeds uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen over de rol van de verdachten is overwogen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
op 4 april 2020 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- 3243,5 gram amfetaminepasta en
- 1225,5 gram MDMA (tabletten) en
- 1183,2 gram MDMA (tabletten) en
- 7067 gram amfetamineolie (flessen) en
- 1005 amfetamineolie (fles) en
- 2004 gram amfetamineolie (flessen) en
- 3719 gram MDMA (kristallen) en
- 395,5 gram amfetamine en
- 164,5 gram amfetamine en
- 1310 gram MDMA (tabletten) en
- 860 gram MDMA (tabletten) en
- 3261 gram MDMA (tabletten) en
- 4078,5 gram MDMA (tabletten) en
- 4046,7 gram MDMA (tabletten) en
- 2736 gram MDMA (tabletten),
zijnde amfetamine en/of MDMA, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst;
feit 2:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 mei 2020 in de gemeenten Landgraaf en Heerlen en Maastricht, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer) [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven, als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid en 10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk:
- het aanwezig hebben en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en
-het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht op het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en
- het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid en 10a, eerste lid van de Opiumwet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Als de rechtbank al een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte wil opleggen, pleit de raadsman ervoor om het onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf de duur van het reeds ondergane voorarrest niet te laten overstijgen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de feiten
De verdachte is betrokken geweest bij een stashlocatie voor verdovende middelen. Een feit dat bezien moet worden in het licht van zijn deelname aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van Opiumwetdelicten. Ten behoeve van die organisatie was hij ook chauffeur.
Het is algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs, dat voornoemde drugs kunnen leiden tot een lichamelijke of geestelijke verslaving en dat verslaafde gebruikers misdrijven plegen om aan geld te komen om in hun verslaving te kunnen voorzien. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat de criminelen die zich bezig houden met de productie van en handel in synthetische drugs daarmee grote winsten maken en hun belangen vaak beschermen met geweld en bedreiging met geweld. Gelet op de omvang van de productie en de duur van de productie door leden van de criminele organisatie gepleegd, alsmede van de handel zoals uit het dossier is gebleken moeten er grote sommen geld zijn verdiend.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte. De verdachte is zowel in Nederland als België eerder veroordeeld voor Opiumwetfeiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte er echter niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Naar de rechtbank begrijpt was zijn verslaving daar mede debet aan; door het plegen van de feiten kon hij in zijn behoefte aan verdovende middelen voorzien. De verdachte heeft ter zitting verantwoordelijkheid genomen en te kennen gegeven zijn leven nu een andere wending te willen geven en zich voortaan verre te willen houden van dit soort praktijken. Hij heeft daartoe ook concrete stappen gezet op het gebied van werk en financiën. Zijn relatie vormt daarbij een factor die voor de nodige stabiliteit zorgt.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt over de vraag of de redelijke termijn al dan niet geschonden is in deze zaak ambtshalve als volgt.
De redelijke termijn is voor de verdachte aangevangen op de dag van zijn inverzekeringstelling op 26 oktober 2020.
Aan de hand van het beoordelingskader dat door de Hoge Raad is geformuleerd in zijn arrest van 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
  • in deze zaak worden acht verdachten vervolgd, wier strafzaken nagenoeg gelijktijdig werden behandeld;
  • er is na de regiezitting op 21 mei 2021 op verzoek van de raadslieden een tweede regiezitting gevolgd. Deze heeft plaatsgevonden op 16 november 2021. In dat kader zijn meerdere zeer uitvoerige verzoeken gedaan en vele bijlagen overgelegd;
  • de inhoudelijke behandeling van de strafzaken was gepland vanaf 1 november 2022, tijdens welke zitting door vrijwel alle raadslieden een verzoek om aanhouding van de strafzaak is gedaan onder meer vanwege de beantwoording van prejudiciële vragen over de rechtmatigheid van Encrochat-berichten als bewijs. Na de aanvang van de inhoudelijke behandeling hebben de raadslieden hun verzoek om aanhouding toegelicht, eerdere onderzoekswensen herhaald en nieuwe onderzoekswensen toegevoegd. Na afwijzing vooralsnog van de onderzoekswensen hebben zij de rechtbank gewraakt. Daarop is het onderzoek geschorst;
  • rekening houdende met de verhinderdata van de raadslieden kon de wrakingskamer de wrakingsverzoeken op 19 januari 2023 behandelen en heeft zij op 9 februari 2023 de wrakingsverzoeken ongegrond verklaard;
  • daarop zijn op 13 maart 2023 de verhinderdata opgevraagd van de raadslieden voor de periode 28 augustus tot en met 15 december 2023;
  • gelet op die verhinderdata was er geen mogelijkheid om de inhoudelijke behandeling te hervatten in de betreffende periode. Door de behandeling van de strafzaken niet gelijktijdig maar achtereenvolgens te plannen gedurende drie weken vanaf 6 december 2023, kon de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak worden hervat op 6 december 2023;
  • het onderzoek is gesloten op 24 januari 2024.
De rechtbank is op grond van deze omstandigheden van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden gelet op de gelijktijdige berechting van zaken tegen zeven medeverdachten, de uitvoerige verzoeken door de verdediging die vertraging in de afdoening van de zaak hebben veroorzaakt en de voortvarende planning van de hervatting van het onderzoek na afronding van de wrakingsprocedure.
De op te leggen straf
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank legt een lichtere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank oplegt, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De verdachte behoorde wel tot de criminele organisatie, maar hij was niet de initiator of drijvende kracht achter de organisatie. De verdachte had een uitvoerende rol en werd door anderen aangestuurd. Met het opleggen van een deels voorwaardelijke straf wil de rechtbank de verdachte de kans geven aan te tonen dat het hem ernst is met het zich terugtrekken uit het criminele milieu.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet geen aanleiding om ter beteugeling van het recidivegevaar de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, en 11b van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.3 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. W. Loof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Wenders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 07 februari 2024.
Buiten staat
Mr. Loof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 4 april 2020
in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ( ongeveer) 3243,5 gram amfetaminepasta en/of
- ( ongeveer) 1225,5 gram MDMA (tabletten voorzien van Joker-logo)
en/of
- ( ongeveer) 1183,2 gram MDMA (diverse tabletten) en/of
- ( ongeveer) 7076 gram amfetamineolie (zes flessen) en/of
- ( ongeveer) 1005 amfetamineolie (een fles) en/of
- ( ongeveer) 2004 gram amfetamineolie (twee flessen) en/of
- ( ongeveer) 3719 gram MDMA (kristallen) en/of
- ( ongeveer) 395,5 gram amfetamineolie en/of
- ( ongeveer) 164,5 gram amfetamine en/of
- ( ongeveer) 1310 gram MDMA (tabletten voorzien van Mithubishi-logo)
en/of
- ( ongeveer) 860 gram MDMA (tablettten voorzien van kroon-logo) en/of
- ( ongeveer) 3261 gram MDMA (tabletten voorzien van Netflix-logo)
en/of
- ( ongeveer) 4078,5 gram MDMA (tabletten voorzien van Joker-logo)
en/of
- ( ongeveer) 4046,7 gram MDMA (tabletten voorzien van AH-logo) en/of
- ( ongeveer) 2736 gram MDMA (tabletten voorzien van farao-logo),
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en)
bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde MDMA en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 29 mei 2020
in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een
samenwerkingsverband van natuurlijke
personen, te weten
(onder meer) [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 5]
en/of [medeverdachte 7] ,
welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van één of meer
misdrij(f)(ven), als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en/of
10a eerste lid van de Opiumwet, namelijk:
- het aanwezig hebben en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of
verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of
vervoeren
en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van
Nederland
brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst
I, danwel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
en/of
-het verrichten van voorbereidings- of bevorderingshandelingen gericht
op het
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen
en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of
binnen
en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een)
middel(en) als
bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen
krachtens
artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet en/of
- het in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van (een) middel(en) als bedoeld op de bij
de
Opiumwet behorende lijst II en/of
- van het (van grote hoeveelheden) binnen en/of buiten het grondgebied
van
Nederland brengen van (een) middel(en) als bedoeld op de bij de
Opiumwet
behorende lijst II
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond D
Opiumwet )

Voetnoten

1.Eind proces-verbaal, onderzoeksnummer LB2R020069 Asbroek, doorgenummerd van pagina’s 1 tot en met 2808.
2.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam 1] , p. 45 van de doornummering.
3.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam 1] , p. 42 van de doornummering.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 van de doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend identificatie [bijnaam 1] , p. 49 van de doornummering.
6.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling vaststelling identiteit [bijnaam 2] , p. 200 van de doornummering.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 198-199 van de doornummering.
8.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 489-490 van de doornummering.
9.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 490 van de doornummering.
10.Proces-verbaal van bevindingen analyse EncroChat [bijnaam 1] , p. 78 van de doornummering.
11.Proces-verbaal van bevindingen aanvullend pv identificatie EncroChat [medeverdachte 3] , p. 491 van de doornummering.
12.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling pv LB2R020069-73B, p. 673-674 van de doornummering.
13.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam verdachte] , p. 671-672 van de doornummering.
14.Proces-verbaal van bevindingen identificatie gebruiker [bijnaam 4] , p. 802-803 van de doornummering.
15.Proces-verbaal van bevindingen factuur [bedrijf 1] , p. 822-823 van de doornummering.
16.Proces-verbaal van bevindingen identificatie gebruiker [bijnaam 4] , p. 803-804 van de doornummering.
17.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 5] / [bijnaam 5] , p. 1099-1100 van de doornummering.
18.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 5] / [bijnaam 5] , p. 1101 van de doornummering.
19.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 5] / [bijnaam 5] , p. 1101-1102 van de doornummering.
20.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 6] , p. 1235 van de doornummering.
21.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 6] , p. 1235 van de doornummering.
22.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 6] , p. 1236 van de doornummering.
23.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 6] , p. 1236-1237 van de doornummering.
24.Proces-verbaal van bevindingen identificatie [bijnaam 6] , p. 1236-1237 van de doornummering.
25.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] , p. 976-977 van de doornummering.
26.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 7] , p. 970-971 van de doornummering.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2020, p. 1504 van de doornummering.
28.Fotomap, p. 1507-1512 van de doornummering.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2020, p. 1662-1668 van de doornummering.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020, p. 1654-1657 van de doornummering.
31.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 oktober 2020, p. 1658-1661 van de doornummering.
32.Proces-verbaal van bevindingend.d. 19 april 2020, p. 1518-1523 van de doornummering.
33.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1561-1562, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2481-2483 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1600 van de doornummering.
34.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1567, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2488 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1603 van de doornummering.
35.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1567-1568, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2530-2531 en de rapporten NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1606 t/m 16011 van de doornummering.
36.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1562, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2530 en 2535 en het rapport NFiDent d.d. 11 mei 2020, p. 1613 van de doornummering.
37.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1563, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2503 en het rapport NFiDent d.d. 11 mei 2020, p. 1613 van de doornummering.
38.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1563, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2531
39.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1569, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2531 en 2532 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1602 van de doornummering.
40.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1564, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2532 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1601 van de doornummering.
41.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1564-1565, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2511.
42.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1570, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2532.
43.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1571, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2515.
44.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1572, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2517-2519 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1605 van de doornummering.
45.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1573, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2520.
46.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1574, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2522-2525 en het rapport NFiDent d.d. 16 april 2020, p. 1604 van de doornummering.
47.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 1575, in samenhang bezien met de kennisgeving van inbeslagneming op p. 2526.
48.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 1621-1622 van de doornummering.
49.NFI rapport d.d. 30 april 2020, p. 1647 van de doornummering.
50.Proces-verbaal van vooronderzoek lab, p. 1624 van de doornummering.
51.NFI rapport d.d. 30 april 2020, p. 1643 van de doornummering.
52.Proces-verbaal van verhoor [naam 1] d.d. 22 september 2020, p. 366-371 van de doornummering.
53.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 13] d.d. 22 september 2020, p. 374-375 van de doornummering.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1652-1653 van de doornummering.
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28-31 van de doornummering.
56.Proces-verbaal van verdenking, p. 423 van de doornummering.
57.Proces-verbaal van verdenking, p. 668 van de doornummering.
58.Proces-verbaal van verdenking, p. 669 van de doornummering.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 31 van de doornummering.
60.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33 van de doornummering.
61.Proces-verbaal van bevindingen, p. 183 van de doornummering.
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 201-206 van de doornummering.
63.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69 van de doornummering.
64.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43 van de doornummering.
65.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-85 van de doornummering.
66.Proces-verbaal van bevindingen, p. 675-676 van de doornummering.
67.Proces-verbaal van bevindingen, p. 676-678 van de doornummering.
68.Proces-verbaal van bevindingen, p. 680 van de doornummering.
69.Proces-verbaal van bevindingen, p. 814-819 van de doornummering.
70.Proces-verbaal van bevindingen, p. 864 van de doornummering.
71.Proces-verbaal van bevindingen, p. 864-865 van de doornummering.
72.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1113-1118 van de doornummering.